ECLI:NL:GHARL:2018:175

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 januari 2018
Publicatiedatum
8 januari 2018
Zaaknummer
WAHV 200.186.694
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Wijma
  • M. van der Meulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van administratieve sanctie wegens gevaar/hinder op de weg veroorzaakt door geparkeerd voertuig

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 4 februari 2016 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, een V.O.F., had een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd gekregen omdat zijn voertuig op 18 maart 2015 om 09.00 uur op de Twijnderstraat te Weert zodanig geparkeerd stond dat gevaar of hinder voor het verkeer werd veroorzaakt. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene niet kon aantonen dat er sprake was van laden en lossen, en wees ook het verzoek om vergoeding van kosten af.

In hoger beroep heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het voertuig hinderlijk of gevaarlijk op de weg stond. De gemachtigde stelde dat de betrokkene geen andere mogelijkheid had om de pallets te lossen, omdat de stoep hoog was en de oprit kort. Het hof oordeelt dat de gedraging van de betrokkene wel degelijk gevaar op de weg heeft veroorzaakt, ongeacht of er sprake was van laden en lossen. De ambtsedige verklaring van de verbalisant biedt voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter, maar verbetert de gronden van de beslissing. Het hof concludeert dat de betrokkene onvoldoende heeft onderbouwd dat het noodzakelijk was om het voertuig op die wijze te parkeren. Ook wordt overwogen dat de verbalisant geen reële mogelijkheid had om de bestuurder staande te houden, gezien de woordenwisseling die volgde. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

WAHV 200.186.694
8 januari 2018
CJIB 188937062
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 4 februari 2016
betreffende
[betrokkene] V.O.F. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene om vergoeding van kosten afgewezen.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd ter zake van “voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd”, welke gedraging zou zijn verricht op 18 maart 2015 om 09.00 uur op de Twijnderstraat te Weert met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
2. De gemachtigde voert aan dat de kantonrechter miskent dat de levering onmogelijk op andere wijze kon plaatsvinden. In dit verband heeft de gemachtigde eerder in de procedure aangevoerd dat de stoep ter plekke heel hoog is en er sprake is van een korte oprit. De betrokkene kreeg de pallets niet hoog genoeg gepompt om ze de oprit op te tillen. De pallets wegen ongeveer 600 kg per pallet waardoor er geen andere mogelijkheid was om te lossen. Of er sprake was van laden en lossen in de zin van de jurisprudentie, speelt volgens de betrokkene daarom geen rol. Voor zover dat anders is, meent de kantonrechter ten onrechte dat er geen sprake was van laden en lossen, om de reden dat de betrokkene aan het kletsen zou zijn geweest. Ten aanzien van het afzien van staandehouding wegens vermeende belediging en bedreiging zou aangifte zijn gedaan. Het is volgens de gemachtigde dringend gewenst om de aangifte en informatie over de behandeling daarvan in deze procedure te brengen. De advocaat-generaal dient hiervoor zorg te dragen. Vervolgens kan worden beoordeeld of terecht van staandehouding is afgezien, hetgeen relevant is omdat de kentekenhouder niet de bestuurder was.
3. De gedraging betreft overtreding van het bepaalde in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW1994), dat luidt:
"Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd".
4. Anders dan de kantonrechter in zijn beslissing heeft overwogen, wordt de betrokkene niet verweten dat het voertuig – kort gezegd - hinderlijk en/of gevaarlijk stond geparkeerd, maar dat het voertuig hinderlijk en/of gevaarlijk op de weg stond. Derhalve is irrelevant of de betrokkene zijn voertuig heeft geparkeerd of dat er sprake was van laden en/of lossen.
5. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
6. Bij de stukken van het geding bevindt zich een kopie van de aankondiging van beschikking. De hierin opgenomen ambtsedige verklaring van de verbalisant houdt - naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens - onder meer het volgende in:
“Bijlage Opmerkingen verbalisant:
Ik zag dat het voertuig op een zodanige wijze geparkeerd stond waardoor op de weg gevaar kan worden veroorzaakt en het verkeer werd gehinderd (zie bijlage foto's). Ik zag namelijk dat de bestuurder in gesprek was met een bewoner. Ik liep naar de bestuurder toe waarop er een woordenwisseling met belediging en bedreiging is ontstaan. Door mij is de bekeuring aangezegd. Voor de verdere afhandeling is er aangifte gedaan bij de politie.”
7. Bij de aankondiging van beschikking heeft de verbalisant een foto gevoegd, waarop te zien is op welke wijze het voertuig van de betrokkene ter plaatse op de weg stond: het stond overdwars over de gehele straat met de achterzijde van de vrachtwagen in de richting van de oprit van één van de aangrenzende woningen.
8. Nu het voertuig van de betrokkene de gehele rijbaan blokkeerde, waardoor het voor ander verkeer niet meer mogelijk was om te passeren, is evident dat de doorstroming van het verkeer door het stilstaande voertuig kon worden gehinderd. Het hof stelt daarom vast dat de gedraging is verricht. Vervolgens dient het hof te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
9. Het hof overweegt dat het op de weg van de betrokkene lag om het voertuig op een nabijgelegen parkeerplaats te parkeren en om vervolgens de pallets af te leveren op de plaats van bestemming. Dat de omvang en het gewicht van de pallets het noodzakelijk zou maken om het voertuig op dergelijke wijze te laten stilstaan, heeft de betrokkene onvoldoende onderbouwd. Het hof ziet dan ook geen aanleiding tot het achterwege laten of matigen van de sanctie.
10. Voor zover de gemachtigde van de betrokkene erover klaagt dat de bestuurder ten onrechte niet staande is gehouden door de verbalisant, overweegt het hof als volgt. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat de verbalisant de bestuurder van het voertuig heeft aangesproken waarna er een woordenwisseling is ontstaan waarbij de bestuurder de verbalisant heeft beledigd en/of bedreigd. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat de verbalisant een reële mogelijkheid heeft gehad de bestuurder staande te houden en is de beschikking terecht aan de kentekenhouder opgelegd.
11. Voor het opvragen van gegevens omtrent de aangifte die de verbalisant heeft gedaan, ziet het hof geen aanleiding. Die informatie is niet relevant voor de beoordeling in deze zaak.
12. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de kantonrechter het beroep terecht ongegrond heeft verklaard. De beslissing van de kantonrechter komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. Het hof ziet evenwel aanleiding tot verbetering van de gronden van de beslissing van de kantonrechter, nu de kantonrechter in zijn beslissing ten onrechte relevant heeft geacht of sprake is geweest van laden en lossen.
13. Het hof ziet geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt, met verbetering van gronden, de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Van der Meulen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.