ECLI:NL:GHARL:2018:1961

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
21-001285-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling vennoot voor niet deugdelijk voeren van administratie en valsheid in geschrift in hypothecaire leningzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in Turkije en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was vennoot van een pandjeshuis en werd beschuldigd van het niet deugdelijk voeren van de voorgeschreven administratie, valsheid in geschrift ten behoeve van het verkrijgen van een hypothecaire lening, en andere delicten zoals heling en witwassen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder heling en witwassen, maar heeft hem wel veroordeeld voor het opmaken van valse werkgeversverklaringen en salarisspecificaties. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse documenten om een hypotheek te verkrijgen, wat het vertrouwen van banken in hun klanten heeft geschaad. De verdachte heeft gedurende een periode van bijna drie jaar als mede-eigenaar van het pandjeshuis gefunctioneerd, maar heeft nagelaten een correcte administratie te voeren, wat essentieel is in de branche waarin hij werkzaam was. De strafoplegging bestond uit een gevangenisstraf van tien weken en een geldboete van €5.000, met een voorwaardelijk deel van €3.000. Het hof heeft ook de teruggave van inbeslaggenomen goederen gelast.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001285-14
Uitspraak d.d.: 2 maart 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 20 februari 2014 met parketnummer 05-900440-12 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [1966] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 augustus 2015 en 1 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. J.S.W. Boorsma, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het hem onder 1, 2, 3, 4 en onder 7 vierde en zevende gedachtestreepje tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraken staat voor verdachte niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep en voor zover thans nog van belang – tenlastegelegd dat:
5:
hij op of omstreeks 26 maart 2012, te Arnhem, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet
opzettelijk, een of meer dieren en/of producten van dieren, behorende tot een
beschermde uitheemse diersoort, aangewezen krachtens artikel 5 van de Flora-
en Faunawet bij de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en
Faunawet in artikel 4, te weten:
- een (karet)schildpad (Eretmochelys Imbricata) en/of
- een (bril)kaaiman (Caiman crocodilus) en/of
- een zaagtand (van een zaagrog)
heeft verworven en/of ten verkoop heeft aangeboden en/of ten verkoop
voorhanden of in voorraad heeft gehad en/of heeft gebruikt voor commercieel
gewin en/of tentoon heeft gesteld voor handelsdoeleinden en/of onder zich
heeft gehad;
feit 6:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart
2006 tot en met 1 mei 2006 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) één of meer
geschriften die bestemd waren om te dienen tot het bewijs van enig feit,
namelijk één of meer arbeidsovereenkomst(en) en/of werkgeversverklaring(en)
en/of salarisspecificatie(s), vals heeft opgemaakt en/of heeft vervalst,
immers heeft/hebben zij en/of haar mededader(s):
- valselijk een werkgeversverklaring opgesteld en/of laten opstellen en/of in
strijd met de waarheid in de werkgeversverklaring vermeld of laten vermelden
dat [verdachte] per 1 maart 2006 voor bepaalde tijd als chef werkplaats in dienst
trad/was getreden en/of werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf] BV en/of
een bruto-jaarsalaris van 22829,40 euro genoot en/of
- valselijk een salarisspecificatie opgesteld en/of laten opstellen en/of in
strijd met de waarheid in die salarisspecificatie vermeld en/of laten
vermelden dat [verdachte] in periode 03/2006 23 dagen heeft gewerkt voor het
bedrijf [bedrijf] BV en/of een bruto-salaris genoot van 1902,45 euro,
(telkens) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om dat
geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken;
en/of
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2006
tot en met 1 mei 2006 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik
heeft gemaakt van één of meer vervalste en/of valselijk opgemaakte
geschriften die bestemd waren om tot het bewijs van enig feit te dienen,
namelijk één of meer arbeidsovereenkomst(en) en/of werkgeversverklaring(en)
en/of salarisspecificatie(s), als waren dat/die geschrift(en) echt en
onvervalst, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) dat/die
geschriften ter verkrijging van één of meer geldleningen (hypotheek) en/of
gelden daaruit overgelegd aan ING Bank, en bestaande die valsheid en/of
vervalsing (telkens) hieruit dat:
- in een werkgeversverklaring valselijk en/of in strijd met de waarheid stond
vermeld dat [verdachte] per 1 maart 2006 voor bepaalde tijd als chef werkplaats
in dienst trad/was getreden en/of werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf]
BV en/of een bruto-jaarsalaris van 22829,40 euro genoot en/of
- in een salarisspecificatie valselijk en/of in strijd met de waarheid stond
vermeld dat [verdachte] in periode 03/2006 23 dagen heeft gewerkt voor het bedrijf
[bedrijf] BV en/of een bruto-salaris genoot van 1902,45 euro;
7:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 oktober 2006
tot en met 26 maart 2012 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
(als (mede)eigenaar van Pandjeshuis " [naam pandjeshuis] " en/of als (mede)vennoot
van de V.O.F. [naam pandjeshuis] en/of als inkoper en/of opkoper en/of
als administrateur en/of als (feitelijk) leidinggevende van de andere
medewerkers van het pandjeshuis " [naam pandjeshuis] "), althans alleen,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en / of heeft overgedragen
(aangetroffen in een pand gelegen aan de [adres] , [naam pandjeshuis] )
- een gouden armbandje (met naamplaatje, zaakdossier 9) en/of
- een of meer paspoort/paspoorten (op naam van [naam] en/of

[naam] , zaakdossier 65) en/of

- een mobiele telefoon (Nokia 5130, zaakdossier 62) en/of

(aangetroffen in een woning gelegen aan het [adres]

- één of meer horloge(s) (zaakdossier 64) en/of
- een gouden armband (zaakdossier 69),
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
voormeld(e) goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat
dit/deze door diefstal in elk geval door enig misdrijf was/waren verkregen;
8:
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2009 tot en met 26 maart 2012 te
Arnhem, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
als (mede)eigenaar van Pandjeshuis " [naam pandjeshuis] " en/of als vennoot van de
V.O.F. [naam pandjeshuis] en/of als inkoper en/of opkoper en/of
(detail)handelaar van nieuwe en/of tweedehands en/of gebruikte en/of
ongeregelde artikelen/goederen (onder andere: sieraden en/of fietsen en/of
brom/-snorfietsen en/of foto-, film-, radio-, audio- en videoapparatuur en/of
uurwerken en/of kunstvoorwerpen), aangewezen bij het Uitvoeringsbesluit ex
artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Staatsblad 1992/36),
niet met inachtneming van de bij de algemene maatregel van bestuur geldende
regels:
- aantekeningen heeft gehouden en/of heeft doen houden van alle nieuwe en/of
tweedehands en/of gebruikte en/of ongeregelde artikelen/goederen die hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
en/of
- één of meerdere nieuwe en/of tweedehands en/of gebruikte en/of
ongeregelde artikelen/goederen heeft verworven van één of meer
persoon/personen zonder dat die persoon/personen zijn/hun
identiteitsgegevens had/hadden opgegeven en/of zonder dat hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s) de identiteitsgegevens van die persoon/personen in zijn/de administratie heeft aangetekend en/of heeft doen aantekenen;
9 primair:
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2009 tot en met 26 maart 2012,
te Arnhem,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
(telkens) van (een) voorwerp(en) (en/of geldbedrag(en)), te weten
één of meer gebruikte en/of ongeregelde goed(eren) (te weten onder andere:
één of meer siera(a)d(en) en/of fiets(en) en/of brom/-snorfiets(en) en/of
foto-, film-, radio-, audio- en videoapparatuur en/of uurwerk(en) en/of
kunstvoorwerp(en) en/of computer(s)/laptop(s) en/of ladders en/of
gsm-toestellen en/of geldbedragen)
de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding verborgen en/of verhuld,
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet,
terwijl hij weet dat die (hoeveelheden) siera(a)d(en) en/of die (hoeveelheden)
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – mede afkomstig is uit enig misdrijf,
((immers,
(door als (mede)eigenaar van Pandjeshuis " [naam pandjeshuis] " en/of als
(mede)vennoot van de V.O.F. [naam pandjeshuis] en/of als inkoper en/of
opkoper en/of als administrateur en/of als(feitelijk) leidinggevende van de
andere medewerkers van het pandjeshuis " [naam pandjeshuis] ",)
A.
die (hoeveelheden) goed(eren) aan te kopen en/of op te kopen en/of te (laten)
belenen, zonder daaromtrent een administratie dan wel een juiste en/of
volledige administratie (ex artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht) te
(laten) voeren en/of bij te (laten) houden en/of
een (zeer) summiere/algemene en/of dubbele en/of een onjuiste administratie
en/of opkoopregister bij te (laten) houden en/of
B.
(vervolgens) door die (hoeveelheden) voorwerp(en) door te (laten) verkopen
en/of om te zetten, zonder daaromtrent een administratie dan wel een juiste
en/of volledige administratie (ex artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht)
te (laten) voeren en/of bij te (laten) houden en/of
een (zeer) summiere/algemene en/of dubbele en/of een onjuiste administratie
en/of verkoopregister bij te (laten) houden en/of
C.
(vervolgens) door die (hoeveelheden) sieraden door te verkopen en/of om te
laten smelten en/of een (zeer) summiere/algemene en/of dubbele en/of een
onjuiste administratie bij te (laten) houden));
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2009 tot en met 26 maart 2012,
te Arnhem,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) van (een) voorwerp(en) (en/of geldbedrag(en)), te weten
één of meer gebruikte en/of ongeregelde goed(eren) (te weten onder andere:
één of meer siera(a)d(en) en/of fiets(en) en/of brom/-snorfiets(en) en/of
foto-, film-, radio-, audio- en videoapparatuur en/of uurwerk(en) en/of
kunstvoorwerp(en) en/of computer(s)/laptop(s) en/of ladders en/of
gsm-toestellen en/of geldbedragen),
de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing
heeft verborgen en/of verhuld, en/of
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet,
terwijl hij weet dat die (hoeveelheden) siera(a)d(en) en/of die (hoeveelheden)
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk – mede afkomstig is uit enig misdrijf,
(immers,
(door als (mede)eigenaar van Pandjeshuis " [naam pandjeshuis] " en/of als
(mede)vennoot van de V.O.F. [naam pandjeshuis] en/of als inkoper en/of
opkoper en/of als administrateur en/of als(feitelijk) leidinggevende van de
andere medewerkers van het pandjeshuis " [naam pandjeshuis] ",)
A.
die (hoeveelheden) goed(eren) aan te kopen en/of op te kopen en/of te (laten)
belenen, zonder daaromtrent een administratie dan wel een juiste en/of
volledige administratie (ex artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht) te
(laten) voeren en/of bij te (laten) houden en/of
een (zeer) summiere/algemene en/of dubbele en/of een onjuiste administratie
en/of opkoopregister bij te (laten) houden en/of
B.
(vervolgens) door die (hoeveelheden) voorwerp(en) door te (laten) verkopen
en/of om te zetten, zonder daaromtrent een administratie dan wel een juiste
en/of volledige administratie (ex artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht)
te (laten) voeren en/of bij te (laten) houden en/of
een (zeer) summiere/algemene en/of dubbele en/of een onjuiste administratie
en/of verkoopregister bij te (laten) houden en/of
C.
(vervolgens) door die (hoeveelheden) sieraden door te verkopen en/of om te
laten smelten en/of een (zeer) summiere/algemene en/of dubbele en/of een
onjuiste administratie bij te (laten) houden)).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Verweren

De door de verdediging gevoerde verweren worden besproken bij de bespreking van het desbetreffende feit.

Het onder 5 tenlastegelegde feit

Het hof heeft op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Naar het oordeel van het hof ontbreken de wettige bewijsmiddelen voor een bewezenverklaring op of omstreeks 26 maart 2012.

Het onder 6 tenlastegelegde feit

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart
2006 tot en met 1 mei 2006 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) één of meer
geschriften die bestemd waren om te dienen tot het bewijs van enig feit,
namelijk één of meer arbeidsovereenkomst(en) en/of werkgeversverklaring(en)
en/of salarisspecificatie(s), vals heeft opgemaakt en/of heeft vervalst,
immers heeft/hebben zij en/of haar mededader(s):
- valselijk een werkgeversverklaring opgesteld en/of laten opstellen en/of in
strijd met de waarheid in de werkgeversverklaring vermeld of laten vermelden
dat [verdachte] per 1 maart 2006 voor bepaalde tijd als chef werkplaats in dienst
trad/was getreden en/of werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf] BV en/of
een bruto-jaarsalaris van 22829,40 euro genoot en/of
- valselijk een salarisspecificatie opgesteld en/of laten opstellen en/of in
strijd met de waarheid in die salarisspecificatie vermeld en/of laten
vermelden dat [verdachte] in periode 03/2006 23 dagen heeft gewerkt voor het
bedrijf [bedrijf] BV en/of een bruto-salaris genoot van 1902,45 euro,
(telkens) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om dat
geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken;
en/of
hijop één of meer tijdstippeninof omstreeksde periode van 1 maart 2006
tot en met 1 mei 2006 te Arnhem, althans in Nederland,tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)opzettelijk gebruik
heeft gemaakt vanéén of meer vervalste en/ofvalselijk opgemaakte
geschriften die bestemd waren om tot het bewijs van enig feit te dienen,
namelijkéén of meer arbeidsovereenkomst(en) en/ofwerkgeversverklaring(en)
en/ofeen salarisspecificatie(s), als warendat/die geschrift(en)echt en
onvervalst, immers heeft/hebbenhijen/of zijn mededader(s) dat/die
geschriften ter verkrijging van eenof meergeldleningen(hypotheek) en/of
gelden daaruit overgelegd aan ING Bank, en bestaande die valsheiden/of
vervalsing (telkens)hieruit dat:
- in de werkgeversverklaringen valselijk en/ofin strijd met de waarheid stond
vermeld dat [verdachte] per 1 maart 2006 voor bepaalde tijd als chef werkplaats
in dienst trad/was getreden en/of werkzaam was bij het bedrijf [bedrijf]
BV en/ofeen bruto-jaarsalaris van 22829,40 euro genoot en/of
- in een salarisspecificatie valselijk en/ofin strijd met de waarheid stond
vermeld dat [verdachte] in periode 03/2006 23 dagen heeft gewerkt voor het bedrijf
[bedrijf] BV en/ofeen bruto-salaris genoot van 1902,45 euro.

Het onder 7 tenlastegelegde feit

Het hof heeft op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 7 tenlastegelegde heeft begaan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet, althans in elk geval onvoldoende, komen vast te staan wanneer en onder welke omstandigheden de goederen zijn verkregen, waardoor geen conclusies kunnen worden getrokken met betrekking tot de wetenschap van verdachte op dat moment over de criminele herkomst. Verdachte zal derhalve voor dit feit worden vrijgesproken.

Het onder 8 tenlastegelegde feit

Door de raadsman is gesteld dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging van verdachte voor dit feit, omdat bij verdachte de gerechtvaardigde verwachting was gewekt dat hij niet voor dit feit vervolgd zou worden gelet op de bezoeken door de wijkagent die dan ook het register zou hebben geraadpleegd en daarbij geen op- of aanmerkingen zou hebben gemaakt.
Ten aanzien van dit verweer overweegt het hof dat er, wil verdachte zich met succes kunnen beroepen op het vertrouwen dat hij niet zou worden vervolgd, in casu sprake moet zijn van een mededeling gedaan door de Officier van Justitie of door iemand in diens opdracht dan wel moet deze anderszins kunnen worden beschouwd als een aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen toezegging. Van zodanige mededeling is niet gebleken. Het verweer wordt verworpen.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Vaststaat dat het vastleggen van de administratieve gegevens in het inkoopregister niet goed is gedaan. Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] waren gedurende de tenlastegelegde periode beiden eigenaar en vennoot van “ [naam pandjeshuis] ” en waren beiden feitelijk betrokken bij de inkoop van goederen. Verdachte had op een juiste en volledige wijze het inkoopregister moeten bijhouden en hij heeft dat niet gedaan.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 8 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij inof omstreeksde periode van 27 maart 2009 tot en met 26 maart 2012 te
Arnhem,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
als(mede)eigenaar van Pandjeshuis " [naam pandjeshuis] " en/ofals vennoot van de
V.O.F. [naam pandjeshuis] en/of als inkoper en/of opkoperen/of
(detail)handelaarvannieuwe en/of tweedehands en/ofgebruikte en/of
ongeregelde artikelen/goederen (onder andere: sieraden en/of fietsen en/of
brom/-snorfietsen en/of foto-, film-, radio-, audio- en videoapparatuur en/of
uurwerken en/of kunstvoorwerpen), aangewezen bij het Uitvoeringsbesluit ex
artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Staatsblad 1992/36),
niet met inachtneming van de bij de algemene maatregel van bestuur geldende
regels:
- aantekeningen heeft gehouden en/of heeft doen houden van allenieuwe en/of
tweedehands en/ofgebruikte en/of ongeregelde artikelen/goederen die hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s)heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad
en/of
-één ofmeerderenieuwe en/of tweedehands en/ofgebruikte en/of
ongeregelde artikelen/goederen heeft verworven van één of meer
persoon/personenzonder dat die persoon/personen zijn/hun
identiteitsgegevens had/hadden opgegeven en/ofzonder dat hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s) dieidentiteitsgegevens van die persoon/personen inzijn/de administratie heeftaangetekend en/of heeftdoen aantekenen.

Het onder 9 tenlastegelegde feit

De raadsman heeft een beroep gedaan op de nietigheid van de dagvaarding. Hiertoe heeft de raadsman gesteld dat de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig is, aangezien daarin enerzijds is opgenomen dat sieraden/voorwerpen/geldbedragen afkomstig zijn uit misdrijf, terwijl anderzijds de feitelijke uitwerking daarvan slechts overtredingen (van het bepaalde in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht) zouden behelzen.
Het hof verwerpt dit verweer. De dagvaarding bevat, mede gelezen in samenhang met het dossier, een voldoende duidelijke opgave het tenlastegelegde feit bevat als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof komt dan toe aan de beoordeling van de vraag of wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – witwassen.
Het hof is van oordeel dat dit niet het geval is. Het overweegt daartoe als volgt.
Voor een veroordeling voor witwassen op grond van art. 420bis Sr is vereist dat vaststaat dat de voorwerpen waar het om gaat afkomstig zijn uit enig misdrijf. Op grond van doel en strekking van art. 420bis Sr en mede in het licht van de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling moet worden aangenomen dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid dat de desbetreffende voorwerpen afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dit betekent dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan.
Uit verschillende arresten van de Hoge Raad die zien op witwassen kan de volgende bewijsconstructie worden gedestilleerd, voor zover het gaat om het bewijs van het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’.
Dat onder een verdachte aangetroffen voorwerpen ‘uit enig misdrijf afkomstig zijn’, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat ze uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het is aan het openbaar ministerie bewijs bij te brengen waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
Indien de vastgestelde feiten en omstandigheden het vermoeden rechtvaardigen dat de voorwerpen/geld die de verdachte voorhanden heeft gehad – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig zijn, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van die voorwerpen.
Dit leidt er echter niet zonder meer toe dat het dan aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het de betreffende voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn. Wel kan de rechter in voorkomende gevallen in geval de in de bewijsvoering vastgestelde feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen en hij tot het oordeel komt dat de door de verdachte gegeven verklaring voor onder meer de herkomst van de voorwerpen niet aannemelijk is geworden, daaraan de gevolgtrekking verbinden dat het geldbedrag geen legale herkomst had en dat de verdachte dit wist.
Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de enorme hoeveelheid in beslag genomen goederen niet is te herleiden naar een eigenaar en dat bij ontbreken van een deugdelijke verklaring, opgeteld bij hetgeen overigens uit het dossier met betrekking tot de handel en wandel van verdachte en haar medeverdachten is gebleken, dit het vermoeden oplevert dat deze goederen van misdrijf afkomstig zijn.
Het hof stelt vast dat voor de herkomst van een deel van de inbeslaggenomen goederen wel een verklaring namens de medeverdachte en mede-vennoot [medeverdachte] is gegeven. Door de medeverdachte is een groot aantal contracten overgelegd waaruit zou blijken dat de in beslag genomen voorwerpen niet van enig misdrijf afkomstig zijn.
Door de wijze van het registreren van het beslag kan het hof niet nagaan welke goederen gelabeld dan wel niet gelabeld waren, zodat het hof niet kan nagaan of de verklaring van de medeverdachte omtrent de herkomst juist is.
Wat overblijft is – hoezeer het dossier ook aanwijzingen bevat dat verdachte (en haar medeverdachte bestuurders) mogelijk (ook) van misdrijf afkomstige goederen opkocht(en) – onvoldoende om in deze zaak bewezen te kunnen achten dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting aldus niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 9 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het onder 8 bewezen verklaarde levert op:
Als handelaar in gebruikte en ongeregelde goederen in het door haar gehouden register niet onverwijld aantekening houden van alle door hem gekochte goederen,
en
Als handelaar in gebruikte en ongeregelde goederen een gebruikt of ongeregeld goed van iemand verwerven zonder de identiteitsgegevens van diegene in de administratie aan te tekenen.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld (het hof begrijpt: op grond van rechtsdwaling). Voor een geslaagd beroep op rechtsdwaling is vereist dat het aannemelijk is dat een verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Daarvan kan sprake zijn indien de verdachte is afgegaan op het advies van een persoon of instantie aan wie of waaraan zodanig gezag valt toe te kennen dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mocht vertrouwen. Bij de beoordeling van een daartoe strekkend verweer kunnen verschillende aspecten van belang zijn, waaronder:
- de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de adviseur;
- de specifieke deskundigheid van de adviseur;
- de complexiteit van de materie waarover advies wordt ingewonnen;
- de precieze inhoud van de adviezen.
Naar het oordeel van het hof is in casu niet voldaan aan de voorwaarden voor rechtsdwaling. Dat de wijkagent advies zou hebben gegeven met betrekking tot de inrichting van het inkopersregister acht het hof niet aannemelijk geworden.
Het enkele feit dat de wijkagent wel bij de VOF is langs geweest en geen opmerkingen over het register heeft gemaakt is niet als zodanig advies te beschouwen. Het verweer wordt verworpen.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Redelijke termijn

Ter terechtzitting is door de raadsman aangevoerd dat sprake is van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM.
Uit de stukken van de zaak is het hof het navolgende gebleken:
  • in maart/april 2012 zijn er doorzoekingen geweest in het winkelpand van “ [naam pandjeshuis] ” en in de woning van verdachte. Op deze datum is de redelijke termijn gaan lopen.;
  • op 3 juli 2012 is de zaak voor de eerste maal aangebracht ter terechtzitting van de rechtbank;
  • na diverse aanhoudingen, naar aanleiding van onderzoekswensen van de verdediging, heeft de rechtbank op 20 februari 2014 in deze zaak vonnis gewezen;
  • op 5 maart 2014 is namens verdachte hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld;
  • op 1 juli 2014 is de zaak ter griffie van het hof ingekomen;
  • op 4 augustus 2015 is de zaak op de rol van het hof geplaatst voor een regiezitting;
  • bij tussenarrest van 18 augustus 2015 zijn de stukken van de zaak ter hand gesteld van de advocaat-generaal teneinde er zorg voor te dragen, voor zover nodig, van het ter handstellen aan de verdediging van het opkoop- en terugkoopregister van “ [naam pandjeshuis] ”. De zaak van de medeverdachte [medeverdachte] werd verwezen naar de raadsheer-commissaris om [getuige] als getuige te horen. De te horen getuige was een medeverdachte in een strafzaak die verband hield met de zaak tegen verdachte en het arrest in zijn strafzaak was nog niet onherroepelijk. Nadat het arrest van de te horen getuige onherroepelijk is geworden heeft het verhoor van de getuige op 12 oktober 2016 plaatsgevonden;
  • op 16 februari 2017 is de zaak weer op de rol van het hof geplaatst maar vanwege ziekte van twee raadsheren, die deel uitmaakten van de zittingscombinatie die deze omvangrijke zaak zou behandelen, is de behandeling aangehouden voor onbepaalde tijd;
  • op 1 februari 2018 is de behandeling van de zaak voortgezet en op 2 maart 2018 zal arrest worden gewezen.
Het hof is van oordeel dat het totale tijdsverloop, met name de periode tussen het horen van de getuige door de raadsheer-commissaris en de inhoudelijke behandeling van de zaak, zodanig lang is dat sprake is van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Het hof is van oordeel dat in de na te melden strafoplegging de overschrijding van de redelijke termijn in voldoende mate is verdisconteerd.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 5, 6, 7 en 9 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift ter verkrijging van een hypothecaire lening en het niet voeren van een juiste administratie van pandjeshuis “ [naam pandjeshuis] ”.
Verdachte heeft gebruik gemaakt van valselijk opgemaakte werkgeversverklaringen om een hypotheek te verkrijgen. Het vertrouwen dat banken in hun klanten en het aanleveren van financiële bescheiden moeten hebben is door het handelen van verdachte geschonden. De ernst van dit feit wordt niet weggenomen doordat in dit concrete geval geen daadwerkelijke financiële schade is ontstaan.
Verdachte heeft in een periode van bijna drie jaren als mede-eigenaar en mede-vennoot het pandjeshuis “ [naam pandjeshuis] ” gedraaid. In de uitoefening van zijn beroep had verdachte de plicht om een deugdelijke administratie te voeren om op deze manier de handel in gestolen goederen tegen te gaan. Daarin is verdachte ernstig tekort geschoten. De specifieke branche waarin hij werkzaam was maakt extra oplettendheid en transparantie geboden en vraagt nu juist om een volledige en correcte wijze van administreren.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte blijkt niet van recente justitiële contacten. Omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte is aan het hof nauwelijks iets bekend. Verdachte zou thans wonen in Sierra Leone en geen inkomsten genieten.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde misdrijven en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor afdoening van deze feiten geen andere straf in aanmerking komt dan een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur.
Bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf heeft het hof ermee rekening gehouden dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem onder 5, 7 en 9 tenlastegelegde. Tevens heeft het hof rekening gehouden met de ouderdom van de feiten en de geconstateerde schending van de redelijke termijn. Een en ander geeft het hof aanleiding verdachte voor feit 6 in plaats van een gevangenisstraf van twaalf weken een gevangenisstraf voor de duur van tien weken op te leggen.
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van feit 8 gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 10.000,-- subsidiair 85 dagen hechtenis. Het hof zal, rekening houdend met de ouderdom van het feit en de overschrijding van de redelijke termijn, aan verdachte een minder hoge geldboete opleggen dan is gevorderd en daarvan een deel voorwaardelijk opleggen. Het hof heeft gelet op de draagkracht van verdachte. Het door de verdediging gestelde gebrek aan financiële draagkracht staat daaraan naar het oordeel van de hof niet in de weg, nu die stelling in het geheel niet is onderbouwd.
Met betrekking tot feit 8 is door de advocaat-generaal tevens een beroepsontzegging voor de duur van 3 jaar gevorderd. Gelet op het tijdsverloop, de thans bewezenverklaarde feiten en omstandigheid dat verdachte inmiddels al jaren in het buitenland verblijft, acht het hof
geen redenen aanwezig een beroepsverbod op te leggen, waarbij nog wordt opgemerkt dat aan verdachte een voorwaardelijke strafdeel is opgelegd ter voorkoming van herhaling.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het beslag conform de beslissingen daaromtrent door de rechtbank wordt afgedaan.
Het hof zal ten aanzien van het beslag uit hoofde van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering beslissingen geven. Dit laat naar het oordeel van het hof onverlet dat het uit hoofde van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering gelegde beslag blijft liggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c 55, 62, 225 en 437 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het 1, 2, 3, 4 en onder 7 vierde en zevende gedachtestreepje ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5, 7, 9 primair en 9 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 6 en 8 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 6 en 8 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder in de zaak met parketnummer 05-900440-12 onder 6 bewezen verklaarde:
- Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Ten aanzien van het onder 8 bewezen verklaarde:
- Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 5.000,-- (vijfduizend euro), bij
gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis. Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 3.000,-- (drieduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beslag

Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • twee kettingen (SVO nummer J-F-8);
  • twee gouden ringetjes (SVO nummer J-A-1-1-4);
  • een goudkleurige ring (SVO nummer J-A1-17-26);
  • een zilveren ketting (SVO nummer J-A-3-39-2);
  • een horloge van het merk Maurice Lacroix (SVO nummer J-A1-8-1-1);
  • een paar zilverkleurige oorbellen (SVO nummer J-J-1-2-1);
  • een zilverkleurige armband Buddha (SVO nummer J-I-2-4-2);
  • een zilverkleurige rechthoekige armband (SVO nummer J-I-2-4-2), en
  • een zilverkleurige ring Buddha (SVO nummer J-I-2-4-2).
Aldus gewezen door
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. R.H. Koning en mr. C.M.E. Lagarde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G. Heeres, griffier,
en op 2 maart 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.