ECLI:NL:GHARL:2018:2764

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
23 maart 2018
Zaaknummer
21-001926-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Gelderland inzake overval op snackbar met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 24 maart 2015. De verdachte is beschuldigd van een gewapende overval op een snackbar in Zevenaar op 26 april 2013, waarbij hij samen met anderen een geldbedrag van ongeveer 537 euro heeft gestolen. De overval werd gekenmerkt door geweld en bedreiging, waarbij de slachtoffers met wapens werden bedreigd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld. De bewezenverklaring omvatte diefstal met geweld en afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op de slachtoffers en de omstandigheden van de verdachte, waaronder het tijdsverloop sinds het delict en zijn eerdere strafblad. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die de slachtoffers hebben geleden door de overval.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001926-15
Uitspraak d.d.: 6 maart 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 24 maart 2015 met parketnummer 05-720187-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1991] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.H.J. Willemsen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een enigszins andere bewezenverklaring, een andere kwalificatie, een andere strafoplegging en een andere beslissing ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 1] komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 april 2013 te Zevenaar,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 537 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] (en/of Snackbar ' [naam snackbar] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-
met bivakmuts op en/of met bedekte kleding die snackbar is binnengegaan en/of
-
aan die [slachtoffer] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] de woorden heeft toegevoegd: "Overval, dit is een overval" en/of "Geld, geld, geld" en/of
-
op de toonbank en/of balie is gesprongen en/of
-
een taser, althans een daarop gelijkend voorwerp heeft getoond en/of
-
een mes, althans een daarop gelijkend voorwerp heeft getoond en/of dicht(bij) de keel van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of
-
die [benadeelde 3] tegen het lichaam heeft geduwd;
en/of
hij op of omstreeks 26 april 2013 te Zevenaar,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] , heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 537 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] (en/of Snackbar ' [naam snackbar] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of diens mededader(s)
-
met bivakmuts op en/of met bedekte kleding die snackbar is/zijn binnengegaan en/of
-
aan die [slachtoffer] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Overval, dit is een overval" en/of "Geld, geld, geld" en/of
-
op de toonbank en/of balie is/zijn gesprongen en/of
-
een taser, althans een daarop gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en/of
-
een mes, althans een daarop gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en/of dicht(bij) de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of
-
die [benadeelde 3] tegen het lichaam heeft/hebben geduwd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks26 april 2013 te Zevenaar,
tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 537 euro,in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 2](en/of Snackbar ' [naam snackbar]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/ofvergezelden/of gevolgdvangeweld en/ofbedreiging met geweld tegen [slachtoffer]en/of [benadeelde 1]en/of[benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/ofgemakkelijk te makenen/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en)dat verdachte tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen,
-
met bivakmuts open/of met bedekte kledingdie snackbar is binnengegaan en/of
-
aan die [slachtoffer]en/of [benadeelde 1]en/of[benadeelde 3] de woorden heeft toegevoegd: "Overval, dit is een overval" en/of"Geld, geld, geld" en/of
-
op de toonbank en/of balie is gesprongen en/of
-
een taser,althans een daarop gelijkend voorwerpheeft getoond en/of
-
een mes,althans een daarop gelijkend voorwerpheeft getoonden/of dicht(bij) de keel van die [slachtoffer] gehouden en/of
-
die [benadeelde 3] tegen het lichaam heeft geduwd;
en/of
hij opof omstreeks26 april 2013 te Zevenaar,
tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een)ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen doorgeweld en/ofbedreiging met geweld[slachtoffer] en/of [benadeelde 1] en/of[benadeelde 3] , heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 537 euro,in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde 2](en/of Snackbar ' [naam snackbar]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond(en)dat verdachte en/of diens mededader(s)
-
met bivakmuts open/of met bedekte kledingdie snackbaris/zijn binnengegaan en/of
-
aan die [slachtoffer]en/of [benadeelde 1]en/of[benadeelde 3] de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Overval, dit is een overval" en/of"Geld, geld, geld" en/of
-
op de toonbank en/of balie is/zijn gesprongen en/of
-
een taser,althans een daarop gelijkend voorwerpheeft/hebbengetoond en/of
-
een mes,althans een daarop gelijkend voorwerpheeft/hebbengetoonden/of dicht(bij) de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of
-
die [benadeelde 3] tegen het lichaam heeft/hebben geduwd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
De voortgezette handeling van
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- de navolgende omstandigheden.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een overval op een snackbar, waarbij een medewerker en een klant met wapens zijn bedreigd. De ervaring leert dat dergelijke overvallen langdurige traumatische gevolgen kunnen hebben voor degenen die daarmee worden geconfronteerd en leiden tot gevoelens van onveiligheid en onzekerheid in het dagelijkse leven. Voorts versterken dergelijke overvallen het algemene gevoel van onveiligheid in de samenleving.
Het hof is van oordeel dat de door verdachte gepleegde overval een zeer ernstig feit betreft, waarvoor -ook vanuit het oogpunt van generale preventie- een forse vrijheidsbenemende straf opgelegd dient te worden. Bij de strafbepaling heeft het hof de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten in aanmerking genomen. Volgens die oriëntatiepunten is voor een overval op een winkel in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend.
Het hof heeft bij de strafbepaling als strafverzwarende omstandigheden - die ertoe leiden dat het hof komt tot een langere duur van de op te leggen gevangenisstraf - meegenomen dat sprake was van meerdere daders, dat het ging om een geplande overval waarbij van te voren afspraken zijn gemaakt en dat gebruik is gemaakt van bivakmutsen en wapens.
Als strafverminderende omstandigheden - die ertoe leiden dat het hof een (groot) deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm zal opleggen - heeft het hof meegewogen dat verdachte zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de daaraan gestelde voorwaarden heeft gehouden en (langdurig) een enkelband heeft gedragen. Ook heeft het hof in dit verband rekening gehouden met het tijdsverloop sinds het tenlastegelegde en de omstandigheid dat verdachte nooit eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat hij sinds het plegen van het feit geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Daarnaast heeft het hof bij de strafbepaling gelet op het tijdsverloop in hoger beroep. Verdachte is op 30 maart 2015 in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland. Op 11 november 2016 stond de zaak voor de eerste maal op zitting in hoger beroep, waarbij de zaak op verzoek van de verdediging is aangehouden. Pas op 20 februari 2018 is de zaak voor de tweede maal op zitting behandeld en het hof zal arrest wijzen op 6 maart 2018. Er zijn geen omstandigheden die een dergelijke lange duur van de behandeling in hoger beroep rechtvaardigen.
Het hof is van oordeel dat gelet op het tijdsverloop in hoger beroep sprake is van een schending van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag van de rechten van de mens (EVRM), welke bepaling ertoe strekt de berechting binnen een redelijke termijn te waarborgen. Het hof zal bij de strafoplegging met deze schending van genoemde verdragsbepaling als na te melden rekening houden.
Alles afwegende acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan verbonden de in het rapport van 16 februari 2018 door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden in de vorm van reclasseringstoezicht en een meldplicht, passend en geboden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM zal het hof in het onderhavige geval volstaan met oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een meldplicht, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.088,47, bestaande uit € 88,47 aan materiële en € 1.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 838,47 - waarvan € 750,-- aan immateriële schadevergoeding - , te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade zoals gevorderd heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering integraal zal worden toegewezen, met inbegrip van de wettelijke rente. Over de materiële schade zal de rente ingaan op een datum gelegen in (ongeveer) het midden van de periode waarin die (periodieke) schade is ontstaan.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt het hof dat sprake is geweest van een gewapende overval. Ook de benadeelde partij was – buiten het zicht van de overvallers – als medewerkster in het cafétaria aanwezig. Zij heeft, zoals blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring, doodsangsten uitgestaan, omdat zij vreesde door de gewapende overvallers te zijn gezien of te worden ontdekt. Onder deze omstandigheden is naar het hof sprake van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ van de benadeelde partij zoals bedoeld in art. 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek, omdat de gewapende overval een ernstige inbreuk op haar persoonlijke integriteit heeft meegebracht. In een dergelijk geval is niet vereist dat geestelijk letsel (in de zin van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld) is aangetoond (daargelaten dat uit de overgelegde stukken zou kunnen afgeleid dat dergelijk letsel door de overval wel degelijk is ontstaan en is bestreden met EMDR-behandelingen). Er is, hoe dan ook, in dit geval een wettelijke grondslag aanwezig voor de toekenning van immateriële schadevergoeding. Het hiertegen gevoerde verweer wordt verworpen.
Met betrekking van de hoogte van het smartengeld acht het hof, gelet op hetgeen inmiddels over de aard en de ernst van de (nog steeds voortdurende) gevolgen van het bewezenverklaarde feit bekend is en gelet op de aard van de aansprakelijkheid, in het licht van de bedragen aan immateriële schadevergoeding die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, toekenning van het gevorderde bedrag van € 1.000,-- billijk.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.000,-- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente.
De grondslag voor het toekenning van immateriële schadevergoeding is aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zoals bedoeld in art. 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Weliswaar blijkt niet van ‘geestelijk letsel’ - in de hiervóór uiteengezette zin - maar de benadeelde partij heeft zich door (onder andere) de bedreiging met het mes zeer ernstig angstig gevoeld en voor zijn leven gevreesd. De gewapende overval vormde een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij.
Met betrekking van de hoogte van het smartengeld acht het hof, gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de aard en ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, in het licht van de bedragen aan immateriële schadevergoeding die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, toekenning van het gevorderde bedrag van € 1.000,-- billijk.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.636,20, waarvan € 136,20 aan materiële schade en € 1.500,-- wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 136,20, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente.
De benadeelde partij is zelf niet aanwezig geweest bij de overval. Weliswaar is de zaak van de benadeelde partij (opnieuw) doelwit van een gewelddadig vermogensdelict, met alle (ook voor de benadeelde partij emotionele) gevolgen van dien, maar niet kan worden gezegd dat zich hier één van de limitatief in art. 6:106 van het Burgerlijk Wetboek opgesomde gevallen voordoet die aanspraak biedt op immateriële schadevergoeding. Nu voor dit deel van de vordering geen wettelijke grondslag bestaat, zal deze in zoverre worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de materiële schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 56, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

  • dat verdachte zich gedurende de proeftijd stelt onder toezicht van Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen door of namens deze instelling te geven;
  • dat verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het arrest meldt bij Reclassering Nederland, en zich gedurende de proeftijd blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang zij dat nodig acht.
Geeft deze instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.088,47 (duizend achtentachtig euro en zevenenveertig cent) bestaande uit € 88,47 (achtentachtig euro en zevenenveertig cent) materiële schade en € 1.000,- (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
8 juni 2013 en van de immateriële schade op 26 april 2013.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.088,47 (duizend achtentachtig euro en zevenenveertig cent) bestaande uit € 88,47 (achtentachtig euro en zevenenveertig cent) materiële schade en € 1.000,- (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
8 juni 2013 en van de immateriële schade op 26 april 2013.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,- (duizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 26 april 2013.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.000,- (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 26 april 2013.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 136,20 (honderdzesendertig euro en twintig cent) ter zake van materiële schade,waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 26 april 2013.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 136,20 (honderdzesendertig euro en twintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 26 april 2013.
Aldus gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. R.H. Koning en mr. C.M.E. Lagarde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 6 maart 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 6 maart 2018.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. D.J. de Jong, advocaat-generaal,
mr. J. de Jong, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.