Uitspraak
[appellant],
Reib,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van [appellant], die in eerste aanleg als eiser was opgetreden tegen Reib International B.V., de geïntimeerde. De zaak betreft de bewijswaardering in het kader van een ontslag op staande voet. Het hof had eerder [appellant] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de stelling dat hij zonder toestemming producten van Reib via Marktplaats had verkocht en de opbrengst daarvan in eigen zak had gestoken. Na een getuigenverhoor en aanvullende stukken, moest het hof beoordelen of de dringende reden voor het ontslag op staande voet nog steeds vaststond.
Het hof concludeert dat [appellant] weliswaar heeft erkend dat hij goederen van Reib via Marktplaats heeft verkocht, maar stelt dat dit met toestemming van Reib was. De getuigenverklaringen van medewerkers van Reib, die de stellingen van [appellant] tegenspreken, worden door het hof als geloofwaardig beschouwd. Het hof oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat [appellant] de opbrengsten van de verkopen aan Reib heeft afgedragen. De eerdere aannames over de dringende reden voor het ontslag worden niet ontzenuwd, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland.
De uitspraak van het hof is gedaan op 23 januari 2018, waarbij [appellant] in de kosten van de procedure is veroordeeld. De kosten voor het hoger beroep zijn vastgesteld op € 711,- voor verschotten en € 2.682,- voor het salaris van de advocaat. Het hof wijst af wat meer of anders is gevorderd.