ECLI:NL:GHARL:2018:1956
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van openlijke geweldpleging en mishandeling na terugwijzing door de Hoge Raad
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging en mishandeling, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging op 10 mei 2013, waarbij hij samen met anderen geweld zou hebben gepleegd tegen een benadeelde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld, waardoor er onvoldoende bewijs was om hem hiervoor te veroordelen. Ook de subsidiaire beschuldiging van mishandeling werd verworpen, omdat de verklaringen van de verdachte niet door andere bewijsmiddelen werden ondersteund en er niet voldaan was aan het bewijsminimum van artikel 341, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De benadeelde partij werd veroordeeld in de kosten van het geding, die op nihil werden begroot.