Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had verzocht om de opheffing van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, die eerder door de kinderrechter was verleend. De kinderrechter had de ondertoezichtstelling verlengd en de GI gemachtigd om de kinderen uit huis te plaatsen, maar de moeder was het hier niet mee eens en ging in beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 januari 2018 zijn de minderjarigen gehoord, en de moeder was aanwezig met haar advocaat. De GI en de vader waren ook vertegenwoordigd. Het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden rondom de kinderen zijn verbeterd. De vader steunde het verzoek van de moeder om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing op te heffen. De GI gaf aan dat zij instemde met de opheffing, en er waren geen gronden meer voor de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige1]. Voor [de minderjarige2] was er aanvankelijk wel een noodzaak voor de ondertoezichtstelling, maar ook hier zijn de omstandigheden verbeterd.
Het hof heeft uiteindelijk besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van beide minderjarigen op te heffen, met ingang van respectievelijk 19 januari 2018 en 20 maart 2018. Het hof heeft benadrukt dat de ouders zich moeten realiseren dat als de vrijwillige hulpverlening niet wordt voortgezet, een nieuwe ondertoezichtstelling in de toekomst weer noodzakelijk kan zijn. De beschikking van de kinderrechter is deels vernietigd en voor het overige bekrachtigd.