In deze zaak gaat het om een verzoek tot machtiging voor beneficiaire aanvaarding van een nalatenschap. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.C.J. Coumou, heeft de nalatenschap van zijn moeder, erflaatster, aangevraagd. Erflaatster overleed op [overlijdensdatum] en had geen testament. De verzoeker heeft de nalatenschap verworpen, maar de andere erfgenamen hebben deze beneficiair aanvaard. De nalatenschap bevatte een schuld aan het zorgkantoor, Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V., van € 125.538,92. De verzoeker heeft de kantonrechter verzocht om hem te machtigen tot beneficiaire aanvaarding of om hem te ontheffen van de verplichting om de schuld te voldoen. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, waarop de verzoeker in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof vastgesteld dat de verzoeker geen verklaring van zuivere aanvaarding heeft afgelegd en dat hij niet tijdig heeft gereageerd op de beneficiaire aanvaarding door zijn mede-erfgenamen. Het hof concludeert dat de verzoeker geacht wordt de nalatenschap beneficiair te hebben aanvaard, ondanks zijn verklaring van verwerping. Het hof oordeelt dat de verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoeken, omdat hij niet aan de voorwaarden voor beneficiaire aanvaarding voldeed. De bestreden beschikking van de kantonrechter wordt vernietigd en de verzoeker wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.