ECLI:NL:GHARL:2018:1773

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
23 februari 2018
Zaaknummer
WAHV 200.190.650
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Stoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van administratieve sanctie voor het niet deugdelijk afdekken van losse lading bij het vervoer van vloeibaar beton

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank, waarbij de betrokkene, een bestuurder van een betonmixer, een administratieve sanctie van € 370,- is opgelegd. De sanctie was opgelegd omdat de betrokkene met zijn voertuig zou hebben gereden terwijl de losse lading, in dit geval vloeibaar beton, niet deugdelijk was afgedekt. De gedraging zou hebben plaatsgevonden op 19 februari 2014 op de Burgemeester Banninglaan te Leidschendam. De betrokkene betwistte dat er lading van zijn vrachtauto was gevallen en voerde aan dat de stortgoot van de betonmixer niet schoon kon worden gespoten, waardoor er geen sprake was van een overtreding.

Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, met name artikel 5.1.2 en artikel 5.18.6 van de Regeling Voertuigen (RV). Het hof oordeelde dat vloeibaar beton onder de definitie van losse lading valt en dat de stortgoot deugdelijk afgedekt dient te zijn wanneer deze nog vloeibaar beton bevat. De verklaring van de verbalisant, die had geconstateerd dat er beton en kiezelstenen op het wegdek lagen, werd als geloofwaardig beschouwd. Het hof concludeerde dat de betrokkene niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wetgeving en bevestigde de beslissing van de kantonrechter.

De uitspraak benadrukt het belang van het deugdelijk afdekken van losse lading om gevaar voor andere weggebruikers te voorkomen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en legde de administratieve sanctie van € 370,- op aan de betrokkene.

Uitspraak

WAHV 200.190.650
22 februari 2018
CJIB 180657335
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank [A]
van 15 maart 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 370,- opgelegd ter zake van “met een voertuig rijden, terwijl de losse lading die mogelijk van het voertuig kan vallen niet deugdelijk is afgedekt”, welke gedraging zou zijn verricht op 19 februari 2014 om 08.00 uur op de Burgemeester Banninglaan te Leidschendam met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
2. De betrokkene betwist dat er lading van zijn vrachtauto is gevallen. Het betrof een betonmixer waarin de lading zit opgesloten. Op het bouwterrein waar de lading gelost moest worden, konden de stortgoten van de betonmixer niet schoongespoten worden. De stortgoot is daarom uitgeschraapt met een schep. De stortgoot was tijdens het rijden slechts bedekt met een dunne laag uitgehard beton met daarin vastzittend fijn grind. Het beton dat op het wegdek was gevallen was niet afkomstig van zijn vrachtauto, maar lag daar al eerder en is afkomstig van een andere vrachtauto. De betrokkene heeft eerder in de procedure foto's overgelegd van de stortgoot van de betonmixer. Verder heeft de betrokkene een verklaring overgelegd van de betonlaborant die verklaart dat de resterende beton op de foto's is uitgehard.
3. De betreffende gedraging is een overtreding van artikel 5.1.2 in samenhang met artikel 5.18.6, tweede lid, van de Regeling Voertuigen (RV).
Artikel 5.1.2 RV - voor zover hier van belang - luidt:
“Het is de bestuurder van een voertuig of een samenstel van voertuigen verboden daarmee te rijden (…), indien niet wordt voldaan aan de in afdeling 18 van dit hoofdstuk ten aanzien van het gebruik van voertuigen of samenstellen van voertuigen van de categorie of categorieën, waartoe die voertuigen behoren, gestelde eisen.”
Artikel 5.18.6 RV, tweede lid, luidt:
“Losse lading die naar haar aard niet op of aan het voertuig bevestigd kan worden, moet deugdelijk zijn afgedekt indien gevaar of hinder ontstaat of kan ontstaan als gevolg van afvallende of wegwaaiende lading.”
4. De toelichting op artikel 5.18.6 van het destijds geldende Voertuigreglement houdt voor zover hier van belang het volgende in: "Nieuw is het bepaalde in het tweede lid met betrekking tot het vervoer van losse lading. Dit lid bevat de verplichting om losse lading die van het voertuig kan vallen deugdelijk af te dekken. Gedacht dient daarbij te worden aan lading als zand, grint of puin."
5. Het begrip losse lading ziet, gelet op de toelichting, op lading die naar zijn aard niet op of aan het vervoersmiddel bevestigd kan worden, maar los op of in het vervoermiddel geladen dient te worden. Naar het oordeel van het hof valt vloeibaar beton derhalve onder het begrip losse lading als bedoeld in artikel 5.18.6, tweede lid, RV. Niet in geschil is dat vloeibaar beton uit de stortgoot van de betonmixer kan vallen en op de openbare weg terecht kan komen. Het voorgaande brengt mee dat de betongoot deugdelijk dient te worden afgedekt wanneer zich daarin nog vloeibaar beton bevindt en met de betonmixer op de openbare weg wordt gereden.
6. Voor de vaststelling van de gedraging is het verder, gelet op de redactie van artikel 5.18.6, tweede lid, RV, niet van belang of daadwerkelijk lading van het voertuig is afgevallen of weggewaaid. Is echter daadwerkelijk materiaal uit de stortgoot op de openbare weg gevallen, dan kan daaruit worden afgeleid dat de stortgoot niet deugdelijk was afgedekt.
7. De verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht houdt onder meer het volgende in: “Het voertuig van de betrokkene betrof een betonmixer. Aan de achterzijde is een zogenaamde metalen goot bevestigd om het cement door te laten lopen. De goot zat vol cement en stenen welke tijdens het rijden van de goot op het wegdek vielen. Het wegdek was hierdoor bescheurd (het hof leest: besmeurd) en het leverde gevaar op voor het verkeer, met name voor bromfietsers/motorfietsers.
8. Het dossier bevat ook een aanvullend proces-verbaal van 16 januari 2016, waarin de verbalisant, voor zover relevant, het volgende verklaart:
“In de gemeente Leidschendam-Voorburg is het bedrijf [B] gevestigd. Met grote regelmaat komen er klachten van weggebruikers en wordt dit ook door mij verbalisant waargenomen dat er door de gemeente op diverse plaatsen cement met kiezelstenen op het wegdek ligt als er door de cementwagens van genoemd bedrijf door de gemeente wordt gereden. Meestal is dan het wegdek in de bochten besmeurd hetgeen gevaarlijke situaties oplevert voor met name het verkeer op 2 wielen.
Op de in het miniproces-verbaal genoemde datum waren er wederom klachten van weggebruikers bij de politie binnengekomen over met cement met kiezelstenen besmeurd wegdek met alle gevaar van dien. Bij controle door mij, verbalisant en mijn collega motorsurveillant bleek inderdaad op verschillende plekken in de gemeente cement en kiezelstenen op het wegdek te liggen. Tevens bleek dat de cement-wagens af- en aanreden van het genoemde bedrijf [B] en de nieuwbouw van het ziekenhuis [C] . Diezelfde dag, omstreeks 08.00 uur, (…), reed ik samen met mijn collega motorsurveillant achter betrokkene [betrokkene] en de door hem bestuurde cement-wagen. Wij zagen dat tijdens het rijden cement met kiezelstenen vanaf de goot aan de achterzijde van de cementwagen op het wegdek vielen. (…) Kennelijk heeft betrokkene [betrokkene] (en zijn collega's die ook aan het rijden waren) de goot niet schoongemaakt voor het wegrijden na het storten van het cement, waardoor ik, verbalisant, visueel waarnam dat het cement en de kiezelstenen op het wegdek vielen. (…) Er lag inderdaad al cement met kiezelstenen op het wegdek.”
9. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat de verbalisant naar aanleiding van klachten over een besmeurd wegdek, een gerichte controle heeft uitgevoerd naar gedragingen als de onderhavige. De verbalisant heeft verklaard dat tijdens het rijden vanaf de stortgoot van de betonmixer van de vrachtauto van de betrokkene beton en kiezelstenen op het wegdek vielen. De overgelegde foto's en de verklaring van de betonlaborant geven het hof geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. In de verklaring van de betonlaborant, die gebaseerd is op de door de betrokkene overgelegde foto's, staat naast de constatering van de laborant dat het residu beton in de stortgoot is uitgehard, immers tevens de opmerking dat een enkele grindkorrel uit de stortgoot losgekomen kan zijn. Overigens leiden de foto’s naar het oordeel van het hof niet zonder meer tot de conclusie dat sprake is van uitgehard beton, nu het beton nog 'nat' lijkt. Daarnaast zijn de foto's om 08.53 uur genomen, dus bijna een uur na de constatering van de gedraging. Het hof acht ook aannemelijk dat er residu in de stortgoot achter is gebleven. De betrokkene heeft immers verklaard dat de stortgoot op het bouwterrein niet schoon kon worden gespoten en hij de goot daarom met een schep uit moest schrapen. Nu de betrokkene voor het overige erkent dat de stortgoot van de betonmixer niet was afgedekt, is naar de overtuiging van het hof vast komen te staan dat de gedraging is verricht.
10. De kantonrechter heeft het beroep gelet op het voorgaande terecht ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter wordt dan ook bevestigd.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.