Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
FuelPlaza,
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2] ,
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.
3. MVE Beheer B.V. (in liquidatie),
MVE,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van FuelPlaza B.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. FuelPlaza vorderde verbeurde dwangsommen van €100.000,- wegens overtredingen door [geïntimeerde1] van een kort geding vonnis van 21 september 2009. Dit vonnis verbood [geïntimeerde1] om gedurende de looptijd van de samenwerkingsovereenkomst met FuelPlaza olie, vetten of aanverwante artikelen te leveren of te bemiddelen bij verkopen aan klanten van FuelPlaza. Het hof had eerder op 15 augustus 2017 een tussenarrest gewezen en FuelPlaza in staat gesteld om bewijs te leveren van de overtredingen.
In het arrest van 9 januari 2018 oordeelde het hof dat FuelPlaza voldoende bewijs had geleverd dat [geïntimeerde1] meer dan 40 keer het kort geding vonnis had overtreden. Het hof wees de vordering tot betaling van de maximale dwangsom van €100.000,- toe, evenals de wettelijke rente over dit bedrag. De proceskosten werden gedeeltelijk gecompenseerd, waarbij FuelPlaza in de kosten van het appel aan de zijde van [geïntimeerde2] werd veroordeeld. Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen, met uitzondering van het eindvonnis dat de vordering van FuelPlaza had afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van kort geding vonnissen en de gevolgen van overtredingen daarvan. Het hof bevestigde dat de status van bestaande klanten van FuelPlaza niet verloren gaat door latere leveringen door [geïntimeerde1]. De beslissing van het hof is een belangrijke uitspraak in het civiele recht, met implicaties voor de handhaving van contractuele verplichtingen en de rol van bewijsvoering in civiele procedures.