ECLI:NL:GHARL:2018:2088

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 maart 2018
Publicatiedatum
5 maart 2018
Zaaknummer
21-002229-13
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen hennepteelt en deelname aan criminele organisatie met wapens en munitie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1963, was beschuldigd van het medeplegen van hennepteelt op verschillende locaties en deelname aan een criminele organisatie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij het telen van hennepplanten in meerdere kwekerijen, waarbij ook wapens en munitie zijn aangetroffen. De verdachte heeft in de periode van 1 mei 2011 tot en met 19 juli 2011 hennepplanten gekweekt in een pand in [plaats 1], en in de periode van 1 november 2010 tot en met 18 juli 2011 in [plaats 2]. Daarnaast heeft hij deelgenomen aan een organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 307 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest. Tevens is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 38.911,70, als gevolg van de schade die de benadeelde heeft geleden door de hennepkwekerij in zijn pand.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002229-13
Uitspraak d.d.: 5 maart 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 19 december 2012 met parketnummer 17-880349-11 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 juli 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 487 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij dient hoofdelijk te worden toegewezen tot een bedrag van € 38.911,70, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. L.S. Slinkman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij bovengenoemd vonnis ter zake van het - kort gezegd - medeplegen van het telen van hennep op meerdere adressen en het als leider deelnemen aan een criminele organisatie veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 478 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 38.911,70, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 19 juli 2011, te of bij [plaats 1] , (in elk geval) in de gemeente [gemeente 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan of bij de [adres 1] , aldaar) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 217 hennepplanten (waaronder 27 moederplanten) en/of (in totaal) ongeveer 5550 stekken van hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) voormeld telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
2:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2010 tot en met 18 juli 2011, te of bij [plaats 2] , (in elk geval) in de gemeente [gemeente 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan of bij de [adres 5] , aldaar) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 596 hennepplanten, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst ii, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) voormeld telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
3:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 31 augustus 2011, te of bij [plaats 3] , (in elk geval) in de gemeente [gemeente 3] en/of te of bij [plaats 4] (in elk geval) in de gemeente [gemeente 4] en/of te of bij [plaats 5] (in elk geval) in de gemeente [gemeente 2] , in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- in een pand/perceel aan of bij de [adres 2] te [plaats 3] en/of
- in een pand/perceel aan of bij de [adres 3] te [plaats 4] en/of
- in een pand/perceel aan of bij [adres 4] te [plaats 5]
(telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) voormeld telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
4:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 17 augustus 2011, in elk geval in het jaar 2011, te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente 1] , in elk geval in Nederland, voorhanden heeft gehad
- 338 (driehonderd en achtendertig) centraalvuur kogelpatronen (van diverse merken) en/of
- 3 (drie) randvuur kogelpatronen (van het merk CCI en/of kaliber .22LR) en/of
- 2 (twee) hagelpatronen (van het merk Geco en Fiocchi en/of kaliber 12) en/of
- 46 (zesenveertig) centraalvuur knalpatronen (van het merk FNB, kaliber .303) en/of
- 22 (twee en twintig) (afgeschoten) huizen,

in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie II en/of III artikel 26 lid 1 juncto artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.

en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 17 augustus2011, in elk geval in het jaar 2011, te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente 1] , in elk geval in Nederland een of meer wapens van categorie II en/of III, te weten
- een pistool (van het merk FEG en/of voorzien van serienummer BFI9 122) en/of
- een geluiddemper
en/of
- drie patroonmagazijnen (van het merk 1.M.l. en/of type Uzi, kaliber 9 mm Para) en/of
- een handgranaat (van het merk Poudreries Reunis Belges/Mecar [ontsteekinrichting] en/of model M72 [granaat]/M 72A 1 [ontsteekinrichting], voorhanden heeft gehad;
5:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 19 juli 2011, in/op één of meer plaats(en) in het arrondissement Leeuwarden en/of in het arrondissement Groningen en/of één of meer andere plaats(en) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van (hem, verdachte en) een of meer natuurlijke perso(o)n(en), te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of een of meer andere perso(o)n(en) en/of een of meer rechtsperso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van (een) misdrijf/misdrijven (als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet), te weten het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van (een) grote hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten en/of delen van hennepplanten, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet, zulks terwijl hij, verdachte, oprichter en/of leider en/of bestuurder van voormelde organisatie was.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Feit 1 (hennepkwekerij/-stekkerij [plaats 1] , zaaksdossier 3):
Op 19 juli 2011 is in de kelder van het pand aan de [adres 1] te [plaats 1] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De hennepkwekerij bestond uit meerdere kweekruimten. Er werden 5260 hennepstekjes, 190 hennepplanten en 27 moederplanten aangetroffen.
Verdachte heeft erkend dat hij in de periode vanaf mei 2011 tot en met 19 juli 2011 in zijn woning hennep heeft geteeld. Zijn vriendin [medeverdachte 2] heeft geholpen bij de verzorging van de planten. Verdachte heeft verklaard dat hij 3 of 4 keer heeft geoogst en dat hij ook stekjes verkocht.
Gelet op het voorgaande kan het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen, inclusief het onderdeel ‘beroeps- of bedrijfsmatig handelen’, gelet op de omvang en professionele inrichting. In een verklaring die verdachte tegenover de officier van justitie heeft afgelegd, heeft verdachte bovendien verklaard dat hij “natuurlijk ook leeft van de wiet”.
Feit 2 (hennepkwekerij [plaats 2] , zaaksdossier 1):
Op 18 juli 2011 is in een schuur aan [adres 5] te [plaats 2] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen, waarbij tevens sprake was van diefstal van elektriciteit. In de kwekerij stonden 596 hennepplanten. De kwekerij was gevestigd in het achterste gedeelte van de schuur. In het voorportaal van de schuur werden diverse hennepgerelateerde goederen aangetroffen. De ingang naar de kweekruimten was niet afgesloten. Naast de ingang tot de kweekruimte werd bij voornoemde schuur een caravan aangetroffen, welke was voorzien van een kenteken dat op naam bleek te staan van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Een sleutel van die caravan werd aangetroffen in de auto van medeverdachte [medeverdachte 3] .
Uit camerabeelden volgt dat op 4 juli 2011 een aantal personen, waarvan is gebleken dat het ging om [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en verdachte stond te praten op de oprit van de schuur, alsook dat de auto van [medeverdachte 3] zich meermalen bij het pand bevond. Die auto betreft een VW Transporter met het kenteken [kenteken] , waarvan het kenteken op naam van [medeverdachte 3] stond.
De eigenaar van voornoemde schuur, getuige [getuige 1] , heeft verklaard dat hij de schuur heeft verhuurd aan medeverdachte [medeverdachte 5] . Op het huurcontract staat als huurder vermeld ‘ [medeverdachte 5] - [verdachte] ’.
[getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 5] hem op enig moment heeft gevraagd of hij stroom van [getuige 1] mocht gebruiken. Toen [getuige 1] daarop zei dat dat wel kon, maar dat hij er dan wel een meter tussen wilde hebben, had [medeverdachte 5] gezegd dat hij zelf wel voor een aansluiting zou zorgen. [getuige 1] heeft er verder op gewezen dat er een week of 5/6 geleden een omheining om de schuur geplaatst door drie personen. Hij heeft gezien dat daar ook een wit VW busje bij was. [getuige 1] heeft verklaard dat hij vaker een wit busje, een VW Transporter, bij de schuur gezien. Daarin zaten meestal twee personen. Hij heeft het busje voor het laatst gezien op de vrijdag vóór de maandag waarop de kwekerij werd ontmanteld. Over de huur van de schuur heeft [getuige 1] verklaard dat deze altijd contant werd betaald door [medeverdachte 5] .
De dochter van [getuige 1] , [getuige 2] , heeft ook verklaard dat zij vanaf de maand mei/juni 2011 vaak een wit Volkswagen busje bij de schuur heeft gestaan. Het kenteken van dit busje begon met [begin kenteken] -(..).
Op camerabeelden die in de periode van 18 juni 2011 tot en met 10 juli 2011 zijn gemaakt, is meermalen een witte VW Transporter te zien met kenteken [kenteken] , waarvan de achterruit eens geblindeerd was met folie. Deze auto staat op naam van medeverdachte [medeverdachte 3] . [getuige 2] heeft bevestigd dat dit de door haar waargenomen bus is. Daarnaast is er de verklaring van getuige [getuige 3] die is gevraagd naar wat zij weet over de hennepkwekerij die in de schuur aan de [adres 5] te [plaats 2] weet. Zij verklaarde dat er op de maandagavond na de ontmanteling van de kwekerij een witte bus bij de schuur stond. Die bus was er heel vaak. Zij verklaart dat het de bus is die op foto's (4) staat die haar door de politie worden voorgehouden. De bus heeft het kenteken [kenteken] .
Op 18 juli 2011 is voornoemde bus met kenteken [kenteken] bij de zojuist ontmantelde kwekerij op het adres [adres 5] te [plaats 2] gezien. Even later, omstreeks 20:20 uur, werd de bus met twee inzittenden, al rijdende op de [adres 1] te [plaats 1] aangetroffen en staande gehouden. In de auto bleken medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] te zitten.
Uit de verklaring van [medeverdachte 2] , die samenwoont met verdachte op het adres [adres 1] te [plaats 1] , blijkt dat medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] die avond bij haar en verdachte thuis zijn geweest. [medeverdachte 3] (‘ [medeverdachte 3] ’) heeft toen verteld dat de kwekerij in [plaats 2] door de politie was gevonden, zo heeft [medeverdachte 2] verklaard.
Verdachte zelf heeft verklaard dat de hennepkwekerij in de door hem genoemde kippenschuur van hem was. Het ging om ongeveer 600 planten. Hij verklaarde dat hij de kwekerij zelf had aangelegd, evenals de elektriciteit ten behoeve van de kwekerij. Bij de aanleg van de kwekerij had hij wel hulp gehad. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] een hek en afrastering bij de schuur hebben geplaats. Het hof begrijpt dat dit de omheining is waar [getuige 1] over heeft verklaard. Uit een proces-verbaal van bevindingen van de politie blijkt dat dit hek met afrastering zodanig op het perceel is geplaatst dat er geen vrije doorgang meer was naar de ingang aan de achterzijde van de schuur, alwaar de hennepkwekerij was gevestigd.
Ter zitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard dat hij vanaf april 2011 tot en met 18 juni 2011 hennep heeft geteeld in de loods in [plaats 2] . Verdachte heeft verklaard dat hij hulp heeft gehad bij het telen van de hennep in die kwekerij, maar hij wil niet zeggen van wie.
Ten slotte is de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 5] van belang. Hij heeft onder andere verklaard dat hij de loods in [plaats 2] samen met verdachte huurde en dat verdachte de feitelijke gebruiker van het pand was. [medeverdachte 5] geeft aan dat hij zelf opdracht heeft gegeven om een kabel voor de stroomvoorziening aan te laten leggen.
[medeverdachte 5] heeft voorts verklaard over twee mannen die volgens hem altijd samen zijn. Het hof vat dit zo op dat als [medeverdachte 5] deze mannen zag, ze altijd samen waren. Deze mannen, waarvan één [medeverdachte 1] heet, rijden volgens [medeverdachte 5] in een witte VW bus. [medeverdachte 5] heeft op foto’s van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] de door hem bedoelde mannen herkend. Hij heeft verklaard dat zij veel bij de loods in [plaats 2] waren. Het is drie à vier maal gebeurd dat [medeverdachte 5] bij de loods in [plaats 2] kwam om de huur op te halen en dat de deur van de loods dan werd opengedaan door verdachte [medeverdachte 3] . [medeverdachte 5] heeft gezien dat verdachte vanuit de loods naar buiten liep en heeft gezien dat [medeverdachte 1] ook in de loods was. Verdachte kwam ook vaak bij [medeverdachte 5] thuis en betaalde daar meestal de huur aan [medeverdachte 5] . Verdachte had niet altijd het geld bij zich. Als [medeverdachte 5] er dan naar vroeg, dan zei hij: “Ik krijg het geld van de jongens”. Volgens [medeverdachte 5] bedoelde verdachte daar [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] mee. [verdachte] had het vaker over ‘de jongens’ en dan bedoelde hij elke keer [medeverdachte 1] en de man op foto 2 (medeverdacht [medeverdachte 3] ).
[medeverdachte 5] heeft ten slotte verklaard dat hij de witte VW bus en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] ook vaak bij de woning van verdachte in [plaats 1] heeft gezien. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 5] via verdachte kende en heeft erkend dat hij wel eens bij verdachte thuis kwam, alleen of met [medeverdachte 1] .
Oordeel hof
Het hof stelt voorop dat een aantal (belastende) verklaringen zijn afgelegd door medeverdachten van verdachte, die vanuit eigen belang motieven zouden kunnen hebben om een ander onterecht te belasten. Ten aanzien hiervan merkt het hof op dat al deze verklaringen met de nodige behoedzaamheid worden beoordeeld en dat slechts die (delen van) verklaringen voor het bewijs worden gebezigd die betrouwbaar worden geacht omdat de betreffende persoon in die verklaring bijvoorbeeld ook zichzelf belast en/of deze verklaring voldoende wordt ondersteund door c.q. in overeenstemming is met overig bewijsmateriaal.
Op grond van het hiervoor overwogene, stelt het hof vast - mede op grond van hetgeen ten aanzien van feit 3 en 5 zal worden overwogen - dat deze kwekerij een product is van de samenwerking tussen in elk geval verdachte en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] en dat de kwekerij derhalve aan de criminele organisatie kan worden toegeschreven. Tussen hen bestond een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het telen van hennep. Het feit dat verdachte samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] heeft zorggedragen voor een hek en afrastering, waarmee de toegang tot de kwekerij werd belet, bevestigt dit. Ditzelfde geldt voor het bezoek dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] kort na de ontmanteling aan verdacht hebben gebracht. Het hof acht derhalve bewezen dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] de personen zijn die verdachte bij de hennepteelt hebben geholpen en waarvan hij de namen niet wenste te noemen.
Zoals hierna zal worden overwogen had elke verdachte binnen de organisatie een eigen, specifieke rol, en vervulde daarnaast in voorkomende gevallen ook uitvoerende taken met betrekking tot de hennepteelt (knippen, hennep in zakken doen).
Gelet op de omvang van de kwekerij en de professionele wijze waarop de kwekerij was ingericht, kan worden bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten hierbij beroeps- of bedrijfsmatig hebben gehandeld.
Wat de pleegdatum betreft gaat het hof - anders dan de rechtbank - uit van de ten laste gelegde datum van 1 november 2010, te weten de begindatum van het huurcontract.
Feit 3 (hennepkwekerijen, diverse locaties):
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen. Verdachte heeft ontkend dat hij bij de hier ten laste gelegde hennepkwekerijen betrokken is geweest.
De advocaat-generaal heeft zich overeenkomstig het vonnis op het standpunt gesteld dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Juridisch kader
Door de partijen wordt niet betwist en uit het dossier blijkt ook dat op de ten laste gelegde locaties hennep is geteeld. In hoger beroep ligt primair de vraag voor of verdachte als medepleger hiervan kan worden aangemerkt.
Medeplegen is slechts bewijsbaar indien sprake is van voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is.
Vaststelling feiten hennepkwekerij [plaats 3] (zaaksdossier 8)
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat het hof ten aanzien van zaaksdossier 8 uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 31 augustus 2011 is in de woning met bedrijfsruimte aan de [adres 2] te [plaats 3] een niet in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen, waarbij tevens sprake was van diefstal van elektriciteit. Het perceel werd betreden met behulp van een sleutel die eerder in de cabine van de VW Transporter van medeverdachte [medeverdachte 3] was aangetroffen. De kwekerij bestond uit twee ruimten. In de kweekruimte A stonden 596 geknipte hennepplanten (wortels met afgeknipte stelen) en in kweekruimte B stonden 388 dode hennepstekken.
[benadeelde] , de eigenaar van het pand aan de [adres 2] te [plaats 3] , heeft verklaard dat hij het pand vanaf april 2010 verhuurd heeft aan [getuige 5] en [verdachte] (verdachte). [benadeelde] heeft deze medeverdachten op foto’s herkend. [benadeelde] heeft medeverdachte [medeverdachte 3] ook op een foto herkend en heeft verklaard dat hij verdachte kent als ‘ [medeverdachte 3] ’. [medeverdachte 3] zou [benadeelde] twee keer de huur voor het pand aan de [adres 2] te [plaats 3] hebben betaald omdat [getuige 5] in Spanje zou zitten. Normaal gesproken betaalde [getuige 5] zelf de huur. [benadeelde] heeft voorts verklaard dat hij [medeverdachte 3] in de huurperiode wel eens bij het pand aan de [adres 2] te [plaats 3] heeft gezien, en dat hij ook een paar keer witte VW Transporter heeft gezien. Het busje stond wel eens achter het bedrijf maar ook wel eens aan de zijkant. De eerder genoemde ‘ [medeverdachte 3] ’, zat wel eens in die witte Transporter. Hij zat daar wel eens in samen met verdachte.
[getuige 5] heeft bevestigd dat hij het voornoemde pand in [plaats 3] samen met verdachte heeft gehuurd. Hij heeft hierover verklaard dat hij de huur contant betaalde aan de eigenaar [benadeelde] . Hiervoor was hij naar eigen zeggen afhankelijk van ‘de andere jongens’ en dat ‘de lange’ hem de huur betaalde. [benadeelde] kwam vaak langs om te vragen waar de huur bleef. Verdachte moest dit dan weer regelen met ‘de lange’. Dat de huur zou worden betaald door ‘de jongens’ was vooraf afgesproken. Deze jongens waren contacten van verdachte. [getuige 5] : “Toen het huurcontract werd ondertekend was het bij [verdachte] en mij al bekend dat ze een hennepkwekerij zouden gaan inrichten op de zolder boven de werkplaats. Later is daar de zolder boven de woonkamer en de overige vertrekken bijgekomen”. [getuige 5] heeft voorts verklaard dat de jongens waar hij het steeds over heeft [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zijn. [medeverdachte 3] rijdt in een witte Volkswagen Transporter. Met ‘de lange’ bedoelt [getuige 5] [medeverdachte 3] .
Uit de verklaring van [getuige 5] blijkt dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] ) in augustus 2010 zijn begonnen met het bouwen van de wiethokken en dat verdachte daar bij heeft geholpen. [getuige 5] heeft gezien dat er hennep door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in zilver metallic plastic zakken werd gedaan en dat deze zakken werden geseald met een strijkijzer. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] knipten de planten. Volgens [getuige 5] werden planten in het geheel geknipt en in de zilverkleurige zakken gedaan.
Voornoemde verklaring is weliswaar niet door [getuige 5] ondertekend, maar nadien - op 23 september 2011 - heeft hij verklaard dat hij bij zijn eerder afgelegde verklaringen blijft en dat hij de waarheid heeft verklaard, ondanks dat hij de verklaringen niet heeft willen ondertekenen. Bij de raadsheer-commissaris heeft [getuige 5] daaromtrent aangegeven dat de naam van zijn dochter in die verklaring werd genoemd en dat hij de verklaring daarom niet wilde ondertekenen.
In het verhoor bij de raadsheer-commissaris op 31 januari 2018 heeft [getuige 5] verklaard dat verdachte met het idee kwam om een hennepkwekerij in het pand in [plaats 3] te vestigen en dat hij dit met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] deed, die hij kent als [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Net als [medeverdachte 5] heeft [getuige 5] aangegeven dat hij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] eigenlijk altijd samen zag: “Als ik [medeverdachte 3] zeg, dan is [medeverdachte 1] er eigenlijk altijd bij”.
[getuige 5] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat ze (het hof begrijpt: verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] ) spullen brachten voor de kwekerij en dat hij alle drie de mannen ook in de kwekerij heeft gezien toen de kwekerij er was. Volgens [getuige 5] kwamen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] niet in anderen delen van het pand dan de kwekerij.
Over [medeverdachte 3] heeft [getuige 5] specifiek verklaard dat hij heeft gezien dat hij bezig was met het instellen van een computer voor het watergeven en chemicaliën in het water. [getuige 5] bevestigt in zijn verklaring bij de raadsheer-commissaris verder dat hij met ‘de lange’ [medeverdachte 3] bedoelt (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ).
Met betrekking tot het knippen van de hennepplanten wijkt de verklaring van [getuige 5] bij de raadsheer-commissaris af van zijn verklaring bij de politie: hij heeft verklaard dat hij [verdachte] en [medeverdachte 1] heeft zien knippen. [getuige 5] : “In die tijd beschouwde ik [verdachte] als vriend, dus ik heb hem waarschijnlijk met die verklaring proberen te beschermen. Nu zijn we 6 jaar verder en kijk ik een beetje anders tegen dingen aan. Maar ik zou eerlijk zeggen dat ik in mijn gedachten [medeverdachte 3] nooit heb zien knippen. Dus waarschijnlijk om [verdachte] te beschermen heb ik [medeverdachte 3] genoemd”.
Ten slotte heeft [getuige 5] over het betalen van de huur verklaard dat [verdachte] hem verteld
heeft dat [medeverdachte 3] alles financieel regelde.
Oordeel hof
Het hof constateert dat de kern van de verklaring die [getuige 5] bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd, gelijk is aan zijn verklaring bij de politie, namelijk dat verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] verantwoordelijk waren voor de hennepkwekerij die in het pand in [plaats 3] is aangetroffen. Het enkele feit dat zijn verklaring bij de raadsheer-commissaris op onderdelen afwijkt van zijn eerdere verklaringen, maakt die verklaring op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Een en ander kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht door emoties, ontstaan door het delict of tijdsverloop. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid gaat het om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
Het hof acht de verklaring van [getuige 5] , zoals die hiervoor bij de feitelijke vaststelling is weergegeven, betrouwbaar. Zijn verklaring is gedetailleerd en op belangrijke punten consistent. Ook sluit zijn verklaring aan bij de andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van [benadeelde] en past in het beeld dat uit het dossier naar voren komt. Ten slotte acht het hof van belang dat hij niet alleen verdachte en medeverdachten, maar ook zichzelf in bepaalde mate heeft belast. De verklaring van [getuige 5] zal daarom voor het bewijs worden gebruikt.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] betrokken is geweest bij de hennepkwekerij die in het pand aan de [adres 2] te [plaats 3] gevestigd was. Zij hebben de kwekerij tezamen gebouwd, [medeverdachte 3] beschikte over een sleutel van het pand en heeft meerdere keren zorggedragen voor het betalen van de huur. [getuige 5] heeft gezien dat verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zich gezamenlijk bezig hielden met het knippen van hennepplanten en het verpakken van de hennep in plastic zakken. Volgens [getuige 5] werden de planten elders verder geknipt. Dit strookt met de aangetroffen situatie ter plaatse. Wie de hennepplanten feitelijk heeft geknipt, kan naar het oordeel van het hof in het midden worden gelaten nu voor een bewezenverklaring van ‘medeplegen’ doorslaggevend is dat er tussen de verdachten sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. Uit de verklaring van [getuige 5] blijkt dat hiervan sprake was, óók ten aanzien van het knippen van de planten: “Wat ik gezien heb van het knippen was dat ze het gezamenlijk deden, dat ze het in zakken deden en dichtsealden”.
Gezien het voorgaande kan ook de hennepkwekerij te [plaats 3] aan het criminele samenwerkingsverband tussen in elk geval verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] worden toegeschreven. Tussen hen bestond een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het telen van hennep in onder andere voornoemd pand. Verdachte kan aldus als medepleger van het onder 2 ten laste gelegde feit worden aangemerkt. Gelet op de omvang en professionele wijze waarop de kwekerij was ingericht, was hierbij sprake van beroeps- of bedrijfsmatig handelen van verdachte en zijn medeverdachten. De verweren van de verdediging worden verworpen
Vaststelling feiten hennepkwekerij/-stekkerij [plaats 4] (zaaksdossier 9):
Op 11 februari 2011 is in de woning en schuur op het adres [adres 3] te [plaats 4] een hennepkwekerij/-stekkerij aangetroffen. In totaal waren er 131 moederplanten en 8964 hennepstekken.
Op voornoemd adres stond [medeverdachte 4] ingeschreven. [getuige 5] heeft verklaard dat verdachte de huurder was van het pand. Ook volgens de eigenaar van het pand, getuige [getuige 6] , is verdachte de huurder van de woning. Verdachte betaalde ook de huur.
Op 11 februari 2011 bevond medeverdachte [medeverdachte 7] zich in voornoemde woning. Hij heeft daarover verklaard dat hij door zijn zoon is gevraagd op de woning te passen. De zoon van [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] heeft verklaard dat hij in de woning verbleef, dat hij geld kreeg en dat er wel eens mensen over vloer kwamen die naar de afgesloten ruimte gingen.
Uit het proces-verbaal van sporenonderzoek blijkt dat boven het woongedeelte op de eerste etage een ruimte was ingericht met hennepstekjes. De kamer daarnaast was gevuld met jonge hennepplanten. In de hal naar deze twee kamers was een ruimte ingericht met verpakkingsmateriaal (het hof begrijpt: voor hennep). In deze kamer lang een blikje Energy Drink, waarop DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen.
In de VW Transporter van medeverdachte [medeverdachte 3] is in een notitieblokje het telefoonnummer van [medeverdachte 8] aangetroffen. Ook in twee telefoons die onder verdachte in beslag werden genomen, werd het telefoonnummer van [medeverdachte 8] aangetroffen.
Oordeel hof
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte de huurder van voornoemde woning en schuur was, daadwerkelijk zorgdroeg voor de huur en dat er een blikje Energy Drink met zijn DNA erop in/bij de kweekruimte is aangetroffen. Op grond hiervan kan worden bewezen dat verdachte ervan op de hoogte was dat in voornoemde woning en schuur een hennepkwekerij was gevestigd en dat hij derhalve opzettelijk hennepplanten aanwezig heeft gehad. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte een verdergaande betrokkenheid heeft gehad bij voornoemde kwekerij en/of dat hij bij het daadwerkelijke telen van hennep in voornoemde woning en schuur betrokken is geweest. Nu die wezenlijke bijdrage niet kan worden vastgesteld, zal verdachte van het medeplegen van het telen van hennep op deze locatie worden vrijgesproken.
Vaststelling feiten hennepkwekerij [plaats 5] (zaaksdossier 6)
Op 18 augustus 2011 is in een loods aan [adres 4] te [plaats 5] een hennepkwekerij aangetroffen, waarbij tevens sprake was van diefstal van stroom. Deze kwekerij bestond uit 311 hennepplanten.
Blijkens de verklaring van de eigenaar [getuige 7] is de loods verhuurd aan medeverdachte [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] zou de loods vanaf november 2010 huren, maar heeft de loods uiteindelijk in juni 2011 - nadat er water en stroom was aangesloten - betrokken. [medeverdachte 5] betaalde de huur contant. De eigenaar heeft voorts verklaard dat hij vanaf juni 2011 zo goed als dagelijks twee mannen bij de loods heeft gezien, een oudere en een wat jongere man.
Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft verklaard dat verdachte hem in 2011 heeft benaderd met de vraag of hij wilde helpen bij het bouwen van een hennepkwekerij. [medeverdachte 6] zou daarmee 500 euro verdienen. Nadat [medeverdachte 6] instemde, is hij vanaf [plaats 1] met verdachte meegereden naar [plaats 5] . Daar troffen zij een vrijwel lege loods aan. De eerste keer hebben ze alleen even rondgekeken en heeft verdachte laten zien waar de hennepkwekerij moest komen. In juni 2011 zijn verdachte en [medeverdachte 6] daadwerkelijk begonnen met het bouwen van de kwekerij. Daar was verder niemand bij betrokken. Het hof acht het - gezien de leeftijd van [medeverdachte 6] (27) en [verdachte] (48) - aannemelijk dat dit de door [getuige 7] waargenomen mannen zijn.
Volgens [medeverdachte 6] is medeverdachte [medeverdachte 5] een paar keer bij de loods langs geweest, toen hij en verdachte daar waren. Hij ging dan met verdachte praten.
[medeverdachte 5] zelf heeft verklaard dat verdachte eind 2010 bij hem thuis kwam en dat hij toen vertelde dat hij nog een pandje wilde huren, namelijk het pandje in [plaats 5] , gelegen aan [adres 4] . Vervolgens heeft [medeverdachte 5] het pand gehuurd. Ze spraken af dat [verdachte] € 1.200,- aan [medeverdachte 5] zou betalen en dat [medeverdachte 5] dan € 833,- aan de eigenaar van het pand zou betalen. Op verzoek van [verdachte] heeft [medeverdachte 5] een stroomcontract afgesloten voor [adres 4] te [plaats 5] . [medeverdachte 5] heeft erkend dat hij wel eens bij het pand is geweest en dat hij wel eens de huur heeft betaald. Toen hij bij het pand was, heeft hij daar naast verdachte ook diens neef, [medeverdachte 6] , gezien.
Verdachte bleek bij zijn aanhouding in het bezit te zijn van een sleutel van het hangslot waarmee de loods was afgesloten.
Oordeel hof
Verdachte heeft ontkend dat hij ervan op de hoogte was dat er in de loods aan [adres 4] te [plaats 5] een hennepkwekerij was gevestigd. Gelet op de verklaring van [medeverdachte 6] , ondersteund door de verklaringen van [getuige 7] en [medeverdachte 5] , acht het hof dit niet aannemelijk.
Uit het voorgaande blijkt dat de loods op initiatief van verdachte is gehuurd. Er is op verzoek van verdachte voor water en stroom gezorgd en vervolgens heeft verdachte actief samen met een ander de kwekerij gebouwd. Twee maanden later is er een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen, waarbij het aannemelijk was dat er eerder was geoogst.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat de hennepkwekerij aan [adres 4] te [plaats 5] onder meer door toedoen van verdachte is opgezet. Op grond daarvan kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad. Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het daadwerkelijke telen van hennep op deze locatie, zal hij van het medeplegen daarvan worden vrijgesproken.
Feit 4 (overtreding Wet Wapens en Munitie, zaaksdossier 4):
Op 19 juli 2011 is in de woning van de eerder genoemde [getuige 5] een vuurwapen met bijbehorende munitie en een handgranaat aangetroffen. [getuige 5] heeft hierover bij de politie verklaard dat hij het wapen en de handgranaat voor iemand anders in bewaring heeft genomen en dat die persoon deze wapens ook aan hem heeft laten zien.
In het verhoor bij de raadsheer-commissaris heeft [getuige 5] aangegeven dat de persoon voor wie hij voornoemde wapens in bewaring nam, verdachte was.
Op de binnenzijde van de loop van het vuurwapen werden DNA-sporen aangetroffen die matchen met het DNA-profiel van verdachte. Daarnaast matcht het DNA-profiel van verdachte met het DNA-mengprofiel dat is verkregen uit de bemonstering van DNA dat op de randen van de buitenzijde van de handgranaat is aangetroffen.
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voornoemde wapens en munitie voorhanden heeft gehad. Onder verwijzing naar hetgeen eerder over de betrouwbaarheid van de getuige [getuige 5] is overwogen, acht het hof diens verklaring betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De verklaring van [getuige 5] wordt ondersteund door het technische (DNA) bewijs. Dat verdachte het wapen, de munitie en de handgranaat in bewaring heeft gegeven aan een ander, staat niet aan een bewezenverklaring in de weg. Hij kon deze wapens immers op elk moment terughalen of - vragen en er derhalve over beschikken.
Feit 4 (overtreding Wet Wapens en Munitie, zaaksdossier 7):
Verdachte heeft erkend dat hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 17 augustus (het hof begrijpt: 2011) een geluiddemper, patroonmagazijnen en munitie voorhanden heeft gehad. Het onder 4 ten laste gelegde feit kan ook ten aanzien daarvan wettig en overtuigend worden bewezen.
Feit 5 (deelname/leiderschap criminele organisatie)
Onder 5 wordt verdachte verweten dat hij leiding heeft gegeven aan een organisatie die - kort gezegd - tot doel had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 van de Opiumwet.
Namens verdachte is ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte van het onder 5 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat uit het dossier niet blijkt dat er sprake was van een dergelijk samenwerkingsverband.
De advocaat-generaal heeft zich overeenkomstig het vonnis op het standpunt gesteld dat er sprake is van een criminele organisatie en dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Vaststelling feiten m.b.t. hennepdrogerij Langezwaag (zaaksdossier 2)
Naast hetgeen hiervoor ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten is overwogen, slaat het hof acht op de feiten en omstandigheden zoals die met betrekking tot zaaksdossier 2 uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijken.
Op 19 juli 2011 is op de zolder van de woning van medeverdachte [medeverdachte 5] een hennepdrogerij aangetroffen. Er lagen tevens diverse hennepgerelateerde goederen. Er lagen ook drie soorten zakken, welke exact dezelfde drie soorten zakken waren die ook bij de hennepkwekerij in [plaats 2] werden aangetroffen. In bijna alle zakken bleken kleine restanten van henneptoppen te zitten.
Een sleutel van het hangslot aan het luik van de zolder alwaar de hennepdrogerij werd aangetroffen, werd in de VW Transporter van medeverdachte [medeverdachte 3] aangetroffen.
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij de zolder boven zijn woning aan verdachte heeft verhuurd. Hierover heeft hij verklaard dat verdachte rond juli 2011 bij hem thuis kwam. Verdachte kwam in een witte VW Transporter bij [medeverdachte 5] thuis. Verdachte zat samen met twee anderen in de bus, die door [medeverdachte 5] zijn herkend als medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Verdachte heeft het toen met [medeverdachte 5] gehad over het drogen van spullen op zolder. Een dag later kwamen ze weer en kwamen alle drie mannen bij [medeverdachte 5] in de woning. Verdachte vroeg toen aan [medeverdachte 5] : “Mag ik het hem wel even zien laten?”. Vervolgens zijn verdachte en [medeverdachte 3] naar de zolder toe gegaan. Ongeveer een week later kwam verdachte opnieuw bij [medeverdachte 5] thuis en is afgesproken dat de zolder verhuurd zou worden. [medeverdachte 5] heeft toen zijn achterdeursleutel aan verdachte gegeven.
Op grond van de betrokken personen en de beschreven gang van zaken die past in het geheel van handelingen, beschreven ten aanzien van onder andere de kwekerij in [plaats 3] en [plaats 2] , kan ook deze hennepdrogerij aan het (na te noemen) samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn medeverdachten worden toegeschreven.
Vaststelling feiten m.b.t. hennepkwekerij [plaats 6] (zaaksdossier 5)
Op 9 augustus 2011 is in de schuur aan de [adres 6] te [plaats 6] een hennepkwekerij/-stekkerij aangetroffen. In totaal bleek het te gaan om 89 moederplanten en 4956 hennepstekjes.
De eigenaar van het pand, de heer [getuige 9] , heeft verklaard dat het betreffende pand vanaf 1 mei 2011 is verhuurd aan medeverdachte [medeverdachte 5] en dat [medeverdachte 5] ook zorgdroeg voor de huur.
Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft erkend dat hij het pand aan de [adres 6] te [plaats 6] heeft gehuurd. Volgens [medeverdachte 5] heeft hij het pand medio juni 2011 verhuurd aan verdachte en/of diens neefje [medeverdachte 6] (het hof begrijpt: [medeverdachte 6] ). [medeverdachte 5] heeft verdachte vervolgens de sleutel van het pand gegeven.
Bij medeverdachte [medeverdachte 5] is een sleutel aangetroffen van de voordeur van de woning van de [adres 6] te [plaats 6] en in die woning werd op de trap de sleutel van het hangslot van de schuur gevonden, waar de hennepkwekerij in gevestigd was.
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij heeft geholpen met het bouwen van een wiethok in voornoemd pand. [medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij dit op verzoek van en in samenwerking met verdachte heeft gedaan. Verdachte was ook degene die voor de materialen en hennepstekken zorgdroeg. Verdachte en [medeverdachte 6] hebben samen de hennepstekken in de bloempotten gedaan. Volgens [medeverdachte 6] kwamen deze stekken bij verdachte thuis vandaan. [medeverdachte 6] heeft de hennepstekken ook water gegeven en de gekweekte hennepstekjes, die door verdachte van de moederplant waren geknipt, onderzocht op wortelvorming. Vervolgens heeft [medeverdachte 6] deze hennepstekjes in traytjes gezet om te worden verkocht. Volgens [medeverdachte 6] zorgde verdachte voor de verkoop van de hennepstekjes en [medeverdachte 6] heeft ook een keer ongeveer 600 hennepstekken uit de stekkerij in [plaats 6] weggebracht naar een man in [plaats 7] . Voor zijn werkzaamheden [medeverdachte 6] € 500,- van verdachte krijgen.
Over medeverdachte [medeverdachte 5] heeft [medeverdachte 6] verklaard dat hij binnen is geweest op moment dat hij en verdachte daar bezig waren met het bouwen van het wiethok.
Ook deze hennepkwekerij kan gezien het voorgaande aan het samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn medeverdachten worden toegeschreven.
Oordeel hof
Onder een organisatie zoals hiervoor bedoeld wordt verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen verdachte en ten minste één andere persoon. Een zekere bestendigheid is vereist, echter is niet vereist dat de samenstelling van het samenwerkingsverband telkens dezelfde is.
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er in de onderhavige zaak sprake is van een dergelijke organisatie. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor ten aanzien van de ten laste gelegde feiten is overwogen kan worden vastgesteld dat verdachte gedurende langere periode steeds met één of meer van zijn medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 5] hennepkwekerijen heeft opgezet en geëxploiteerd. Uit het hiervoor overwogene blijkt dat er sprake was van een duidelijke structuur en rolverdeling (zoals het huren van de panden, het opzetten van de kwekerijen en/of aanleggen van elektriciteit en het zorgdragen voor de financiën (huur). Daarnaast werden de meer uitvoerende taken (verzorging van de planten, bijhouden van het kweekproces, knippen en verpakken van hennep), kennelijk door zowel verdachte, [medeverdachte 3] als [medeverdachte 1] verricht (al dan niet gezamenlijk).
Met de verdediging is het hof van oordeel dat verdachte niet als leider van de criminele organisatie kan worden aangemerkt. Enkel de verklaring van getuige [getuige 8] is daartoe onvoldoende. Ook bevat zijn verklaring vermoedens en aannames en is niet kenbaar hoe hij aan zijn kennis komt. Zijn verklaring kan daarom niet voor het bewijs worden gebruikt. Voor het overige bevat het dossier met betrekking tot dit onderdeel onvoldoende bewijs. Het hof gaat op grond van de genoemde bewijsmiddelen uit van een min of meer gelijkwaardige rolverdeling tussen de verdachten.
Het onder 5 ten laste gelegde feit kan aldus wettig en overtuigend worden bewezen, met dien verstande dat verdachte van het leiding geven aan de criminele organisatie zal worden vrijgesproken.
Wat de begindatum van de pleegperiode betreft gaat het hof uit van de ten laste gelegde periode, ingaande op 1 september 2008, aangezien één van de panden waarin in een hennepkwekerij is aangetroffen die aan de organisatie kan worden toegeschreven, vanaf deze datum is verhuurd.
De verweren van de verdediging worden verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij in de periode van 1 mei 2011 tot en met 19 juli 2011, te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht in een pand aan of bij de [adres 1] , aldaar een hoeveelheid van ongeveer 217 hennepplanten (waaronder 27 moederplanten) en/of ongeveer 5550 stekken van hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) voormeld telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
2:
hij in de periode van 1 november 2010 tot en met 18 juli 2011, te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt in een pand aan of bij de [adres 5] , aldaar een hoeveelheid van in totaal ongeveer 596 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst ii, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
zulks terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders voormeld telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
3:
hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 31 augustus 2011, te of bij [plaats 3] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
- in een pand/perceel aan of bij de [adres 2] te [plaats 3]
telkens een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) voormeld telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
en
in de periode van 1 september 2008 tot en met 31 augustus 2011 te [plaats 4] en te [plaats 5] , opzettelijk aanwezig heeft gehad
- in een pand/perceel aan of bij de [adres 3] te [plaats 4] en
- in een pand/perceel aan of bij [adres 4] te [plaats 5]

aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

4:
hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 17 augustus 2011, in elk geval in het jaar 2011, te [plaats 1] , voorhanden heeft gehad
- 338 centraalvuur kogelpatronen (van diverse merken) en
- 3 randvuur kogelpatronen (van het merk CCI en/of kaliber .22LR) en
- 2 hagelpatronen (van het merk Geco en Fiocchi en/of kaliber 12) en
- 46 centraalvuur knalpatronen (van het merk FNB, kaliber .303) en

-22 (afgeschoten) hulzen,

en
hij in het jaar 2011, te [plaats 1] , wapens van categorie I, II en III, te weten
- een pistool (van het merk FEG en/of voorzien van serienummer BFI9 122) en
- een geluiddemper
en
- drie patroonmagazijnen (van het merk I.M.I. en/of type Uzi, kaliber 9 mm Para) en
- een handgranaat (van het merk Poudreries Reunis Belges/Mecar [ontsteekinrichting] en/of model M72 [granaat]/M 72A 1 [ontsteekinrichting],
voorhanden heeft gehad.
5:
hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 19 juli 2011, in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke bestond uit een samenwerkingsverband van hem, verdachte en een of meer natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en/of een of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van hennepplanten en/of delen van hennepplanten, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert telkens op:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich op grote schaal en op professionele wijze bezig hield met de exploitatie van hennepkwekerijen en daarmee samenhangende activiteiten. Daarmee heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende de handel in softdrugs, met alle daarbij komende maatschappelijke problemen. Zoals bij de bewijsoverweging uiteen is gezet, is verdachte bij het hele proces van het kweken van hennep betrokken geweest, zowel voorafgaand aan het daadwerkelijke kweken, door ruimtes te beoordelen en te huren, kwekerijen te bouwen, stekjes/plantjes te plaatsen als bij de verzorging van de planten en het verwerken en verkopen daarvan. Het hof rekent verdachte zijn handelen zwaar aan. Gezien de ernst van de strafbare feiten die verdachte heeft gepleegd, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van forse duur in beginsel passend en geboden.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 10 januari 2018 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, waaronder ter zake van hennepteelt.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en zoals die ter terechtzitting van het hof naar voren zijn gekomen. De raadsman van verdachte heeft het hof verzocht in geval van een bewezenverklaring oplegging van een voorwaardelijke straf achterwege te laten, mede gelet op de ouderdom van de zaak.
Na het instellen van het hoger beroep door verdachte in december 2012 heeft het lang geduurd voordat het dossier door het hof werd ontvangen (mei 2014). Na de ontvangst van het dossier heeft de procedure in hoger beroep nog bijna 4 jaren in beslag genomen. Het hof is van oordeel dat hierbij sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in de straf dient te worden verdisconteerd.
In plaats van de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van 487 dagen, legt het hof daarom een gevangenisstraf van 307 dagen op. Deze straf is gelijk aan de duur van het voorarrest. Deze straf is passend en noodzakelijk. Gelet op het tijdsverloop acht het hof een voorwaardelijk gedeelte van de straf, bedoeld als stok achter de deur, niet langer nodig.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 42.888,13, bestaande uit materiële schade veroorzaakt door de hennepkwekerij in zijn pand in [plaats 3] (feit 3). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 38.911,70. De benadeelde partij heeft zijn vordering in hoger beroep beperkt tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, ondanks dat de schade enkel is onderbouwd met offertes. Dit staat aan toewijzing niet in de weg. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering
- hoofdelijk - zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Gezien het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 125,-.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 3, 11 en 11b van de Opiumwet, de artikelen 36f, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
307 (driehonderdzeven) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 38.911,70 (achtendertigduizend negenhonderdelf euro en zeventig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
125,00 (honderdvijfentwintig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 38.911,70 (achtendertigduizend negenhonderdelf euro en zeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
229 (tweehonderdnegenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. A. van Holten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 5 maart 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.