ECLI:NL:GHARL:2018:1894

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
17/00471 t/m 17/00475
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van belastingaanslagen en heffingsrente

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland, maar was niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het verschuldigde griffierecht niet had betaald. De belanghebbende diende op 4 oktober 2017 een verzetschrift in, waarin hij verklaarde dat hij de nota griffierecht en de herinnering niet had ontvangen door drukte rondom de oprichting van een nieuw bedrijf. Tijdens de zitting op 13 februari 2018 verklaarde hij dat hij het verzetschrift persoonlijk had ingediend, in de veronderstelling dat dit op de laatste dag van de termijn was. Het Hof oordeelde echter dat het verzetschrift te laat was ingediend, aangezien de termijn voor indiening op 3 oktober 2017 afliep. Het Hof concludeerde dat de argumenten van de belanghebbende niet voldoende waren om te oordelen dat hij niet in verzuim was geweest. Het verzet werd derhalve niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de griffier, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
Tweede meervoudige belastingkamer
Nummers 17/00471 tot en met 17/00475
appellant : [belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende)
verweerder in hoger beroep : de Inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Gorinchem (hierna: de Inspecteur)
uitspraak in eerste aanleg : van de Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank), van 21 maart 2017, nummers AWB 15/6213, 15/6215, 15/6217, 15/6219 en 15/6221
aangevallen beslissingen : belastingaanslagen en beschikkingen heffingsrente inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2008 tot en met 2012
onderzoek ter zitting : op 13 februari 2018
waarbij verschenen : belanghebbende

gronden:

1. Belanghebbende heeft tegen de voormelde uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het door hem daarvoor verschuldigde griffierecht is door belanghebbende niet betaald. Het Hof heeft belanghebbende daarop, bij uitspraak van 22 augustus 2017 op de voet van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), niet-ontvankelijk verklaard.
2. Belanghebbende heeft tegen de in 1. genoemde uitspraak van het Hof verzet gedaan. Het verzetschrift is bij het Hof binnengekomen op 4 oktober 2017. Belanghebbende heeft in het verzetschrift verklaard dat de nota griffierecht en de door de griffier aangetekend verzonden herinnering bij hem zijn blijven liggen in verband met drukte wegens de oprichting van een nieuw bedrijf.
3. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof verklaard dat hij de enveloppe met het verzetschrift persoonlijk op 4 oktober 2017 aan de balie in het Paleis van Justitie te Arnhem heeft afgegeven. Hij was in de veronderstelling dat dat de laatste dag van de termijn was. Voorts heeft hij verklaard dat hij de oorspronkelijke nota en de aangetekend verzonden herinnering is kwijtgeraakt, en dat hij in zijn verzetschrift ook heeft verzocht om een nieuwe nota. Na ontvangst daarvan zal hij het verschuldigde griffierecht onmiddellijk betalen.
4. Op grond van artikel 8:55, tweede lid, juncto artikel 6:7, van de Awb, moet het verzetschrift worden ingediend binnen zes weken na de voorgeschreven bekendmaking van de uitspraak. Het verzetschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Het staat vast dat belanghebbende het verzetschrift niet per post heeft verzonden.
5. De uitspraak van het Hof waartegen het verzet is gericht, is aangetekend aan belanghebbende verzonden op 22 augustus 2017. De termijn voor indiening van een verzetschrift liep derhalve af op 3 oktober 2017. Dit betekent dat het verzetschrift te laat bij het Hof is ingediend.
6. Naar het oordeel van het Hof leidt hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd niet tot de conclusie dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij met de te late indiening van het verzetschrift in verzuim is geweest. Het verzet moet derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
7. Het Hof is, ten overvloede, van oordeel dat ook hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd voor het niet betalen van het griffierecht geen grond oplevert voor het oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij met het niet betalen van het griffie-recht in verzuim is geweest.

beslissing:

Het Hof verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.M. Kooijmans, voorzitter, mr. A.E. Keulemans mr. P.L.M. van Gorkom, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier en op
27 februari 2018in het openbaar uitgesproken.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(A.W.M. van der Waerden) (J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 28 februari 2018
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
– bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
– het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.