ECLI:NL:GHARL:2018:2410

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
14 maart 2018
Zaaknummer
200.232.928/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing wrakingsverzoek mr. F.P. Dresselhuys

Op 14 maart 2018 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen. Verzoeker, die betrokken was in een familierechtelijke procedure, had op 26 januari 2018 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. F.P. Dresselhuys, de behandelend rechter. Dit verzoek werd zonder behandeling ter zitting afgewezen door de wrakingskamer van de rechtbank op 5 februari 2018. Verzoeker stelde dat er sprake was van een essentieel vormverzuim, omdat hij niet was gehoord over zijn wrakingsverzoek.

De wrakingskamer van het hof oordeelde dat verzoeker ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat de wrakingskamer van de rechtbank niet had voldaan aan de vereisten van een eerlijke behandeling. De wrakingskamer van het hof heeft de zaak zelf afgedaan en het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Het hof bevestigde dat de feiten die door verzoeker waren aangevoerd, geen grond vormden voor de conclusie dat mr. Dresselhuys partijdig was. De beslissing van de rechtbank werd dan ook bevestigd.

De uitspraak benadrukt het belang van een eerlijke en onpartijdige behandeling in het rechtssysteem, en dat een verzoek tot wraking serieus moet worden overwogen, vooral als er twijfels zijn over de onpartijdigheid van een rechter. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken en ondertekend door de leden van de wrakingskamer en de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.232.928/01
beslissing van 14 maart 2018
inzake het hoger beroep d.d. 6 februari 2018 tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, d.d. 5 februari 2018 (zaaknummer / rekestnummer: C18/181981 / PR RK 18-/31) betreffende het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) d.d. 26 januari 2018 gedaan door:
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in het wrakingsincident,
van:
mr. F.P. Dresselhuys,
rechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen,
verweerster in het wrakingsincident.

1.Het verloop en de achtergrond van de procedure

1.1
Bij de afdeling civiel recht van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, is onder zaaknummer C/18/172503 / FA RK 16-3677 een familierechtelijke procedure aanhangig waarbij verzoeker partij is.
1.2
Op 26 januari 2018 heeft verzoeker een mondeling verzoek gedaan dat strekt tot wraking van de behandelend rechter, mr. Dresselhuys.
1.3
Mr. Dresselhuys heeft aangegeven niet in het wrakingsverzoek te berusten.
1.4
Dit wrakingsverzoek is ingeschreven onder zaaknummer / rekestnummer C/18/181981 / PR RK 18-/31. Bij beschikking van 5 februari 2018 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek zonder behandeling ter terechtzitting afgewezen.
1.5
De wrakingskamer van het hof heeft kennisgenomen van het beroepschrift en de daarbij overgelegde stukken, alsmede van de beschikking van de wrakingskamer van de rechtbank d.d. 5 februari 2018 en het proces-verbaal van de zitting van 26 januari 2018.
1.6
Het beroepschrift is ter zitting van 7 maart 2018 behandeld door de wrakingskamer van het hof. Verzoeker is bij deze behandeling verschenen. Verzoeker heeft het beroepschrift mondeling toegelicht.

2.De beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep

2.1
Verzoeker heeft in zijn beroepschrift naar voren gebracht dat de wrakingskamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, in strijd heeft gehandeld met de wet en haar eigen wrakingsprotocol, aangezien ten onrechte geen zitting heeft plaatsgevonden en verzoeker niet is gehoord inzake zijn verzoek tot wraking van mr. Dresselhuys.
2.2
De wrakingskamer van het hof overweegt in dit kader als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv staat tegen de beslissing op een wrakingsverzoek geen rechtsmiddel open. Dit is slechts anders indien de wrakingskamer de regeling met betrekking tot de wraking ten onrechte niet heeft toegepast of buiten het toepassingsgebied ervan is getreden, dan wel zodanige essentiële vormen niet in acht heeft genomen dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling niet kan worden gesproken. De omstandigheid dat een wrakingsverzoek is afgewezen, staat er niet aan in de weg dat de onpartijdigheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, in hogere instantie kan worden getoetst in het verband van een door of namens een procespartij in hogere instantie gedaan beroep op schending van het recht op behandeling door een onpartijdige rechter.
2.3
Uit de beslissing van de wrakingskamer van de rechtbank van 5 februari 2018 blijkt dat het wrakingsverzoek van verzoeker is afgewezen, zonder dat een behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden. Verzoeker is aldus niet in de gelegenheid gesteld zijn wrakingsverzoek ten aanzien van mr. Dresselhuys (mondeling) toe te lichten. Door de wrakingskamer van de rechtbank is in de beslissing niet gemotiveerd dat, en om wat voor reden, is afgezien van een mondelinge behandeling. Niet gebleken is dat sprake is van één van de in artikel 9.1 van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Noord-Nederland genoemde uitzonderingsgronden op grond waarvan de wrakingskamer van de rechtbank het verzoek zonder behandeling ter zitting aanstonds had kunnen afwijzen. Derhalve is sprake van een zodanig essentieel vormverzuim dat een doorbreking van het appelverbod is gerechtvaardigd. Dit brengt met zich dat verzoeker in het ingestelde hoger beroep zal worden ontvangen.
2.4
De wrakingskamer van het hof zal als appelrechter de zaak zelf afdoen. Aan het door verzoeker ter zitting gedane verzoek om de zaak terug te wijzen naar de wrakingskamer van de rechtbank voor een inhoudelijke beoordeling, zal de wrakingskamer van het hof voorbij gaan.

3.De inhoudelijke beoordeling van het verzoek

3.1
Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder - voor zover hier van belang - recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 36 Rv hem de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
3.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter of bij vrees voor bevooroordeeld zijn van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
3.3
Verzoeker verwijt mr. Dresselhuys een partijdige houding tijdens de mondelinge behandeling van 26 januari 2018, omdat zij geweigerd heeft gehoor te geven aan zijn verzoek het proces-verbaal van die zitting (binnen 2 x 24 uur) aan hem te doen toekomen. Als en voor zover mr. Dresselhuys dit al heeft geweigerd, rechtvaardigt dat naar het oordeel van de wrakingskamer van het hof niet de conclusie dat mr. Dresselhuys jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Dat geldt ook voor het verwijt dat het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 26 januari 2018 ondeugdelijk en/of onvolledig is en dat op grond daarvan geen behoorlijke beslissing gegeven zou kunnen worden. Als dat al aan de orde is, dan staat aan verzoeker de mogelijkheid open om de rechtbank te verzoeken het proces-verbaal te herstellen of aan te vullen.
3.4
De conclusie uit het voorgaande is dat de aangevoerde feiten noch afzonderlijk, noch in onderling verband en samenhang bezien, grond vormen voor wraking van mr. Dresselhuys, zodat de beslissing van de rechtbank, die tot dezelfde conclusie kwam, kan worden bevestigd.
De beslissing
Het gerechtshof (wrakingskamer), rechtdoende in hoger beroep:
bevestigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.P.M. ter Berg, O. Anjewierden, M.W. Zandbergen, leden van de wrakingskamer, en is in tegenwoordigheid van de griffier, mr. R.J. Krist, in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2018 en ondertekend door de voorzitter en de griffier.