ECLI:NL:GHARL:2018:2605

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
17/00628
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag forensenbelasting voor gemeubileerde vakantiewoning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland over een aanslag forensenbelasting van € 417,07 voor het jaar 2015. De heffingsambtenaar van de Gemeentebelastingen Amstelland had deze aanslag opgelegd, omdat belanghebbende een gemeubileerde vakantiewoning bezat en deze gedurende meer dan 90 dagen ter beschikking had gesteld zonder dat hij in de gemeente De Ronde Venen stond ingeschreven. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar en later ook door de rechtbank.

Tijdens de zitting op 7 maart 2018 heeft het Hof de argumenten van belanghebbende gehoord. Hij stelde dat de aanslag onterecht was, omdat hij ingeschreven stond in de Basis Registratie Personen (BRP) van de gemeente De Ronde Venen. Het Hof oordeelde echter dat de inschrijving in de BRP niet in de weg stond aan de oplegging van de aanslag, aangezien de relevante wetgeving bepaalt dat forensenbelasting kan worden geheven van personen die meer dan 90 dagen in een belastingjaar een gemeubileerde woning ter beschikking hebben zonder hoofdverblijf in de gemeente.

Het Hof concludeerde dat de aanslag terecht was opgelegd en verwierp ook het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel, omdat hij niet had aangetoond dat hij schade had geleden door de toelichting op het aanslagbiljet. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 20 maart 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 17/00628
uitspraakdatum: 20 maart 2018
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 26 april 2017, nummer UTR 16/5555, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan
de Gemeentebelastingen Amstelland(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende over het jaar 2015 een aanslag forensenbelasting opgelegd van € 417,07.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is sinds 2009 eigenaar van een gemeubileerde (vakantie)woning aan de [a-straat 1] te [Z] (hierna: de vakantiewoning).
2.2.
Belanghebbende staat met ingang van 11 september 2015 ingeschreven in de Basis Registratie Personen (hierna: BRP) van de gemeente De Ronde Venen.
2.3.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 30 april 2016 een aanslag forensenbelasting aan belanghebbende opgelegd voor het jaar 2015. In de toelichting aan de achterzijde van het aanslagbiljet staat voor zover van belang:

Wie worden aangeslagen voor de forensenbelasting?
Degene die de beschikking heeft over een gemeubileerde woning, een chalet, stacaravan of tuinhuisje, die niet in de gemeente De Ronde Venen staat ingeschreven. Het is dus niet nodig dat er daadwerkelijk gebruik van wordt gebruikt. Indien het verblijf voor 90 dagen of meer ter beschikking staat, is forensenbelasting verschuldigd.”

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de aanslag forensenbelasting terecht aan belanghebbende is opgelegd.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Op grond van artikel 223, eerste lid, Gemeentewet kan elke gemeente een forensenbelasting heffen van natuurlijke personen die er, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, gedurende het belastingjaar meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.
4.2.
De gemeente De Ronde Venen heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door het vaststellen van de Verordening op de heffing en de invordering van de forensenbelasting 2015 (hierna: de Verordening). In artikel 2, eerste lid, Verordening is bepaald dat onder de naam ‘forensenbelasting’ een directe belasting wordt geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. In artikel 2, tweede lid, Verordening is bepaald dat naar de omstandigheden wordt beoordeeld of iemand hoofdverblijf heeft in de gemeente.
4.3.
Belanghebbende stelt zich in hoger beroep primair op het standpunt dat de aanslag forensenbelasting ten onrechte is opgelegd omdat hij bij de gemeente ingeschreven staat. Belanghebbende begrijpt uit de tekst van artikel 2, eerste lid, Verordening en de toelichting aan de achterzijde van het aanslagbiljet dat aan iemand die in het belastingjaar bij de gemeente staat ingeschreven, geen aanslag forensenbelasting kan worden opgelegd. Subsidiair stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de forensenbelasting tijdsevenredig dient te worden berekend over de periode van 1 januari 2015 tot 11 september 2015 en dat de aanslag dienovereenkomstig dient te worden verminderd.
4.4.
Naar het oordeel van het Hof staat de inschrijving van belanghebbende in de BRP van de gemeente De Ronde Venen per 11 september 2015 niet in de weg aan het opleggen van de (volledige) aanslag forensenbelasting voor het belastingjaar 2015. Het Hof leidt uit de toepasselijke bepalingen in de Gemeentewet en de Verordening af dat het belastbare feit zich voordoet als een persoon op meer dan 90 dagen in een belastingjaar voor zichzelf of het gezin een gemeubileerde woning in de gemeente beschikbaar houdt zonder in de gemeente gedurende die dagen hoofdverblijf te hebben. Nu niet in geschil is dat aan belanghebbende van 1 januari 2015 tot 11 september 2015 de vakantiewoning ter beschikking stond en hij in die periode geen hoofdverblijf hield in de gemeente De Ronde Venen, is terecht aan belanghebbende een aanslag forensenbelasting opgelegd.
4.5.
Belanghebbende verwijst naar de toelichting achterop het aanslagbiljet. Het Hof begrijpt dat belanghebbende hiermee een beroep doet op het vertrouwensbeginsel. Naar het oordeel van het Hof is deze toelichting bedoeld als algemene voorlichting voor de desbetreffende belastingplichtigen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt alleen dan, indien belanghebbende op basis van de toelichting iets heeft gedaan of nagelaten als gevolg waarvan hij, naast de forensenbelasting, schade lijdt. Belanghebbende heeft niet gesteld dat dit het geval is. Het Hof verwerpt het beroep op het vertrouwensbeginsel.
4.6.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het primaire standpunt van belanghebbende faalt.
4.7.
De onder 4.4 gegeven uitleg van de toepasselijke bepalingen sluit eveneens een tijdsevenredige berekening van de forensenbelasting uit. Het subsidiaire standpunt van belanghebbende faalt eveneens.
4.8.
De conclusie luidt dat de heffingsambtenaar de aanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
De beslissing is op 20 maart 2018 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.L.M. Egberts) (A. van Dongen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 20 maart 2018
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.