Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
de moeder,
de GI.
de pleegouders.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schriftelijke aanwijzing van 13 april 2017, die de contacten tussen de moeder en haar minderjarige dochter beperkte. De moeder had verzocht om deze aanwijzing vervallen te verklaren, omdat zij van mening was dat de aanwijzing niet voldeed aan de wettelijke eisen en dat zij niet in voldoende mate haar zienswijze had kunnen geven. Het hof oordeelde dat de schriftelijke aanwijzing niet zorgvuldig tot stand was gekomen en onvoldoende was gemotiveerd. Het hof stelde vast dat de GI de moeder niet adequaat had geïnformeerd over de voorgenomen beperking van de contacten en dat de moeder niet in de gelegenheid was gesteld om haar zienswijze kenbaar te maken. Het hof vernietigde de bestreden beschikking van de kinderrechter en verklaarde de schriftelijke aanwijzing vervallen. Tevens bepaalde het hof dat er op 9 april 2018 een begeleid contactmoment tussen de moeder en de minderjarige zou plaatsvinden, waarbij de huidige gecertificeerde instelling, het Leger des Heils, verantwoordelijk zou zijn voor de verdere regeling. Het hof benadrukte dat de belangen van de minderjarige voorop staan en dat er voldoende tijd en gelegenheid moet worden gegeven aan de gecertificeerde instelling om een nieuwe regeling op te stellen.