Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM – LEEUWARDEN
9 januari 2018
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Overwegingen
5.Proceskosten
6.Beslissing
9 januari 2018.
binnen zes wekenna de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) en de vraag of deze in mindering komt op het belastbaar inkomen uit werk en woning. De belanghebbende, geboren in 1921, ontving in de jaren 2011 tot en met 2014 AOW-, pensioen- en lijfrente-uitkeringen. De inspecteur van de Belastingdienst had aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, waartegen de belanghebbende in beroep ging. De rechtbank Gelderland verklaarde de beroepen ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde.
De kern van het geschil was of de door de belanghebbende betaalde inkomensafhankelijke bijdrage Zvw in mindering kan worden gebracht op het belastbaar inkomen. De belanghebbende betoogde dat deze bijdrage niet tot de grondslag voor de heffing IB/PVV behoort en dat het ontbreken van aftrekmogelijkheden leidt tot ongerechtvaardigde ongelijke behandeling van gepensioneerden ten opzichte van werknemers. De inspecteur was van mening dat de bijdrage wel tot het belastbaar inkomen behoort.
Het Hof oordeelde dat de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw niet aftrekbaar is van het belastbaar inkomen. Het Hof stelde vast dat de wetgever een verschil heeft gemaakt tussen de behandeling van inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking en inkomsten uit vroegere arbeid, en dat dit verschil niet leidt tot een ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Het hoger beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De proceskosten werden niet toegewezen.