In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 9 februari 2018, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal tot veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van twee weken.
De verdachte was beschuldigd van het besturen van een motorrijtuig terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat twee verbalisanten de verdachte hebben herkend als de bestuurder van de auto op de betreffende datum. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was, maar ontkende de bestuurder te zijn geweest. Het hof heeft de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig geacht en heeft de bewijsmiddelen als voldoende beschouwd om tot een veroordeling te komen.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. De strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft daarbij ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de impact van zijn handelen op de verkeersveiligheid. De toepasselijke wettelijke voorschriften zijn artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.