ECLI:NL:GHARL:2018:2397

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
200.199.725/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over garantie en tekortkomingen bij dakbedekkingswerkzaamheden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen appellanten, wonende te [A], en de geïntimeerde, Dakwerken B.V., over de garantie en de kwaliteit van dakbedekkingswerkzaamheden die in 2006 zijn uitgevoerd. Appellanten hebben in 2011 en 2013 klachten geuit over lekkages, waarop de geïntimeerde heeft gereageerd door herstelwerkzaamheden uit te voeren. Appellanten hebben vervolgens verschillende deskundigen ingeschakeld om de oorzaak van de lekkages vast te stellen. De deskundigenrapporten wijzen op zowel gebreken in de uitvoering door de geïntimeerde als bouwkundige gebreken aan de woning zelf. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van appellanten afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat de lekkages het gevolg zijn van tekortkomingen van de geïntimeerde. In hoger beroep hebben appellanten hun eis gewijzigd en opnieuw schadevergoeding gevorderd. Het hof heeft de grieven van appellanten verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, omdat de deskundigenrapporten onvoldoende bewijs leveren voor de gestelde tekortkomingen van de geïntimeerde. Het hof concludeert dat de lekkages voornamelijk te wijten zijn aan bouwfysische problemen en niet aan gebrekkig werk van de geïntimeerde. De kosten van het hoger beroep zijn voor rekening van appellanten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.199.725/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 4256383 \ CV EXPL 15-4971)
arrest van 13 maart 2018
in de zaak van

1.[appellant] ,

wonende te [A] ,
hierna:
[appellant],
2. [appellante] ,
wonende te [A] ,
hierna:
[appellante],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. H.J. Berends, kantoorhoudend te Assen,
tegen
[geïntimeerde] Dakwerken B.V.,
gevestigd te [B] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J. Doornbos, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 18 oktober 2016 hier over.
1.2
In dit tussenarrest heeft het hof een comparitie na aanbrengen gelast. Deze comparitie is gehouden op 9 december 2016. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal maakt deel uit van de stukken.
1.3
Het verdere verloop blijkt uit de memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis (met producties) en de memorie van antwoord. Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten die zijn beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.6 van het bestreden vonnis. Tezamen met wat in hoger beroep onbestreden is gebleven, staat daarmee het volgende vast.
2.1.1
[geïntimeerde] heeft in 2006 in opdracht van [appellanten] c.s. dakbedekkingswerkzaamheden uitgevoerd aan hun woning. [geïntimeerde] heeft de waterdichtheid van de dakbedekking voor een periode van tien jaar gegarandeerd.
2.1.2
Na klachten van [appellanten] c.s. over lekkage heeft [geïntimeerde] in 2011 de dakdoorvoer extra afgekit en in 2012 de dakdoorvoer extra geïsoleerd.
2.1.3
Op 9 augustus 2013 heeft [appellant] [geïntimeerde] gemeld dat nog steeds sprake was van lekkage en dat dit werd veroorzaakt door gebrekkige uitvoering van de dakdekwerkzaamheden. [appellant] heeft [geïntimeerde] gesommeerd binnen zes weken tot herstel van de gebreken over te gaan. [geïntimeerde] heeft geantwoord dat de lekkageproblemen volgens hem een andere oorzaak hadden en heeft niet voldaan aan de sommatie.
2.1.4
In opdracht van Univé Rechtshulp ( [appellanten] c.s.) heeft [C] Bouwkundige Expertise op 4 oktober 2013 een expertiserapport uitgebracht ten aanzien van de oorzaken van de door [appellanten] c.s. geconstateerde lekkages. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen lekkages onder de luifel, het dakoverstek bij woonkamer en bij de berging en lekkage bij de rookgasafvoer (binnen, bij de open haard). De eindconclusie over het door [geïntimeerde] uitgevoerde werk luidt dat deze, voor zover dat optisch kan worden beoordeeld, met uitzondering van de eerste randstrook voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Het vochtprobleem dat zich voordoet in de doosconstructie van luifel en dakoverstek wordt volgens KBE veroorzaakt doordat de Keralitdelen, boei en bekleding aan de onderkant van de luifel en het dakoverstek niet op de juiste wijze zijn aangebracht (bouwkundige gebreken, waarvoor [geïntimeerde] niet aansprakelijk is).
2.1.5
Omdat [appellant] zich hierin niet kon vinden, is op 10 maart 2014 een second opinion uitgevoerd door Dam Dak Advies (DDA). In zijn advies van 12 maart 2014 schaart deze deskundige zich achter de conclusie van [C] : ventilatie van de Keralitdelen ontbreekt. Het ontstaan van een vochtige-doosconstuctie is het gevolg van een combinatie van factoren, zoals (i) een niet volledig luchtdicht afgesloten ruimte boven de spouwmuur waardoor warme lucht in de doosconstructie boven de luifel terechtkomt; (ii) het ontbreken van ventilatieopeningen in de doosconstructie en (iii) de niet in het juiste profiel aangebrachte boeidelen (bouwkundige gebreken). De belangrijkste van deze factoren is volgens DDA het ontbreken van de ventilatieopeningen.
2.1.6
[appellanten] c.s. hebben vervolgens een derde deskundige ingeschakeld, TMS Holland (TMS), die op 30 september 2014 heeft gerapporteerd naar aanleiding van een op
17 september dat jaar uitgevoerde inspectie. De bevindingen van deze deskundige laten zich als volgt samenvatten.
Bij de dakranden lijkt de dakbedekking op bepaalde plekken wat los te zitten. De dakrand ziet er verder vlak uit en heeft niet overal een afwatering naar het dak. De aansluiting onder de kozijnen is op bepaalde plekken niet waterdicht. De dakbedekking kan men vrij makkelijk van de daktrim halen. Dat suggereert dat de daktrim niet voorzien is van een primer en daardoor niet volledig waterdicht is. De gebreken kunnen hersteld worden door het aanbrengen van een dampremmende laag. Daarbij kunnen de dakranden opnieuw worden ingeplakt op een deugdelijk manier.
2.1.7
In opdracht van [appellanten] c.s. heeft Ing. [D] van de branchevereniging voor dakbedekkingswerkzaamheden, Vebidak, hierna op 9 december 2014 een onderzoek ingesteld. De eindconclusie van de op 11 februari 2015 uitgebrachte rapportage is, dat er zowel gebreken in de door [geïntimeerde] uitgevoerde dakbedekkingswerkzaamheden zijn geconstateerd als bouwkundige gebreken aan de woning, die niet te wijten zijn aan [geïntimeerde] . [geïntimeerde] is verantwoordelijk voor (i) het niet toepassen van kimfixatie langs de dakranden, (ii) het feit dat der 1e randstrook gedeeltelijk slechts een eenzijdig gebitumineerde dakbaan heeft in plaats van een aan beide zijden gebitumineerde dakbaan, (iii) de 2e randstrook niet overal voldoende op het staartstuk van de aluminium daktrim is gehecht, (iv) op de stuiknaden van de aluminium daktrimmen geen strookje glasvlies, geweld in bitumenpasta is aangebracht, (v) de randstroken rond het verhoogde dakdeel onderling niet overal volledig zijn verkleefd en (vi) twee plakplaten van de hemelwaterafvoeren zijn onthecht en vervangen moeten worden. De lekkages rond de dakdoorvoer (rookgasdoorvoer) en bij de stuiknaad van de daktrim wordt worden volgens Vebidak niet veroorzaakt door eventuele gebreken in de dakbedekkingswerkzaamheden door [geïntimeerde] . De lekkages bij de dakoverstekken schrijft deze deskundige hoofdzakelijk toe aan een bouwfysisch probleem.
2.1.8
Ten slotte hebben [appellanten] c.s. KMZ Lekdetectie (KMZ) om advies gevraagd. Deze deskundige concludeert in een rapport van 8 december 2016 in algemene zin dat het warme dak is uitgevoerd zonder volledig gesloten dampremmer en dat dit gebrek kan leiden tot condenslekkage door dampdiffusie uit de woning. Daarvan is echter geen sprake. Het schadebeeld van het plafond ter plaatse van de dakdoorvoer van de gashaard is niet direct te koppelen aan de lekkage van de dakranden. Het ontbreken van de dampdichte afwerking van de doorvoer door het dak is vermoedelijk de oorzaak van de lekkage. Verder destructief onderzoek van de dakplaten van de rookgasafvoer en de doorvoer van de rookgasbuis door het dakbeschot en isolatie is noodzakelijk om dat vast te stellen. Wat betreft het dakoverstek bij de berging (overstek): de dakranden zijn niet conform de voorschriften uitgevoerd. De door houtrot aangetaste delen moeten worden vervangen en de natte houten delen moeten worden vervangen door droge delen of moeten geforceerd worden gedroogd.
2.1.9
In een brief aan [geïntimeerde] van 27 maart 2015 heeft [appellant] de vordering tot herstel omgezet in een vordering tot schadevergoeding. [geïntimeerde] heeft hierop laten weten in beginsel bereid te zijn de in het rapport van Vebidak voorgestelde herstelwerkzaamheden uit te voeren, maar vindt dat eerst de bouwkundige gebreken hersteld moeten worden. [appellanten] c.s. hebben [geïntimeerde] niet alsnog in de gelegenheid gesteld herstelwerkzaamheden uit te voeren.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
[appellanten] c.s. hebben in eerste aanleg kort gezegd gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot voldoening van de vervangende schadevergoeding (€ 6.219,58), althans [geïntimeerde] onder verbeurte van een dwangsom te veroordelen om conform het rapport van Vebidak tot herstel van de gebreken over te gaan. Ook is gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot vergoeding van de kosten van tijdelijk herstel (€ 294,58), kosten van vervanging van de houtconstructie van de luifel bij de voordeur (€ 1.399,90), vergoeding van de kosten van het expertiserapport van Vebidak (€ 2.524.06), buitengerechtelijke kosten (€ 772,7), wettelijke rente, kosten van eventuele gevolgschade en de kosten van de procedure. De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen, kort gezegd omdat niet is vast komen te staan dat sprake is van onder de garantie vallende gebreken en dat van tekortschieten van de zijde van [geïntimeerde] niet is gebleken.
3.2
In dit hoger beroep vorderen [appellanten] c.s., na wijziging van eis, vernietiging van het vonnis van de rechtbank, met veroordeling van [geïntimeerde] tot vergoeding van de kosten van herstel van gebreken (€ 5.876,32), althans vergoeding van de kosten van herstel van de gevolgschade (€ 4.036,93). Ook wordt een veroordeling van [geïntimeerde] gevorderd tot vergoeding van de diverse deskundigenonderzoeken (€ 3.933,71), een en ander te vermeerderen met wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten (€ 870,65), nakosten en proceskosten.

4.De beoordeling van de grieven en de vordering

4.1
Het draait in dit geschil om de stelling van [appellant] dat de dakbedekking niet de eigenschappen bezit die [appellanten] c.s. op grond van de overeenkomst mochten verwachten. Meer in het bijzonder: dat de dakbedekking niet waterdicht is, overeenkomstig de door [geïntimeerde] gegeven garantie. De grieven, die zich alle richten tegen het oordeel van de kantonrechter dat een en ander niet aannemelijk is geworden, zal het hof hierna thematisch behandelen, te beginnen met de voor de beoordeling cruciale vraag of sprake is van schending van de door [geïntimeerde] gegeven garantie. Het hof tekent daarbij aan dat de herstelfunctie van het hoger beroep [appellant] de mogelijkheid geeft om de rapportage alsnog over te leggen die de kantonrechter niet aan zijn beslissing ten grondslag heeft kunnen leggen.
Is de door [geïntimeerde] gegeven garantie geschonden (grief II)?
4.2
De kantonrechter heeft geoordeeld dat op grond van het rapport van Vebidak niet vast is te stellen dat gebrekkig werk van [appellant] (het hof leest: [geïntimeerde] ) heeft bijgedragen aan het ontstaan van de lekkages. Over de andere deskundigenberichten beschikte de kantonrechter niet, omdat [appellanten] c.s. ervoor hadden gekozen die niet over te leggen.
4.3
Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter. Vebidak heeft immers geconcludeerd dat de lekkage rond de dakdoorvoer (rookgasdoorvoer) niet wordt veroorzaakt door eventuele gebreken in de dakbedekkingswerkzaamheden door [geïntimeerde] . Hetzelfde geldt ten aanzien van de gestelde lekkage bij de stuiknaad van de daktrim. Omtrent de oorzaak van de andere lekkages (de dakoverstekken) rapporteert Vebidak het volgende.
De lekkage bij de dakoverstekken wordt veroorzaakt door een niet (overal) voldoende dichtgezette spouw tussen de balken ter hoogte van de buitengevels (fout in de bouwkundige uitvoering), een niet geventileerde aftimmering van de dakoverstekken (ontwerpfout), een niet overal waterdichte verkleving van de randstrook op de aluminium daktrim (fout in de uitvoering van de dakbedekking), of een combinatie van deze drie gebreken. De locatie van de leksporen (alleen bij overstekken, met bij overige dakranden, niet boven binnenruimtes), de verschijningsvorm van de leksporen (min of meer gelijkmatig tegen onderzijde dakbeschot) en de geringe hoeveelheid daadwerkelijk naar beneden lekkend water duidt op een ondergeschikte rol van een niet overal waterdichte verkleving van de randstrook op de daktrim maar op hoofdzakelijk een bouwfysisch probleem ter plaatse van de dakoverstekken.
4.4
[appellanten] c.s. voeren aan dat de stelling van deze door henzelf aangedragen deskundige dat de oorzaak van de lekkage bij de dakoverstekken hoofdzakelijk aan bouwfysische gebreken is te wijten, onhoudbaar is. Met uitzondering van KMZ steunt geen van de andere, ook door hen aangedragen deskundigen hen echter in die opvatting. Bij de beoordeling van de bevindingen van KMZ moet bovendien worden bedacht dat deze deskundige de dakoverstek bij de voordeur niet heeft beoordeeld en dat de inspectie van andere dakbedekking tien jaar na de door [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden heeft plaatsgehad. Volgens KBE zijn daaraan in de tussentijd door derden werkzaamheden verricht en zijn zelfs door vandalisme beschadigingen ontstaan. De betekenis van de bevindingen van KMZ moeten dus in hoge mate worden gerelativeerd. Bovendien worden deze niet onderschreven door de andere deskundigen. Die zijn juist eensluidend in het oordeel dat de problemen worden veroorzaakt door aan [geïntimeerde] niet verwijtbare condensatie, als gevolg van een bouwfysische tekortkoming.
4.5
De conclusie kan dan ook niet anders luiden dan dat met dit alles nog steeds onvoldoende is onderbouwd - en dat op grond van de overvloedige, door [appellanten] c.. zelf geproduceerde deskundigenrapportages zelfs allesbehalve aannemelijk is - dat enige lekkage aan een fout van [geïntimeerde] is te wijten.
Is afgezien van de gegeven garantie sprake van een tekortkoming aan de zijde van [geïntimeerde] (grief 1)?
4.6
Voor de onderbouwing van de stelling dat (desalniettemin) sprake is van gebreken in de uitvoering, kiezen [appellanten] c.s. niet voor de bevindingen van KMZ, maar (alsnog) voor die van Vebidak. Onder verwijzing naar de bevindingen van deze deskundige stellen [appellanten] c.s. dat sprake is van de volgende gebreken.
• De dakranden waren gebrekkig:
- er was langs de dakranden geen kimfixatie toegepast:
- de eerste randstrook werd gedeeltelijk slechts gevormd door een eenzijdige gebitumineerde dakbaan in plaats van een aan beide zijden gebitumineerde dakbaan, was te kort en liep met door tot de voorzijde van de dakrand;
- de tweede randstrook hechtte met overal voldoende aan het staartstuk van de aluminium daktrim, welke daktrim voorts niet voldoende was voorgesmeerd met een bitumenoplossing;
- op de stuiknaden van de aluminium daktrimmen was geen strookje glasvlies geweld in bitumenpasta aangebracht.
• Twee hemelwaterafvoeren waren niet volledig waterdicht in de dakbedekking ingewerkt.
• De randstroken rond het verhoogde dakdeel waren onderling met overal volledig verkleefd.
4.7
De kantonrechter heeft [appellanten] c.s. daar niet in willen volgen en heeft onder meer overwogen dat zij in eerste aanleg nog hebben geweigerd de rapporten van de overige drie (uiteindelijk zelfs vier) door hen ingeschakelde deskundigen te overleggen, omdat zij zich niet konden vinden in de inhoud daarvan. De kantonrechter heeft om die reden aangenomen dat de bevindingen van deze deskundigen op het punt van de door Vebidak geconstateerde gebreken gunstig zullen zijn voor [geïntimeerde] .
4.8
De kantonrechter blijkt dat juist te hebben gezien. Deze gebreken worden niet als zodanig door de eveneens door [appellanten] c.s. ingeschakelde deskundigen KBE, Dam Dak Advies of TMS beschreven en zijn om die reden niet - ook niet op voorhand - aannemelijk. Dat is temeer niet het geval, omdat de bevindingen van Vebidak door [appellant] zelf op relevante onderdelen worden bestreden. Wat uiteindelijk met name ontbreekt, is een reactie van de deskundigen KBE, DDA en TMS op de bevindingen van - met name - Vebidak en KMZ. Bij gebreke van een dergelijke discussie tussen de deskundigen onderling, gegeven bovendien de tegenstrijdige opvattingen van de door [appellanten] c.s. zelf ingeschakelde deskundigen, en omdat zij zelf de deugdelijkheid in twijfel roepen van de rapportages waarop zij zich wel beroepen, kan enkel op grond van die rapportages en hetgeen [appellanten] c.s. daarover opmerken niet worden geconcludeerd dat de bevindingen van Vebidak op het punt van de gestelde tekortkomingen juist zijn. Net als de kantonrechter ziet het hof zelf geen aanleiding tot de benoeming van een (zesde) deskundige. Voor bewijsvoering is ook geen plaats, gelet op het algemene, niet gespecificeerde bewijsaanbod dat [appellanten] c.s. hebben gedaan.
De gevorderde schade en andere geschilpunten (de grieven III en IV)
4.9
De niet besproken derde en vierde grief bouwen voort op de hiervoor verworpen grieven I en II. Om die reden hoeven deze grieven niet inhoudelijk besproken te worden.

5.De slotsom

5.1
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
5.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten €
- griffierecht € 718,-
subtotaal verschotten €
- salaris advocaat
€ 1.264,-(2 punten x tarief I)
Totaal € 1.982,-

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van 30 maart 2016 die de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland;
veroordeelt [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 718,- voor verschotten en op € 1.264,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, W. Breemhaar en I. Tubben en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
13 maart 2018.