ECLI:NL:GHARL:2018:1959

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 februari 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
21-003853-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een voormalig politieambtenaar voor poging tot afdreiging, schending van ambtsgeheim en computervredebreuk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een voormalig politieambtenaar, die werd beschuldigd van poging tot afdreiging, opzettelijke schending van een ambtsgeheim en computervredebreuk. De verdachte, geboren in 1980 en woonachtig in Nederland, had tijdens zijn functie als politieambtenaar misbruik gemaakt van zijn toegang tot politie-informatie. Hij had kentekens van voertuigen genoteerd op een homo-ontmoetingsplaats en deze informatie gebruikt om afdreigingsbrieven te versturen naar de eigenaren van die voertuigen, waarin hij dreigde foto's openbaar te maken tenzij zij bitcoins ter waarde van € 1.000 zouden betalen. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat een lagere straf had opgelegd. Het hof legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen, waarbij schadevergoeding werd toegekend voor immateriële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003853-17
Uitspraak d.d.: 23 februari 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 30 juni 2017 met parketnummer 16-707139-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.M.F. Aarts, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 april 2015 tot en met 30 april 2015 te Hilversum en/of Wijk bij Duurstede, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in ieder geval in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad en/of bedreiging met smaadschrift en/of bedreiging met openbaar maken van een geheim
[benadeelde 1] (zaak 12) en/of
[benadeelde 2] (zaak 14) en/of
[benadeelde 3] (zaak 21) en/of
[benadeelde 4] (zaak 27),
te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] door middel van brief heeft gedreigd
foto's (van activiteiten bij de parkeerplaats) openbaar te maken aan de familie en/of omgeving van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] , tenzij die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] bitcoins ter waarde van 1000 euro zou(den) kopen via de door verdachte genoemde website ( [naam website] ) en/of (daarbij) het door verdachte genoemde bitcoinadres in te vullen, waardoor verdachte de beschikking zou krijgen over die bitcoins,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 januari 2014 tot en met 29 april 2015 te Hilversum en/of Wijk bij Duurstede, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in ieder geval in Nederland, (telkens) een of meerdere geheim(en), die hem uit hoofde van zijn ambt en/of beroep en/of wettelijk voorschrift als medewerker Basispolitiezorg A in de rang van hoofdagent bij de eenheid Midden-Nederland kenbaar was/waren en waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift, verplicht was het/deze te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door (telkens)
- 80, althans een of meerdere kentekens te bevragen bij het RDW door middel van het politiesysteem BVI-IB en/of
- ( vervolgens) van 29, althans een of meerdere kentekens de bijbehorende naam, adres en woonplaatsgegeven(s) te gebruiken om (een) afdreigingsbrie(f)(ven) te versturen;
3:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 januari 2014 tot en met 10 september 2014 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk,
te weten de politieaccount van [benadeelde 5] , althans het computersysteem van de politie, of in een deel daarvan, is binnengedrongen door het gebruik van een valse sleutel, te weten het wachtwoord van die [benadeelde 5] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Een zinvolle interpretatie van de tenlastelegging brengt mee dat het laatste gedeelte van het onder 3 tenlastegelegde verbeterd dient te worden gelezen als volgt: wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk,
te weten het computersysteem van de politie, of in een deel daarvan, de politieaccount van [benadeelde 5] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op
één of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 29 april 2015 tot en met 30 april 2015
te Hilversum en/of Wijk bij Duurstede, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
in ieder geval in Nederland, (telkens
)ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door
bedreiging met smaad en/ofbedreiging met smaadschrift en/of bedreiging met openbaar maken van een geheim
[benadeelde 1] (zaak 12) en
/of
[benadeelde 2] (zaak 14) en
/of
[benadeelde 3] (zaak 21) en
/of
[benadeelde 4] (zaak 27),
te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan die [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] en
/of[benadeelde 3] en
/of[benadeelde 4] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,die [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] en
/of[benadeelde 3] en
/of[benadeelde 4] door middel van brief heeft gedreigd
foto's (van activiteiten bij de parkeerplaats) openbaar te maken aan de familie en
/ofomgeving van die [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] en
/of[benadeelde 3] en
/of[benadeelde 4] , tenzij die [benadeelde 1] en
/of[benadeelde 2] en
/of[benadeelde 3] en
/of[benadeelde 4] bitcoins ter waarde van 1000 euro zou
(den
)kopen via de door verdachte genoemde website ( [naam website] ) en
/of (daarbij
)het door verdachte genoemde bitcoinadres in te vullen, waardoor verdachte de beschikking zou krijgen over die bitcoins,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op
één of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 26 januari 2014 tot en met 29 april 2015 te Hilversum
en/of Wijk bij Duurstede, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in ieder geval in Nederland,
(telkens
)een of meerdere geheim(en
), die hem uit hoofde van zijn ambt
en/of beroep en/of wettelijk voorschriftals medewerker Basispolitiezorg A in de rang van hoofdagent bij de eenheid Midden-Nederland kenbaar
was/waren en waarvan hij wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat hij uit hoofde van ambt
, beroep of wettelijk voorschrift,verplicht was het/deze te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door
(telkens)
- 77
, althans een of meerderekentekens te bevragen bij het RDW door middel van het politiesysteem BVI-IB en
/of
-
(vervolgens
)van 29
, althans een of meerderekentekens de bijbehorende naam, adres en woonplaatsgegeven
(s
)te gebruiken om
(een)afdreigingsbrie
(f)(ven
)te versturen;
3:
hij op
één of meerderetijdstippen in
of omstreeks de periode van 26 januari 2014 tot en met 10 september 2014 te Hilversum,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, (telkens
)opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk,
te weten het computersysteem van de politie, of in een deel daarvan, de politieaccount van [benadeelde 5] , is binnengedrongen door het gebruik van een valse sleutel, te weten het wachtwoord van die [benadeelde 5] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot afdreiging, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijke schending van een ambtsgeheim, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Computervredebreuk, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met reclasseringscontact en een behandelverplichting als bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en voorts met reclasseringscontact en een behandelverplichting als bijzondere voorwaarden.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd om het vonnis te bevestigen.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte was ten tijde van de ten laste gelegde feiten een politieambtenaar. Hij heeft gedurende enige tijd op een homo-ontmoetingsplaats van daar geparkeerde auto’s de kentekens genoteerd. Verdachte heeft 77 van die kentekens bevraagd via het politieaccount van zijn collega [benadeelde 5] . Dit deed hij zonder haar toestemming, nadat hij eerder haar wachtwoord had afgekeken. Vervolgens heeft verdachte aan 29 personen een brief gestuurd, inhoudende dat zij naar hun woning zijn gevolgd en dat de foto’s van de activiteiten bij de parkeerplaats openbaar zouden worden gemaakt aan hun familie en omgeving, tenzij de slachtoffers bitcoins ter waarde van € 1.000 euro per persoon zouden kopen en overdragen aan verdachte. Op deze wijze heeft verdachte geprobeerd deze personen af te dreigen. Vier pogingen tot afdreiging zijn ten laste gelegd en bewezen verklaard. Zestien pogingen tot afdreiging, waarvan ook aangifte en klacht is gedaan, zijn ad informandum gevoegd. Verdachte heeft deze feiten erkend. Bij het bepalen van de straf zal het hof ook met die ad informandum gevoegde feiten rekening houden.
Verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn beoogde slachtoffers. Een aantal van hen heeft bij de politie verklaard dat zij in de veronderstelling verkeerden dat er daadwerkelijk foto’s waren gemaakt en dat deze foto’s openbaar zouden worden gemaakt als zij niet zouden betalen. Bovendien bestond bij sommigen de indruk dat zij naar hun huis waren gevolgd. Dit moet voor hen nog eens extra beangstigend zijn geweest.
Chantagebrieven zoals die door verdachte zijn verzonden hebben doorgaans een grote impact in het leven van de ontvangers. Dat blijkt ook wel uit de ter terechtzitting in hoger beroep door [benadeelde 4] afgelegde slachtofferverklaring. Deze zaak heeft ook nu nog een grote invloed op zijn leven.
Verdachte heeft niet alleen de slachtoffers (en hun gezinnen) leed toegebracht, maar met zijn handelen ook het vertrouwen van de samenleving in politieambtenaren geschaad. Verdachte heeft in bepaald opzicht kwetsbare personen proberen te chanteren en zijn ambtsgeheim geschonden terwijl juist van hem, als politieagent, het tegenovergestelde had mogen worden verwacht.
Tot slot, en niet in de laatste plaats, is door de handelwijze van verdachte (de computervredebreuk) zijn collega [benadeelde 5] gedurende het opsporingsonderzoek lange tijd als verdachte aangemerkt, terwijl zij niets met de feiten te maken had. In plaats van direct na zijn aanhouding openheid van zaken te geven, heeft verdachte lange tijd gezwegen. Pas in een later stadium heeft hij een bekennende verklaring afgelegd. [benadeelde 5] heeft daardoor lange tijd in onzekerheid moeten verkeren over de afloop van het tegen haar lopende politieonderzoek, dat is geëindigd in een sepot ‘ten onrechte als verdachte aangemerkt’. Ook is ten aanzien van haar een aantal bijzondere opsporingsbevoegdheden toegepast, waaronder een telefoontap, wat een inbreuk op haar privacy heeft opgeleverd. Hierdoor is het vertrouwen dat zij had gesteld in haar collega - met wie zij al zes jaar samenwerkte - weggenomen. Dit handelen van verdachte is extra schrijnend omdat de broer van [benadeelde 5] zeer kort voordat er een onderzoek naar haar werd geopend, was overleden. Verdachte wist daarvan. Hij moest als politieman weten dat [benadeelde 5] zonder twijfel verdacht zou worden omdat hij haar account had gebruikt. Dit rekent het hof verdachte ook zwaar aan.
Gelet op de ernst van de ten laste gelegde feiten alsmede de ad informandum gevoegde en door verdachte bekende feiten en de hierboven genoemde omstandigheden waaronder die feiten zijn gepleegd, is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend en geboden. Het hof dient bij de straftoemeting echter ook de mate waarin aan verdachte een verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen alsmede de persoonlijke omstandigheden te betrekken. Voor een deel overlappen deze factoren elkaar bij verdachte.
Verdachte is door een psycholoog onderzocht. In het naar aanleiding van dat onderzoek opgemaakte Pro Justitia-rapport wordt, zakelijk weergegeven, het volgende geconcludeerd. Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis. Hij is erg introvert en zijn zelfbeeld is instabiel. Daarnaast is sprake van een obsessieve compulsieve persoonlijkheidsstoornis die bij verdachte werkt als instrument om ondanks eerdergenoemde negatieve eigenschappen op de been te blijven. Dit was ten tijde van het ten laste gelegde eveneens het geval. Bij aanvang van het ten laste gelegde was er tevens sprake van een depressieve stoornis. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten zodanig dat dit (mede) een verklaring is waarom hij tot de bewezenverklaarde feiten is gekomen. De rapporteur adviseert verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het hof sluit zich aan bij de conclusie van de deskundige en neemt deze over en is van oordeel dat het bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend en daarmee verweten. Bij de strafoplegging zal daarmee in het voordeel van verdachte rekening worden gehouden.
Er zijn méér omstandigheden waarmee het hof ten voordele van verdachte rekening dient te houden.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting al met al de indruk gekregen dat verdachte een in psychisch opzicht uitermate zwakke man is die zich niet of nauwelijks raad weet met zijn handelen, waarvan hij het foute inziet, en de gevolgen die dit handelen voor anderen heeft gehad. De betuigingen van spijt en berouw maken een oprechte indruk. Het hof acht aannemelijk dat het feit dat verdachte lange tijd heeft gewacht voordat hij een verklaring heeft afgelegd – als gevolg waarvan de verdenking ten aanzien van [benadeelde 5] werd losgelaten, ten nauwste verband houdt met de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte, Verdachte is er zich ook van bewust dat hij aan de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid moet werken. Hij is daarvoor al langere tijd onder behandeling van De Waag.
De bewezenverklaarde feiten hebben voor verdachte grote repercussies gehad. Niet alleen is hij zijn baan kwijtgeraakt, die hij in ieder geval zes jaren lang heeft gehad. Verdachte is oneervol ontslagen. Maar ook in zijn relatie en gezin waren de negatieve gevolgen voor verdachte groot. Hij zal waarschijnlijk de rest van zijn leven op diverse wijzen hebben te lijden onder de gevolgen van zijn handelen.
Voorts houdt het hof rekening met het reclasseringsadvies, waarin staat dat het risico op recidive als laag wordt ingeschat. Eveneens wordt het uittreksel uit het algemene documentatieregister betreffende verdachte in aanmerking genomen. Daaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld.
Het hof houdt er ook rekening mee dat het verdachte gelet op zijn persoonlijkheid en op zijn verleden als politieman bovengemiddeld zwaar zal vallen om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te ondergaan, ook indien hij – waar het hof met de rechtbank van uit gaat – binnen de gevangenis in een beschermende omgeving wordt geplaatst.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de feiten – ook als rekening wordt gehouden met de strafmatigende omstandigheden – te ernstig zijn om te volstaan met oplegging van een taakstraf. Anders dan de rechtbank is het hof echter van oordeel dat de strafmatigende omstandigheden niet zo zwaar wegen dat volstaan kan worden met de door de rechtbank opgelegde straf. Aan de andere kant is het hof van oordeel dat in de door de advocaat-generaal geëiste straf te weinig rekening wordt gehouden met de strafmatigende omstandigheden.
Het hof zal de volgende straf opleggen:
- een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 14 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met de hierna te noemen bijzondere voorwaarden en
- een (maximale) taakstraf van 240 uur.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 550,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.300,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. Er is sprake van een vordering bij wijze van voorschot.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot ten minste het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 138ab, 272 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
14 (veertien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland;
  • dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 29 april 2015.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
11 (elf) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 29 april 2015.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.300,00 (tweeduizend driehonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 768,00 (zevenhonderdachtenzestig euro).
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 september 2014.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5] , ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.300,00 (tweeduizend driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
33 (drieëndertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 september 2014.
Aldus gewezen door
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. A. van Waarden en mr. M.B.T.G. Steeghs, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.B. Kok, griffier,
en op 23 februari 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.B.T.G. Steeghs is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 23 februari 2018.
Tegenwoordig:
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. J. Zeilstra, advocaat-generaal,
mr. I.I.D. Leene, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.