4.2.1.Ten aanzien van [naam 3] (05-780074-15)
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij [naam 3] seksueel (artikel 273f lid 1 sub 4 Sr) en financieel (artikel 273f lid 1 sub 9 Sr) heeft uitgebuit en dat hij voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [naam 3] (artikel 273f lid 1 sub 6 Sr).
Sub 4
Hoewel het begrip uitbuiting niet expliciet is genoemd in artikel 273f lid 1 sub 4 Sr, dient het hier wel te worden ingelezen. Het betreft aldus een impliciet bestanddeel.
Volgens artikel 273f lid 2 Sr omvat uitbuiting ten minste uitbuiting van een ander in de prostitutie, andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten en dergelijke.
Zoals het hof hierboven reeds heeft aangegeven kan seksueel misbruik ten behoeve van het eigen gerief onder omstandigheden een vorm van seksuele uitbuiting zijn.
Aangeefster is via een door verdachte geplaatste advertentie met hem in contact gekomen. Volgens die advertentie zocht verdachte een gezelschapsdame en wilde hij per date € 250 betalen. Aangeefster, die schulden had, was bereid met verdachte seks te hebben voor € 250 per keer. Het ging echter anders. Verdachte had seks met haar zonder dat ze hiervoor een vergoeding kreeg en aangeefster had seks met andere mannen die haar hiervoor betaalden (zij het veel minder dat € 250 per afspraak), terwijl zij een deel van die verdiensten afstond aan verdachte. Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat zij wel bereid was om tegen betaling seks te hebben met één man, maar dat zij geen seks wilde hebben met allerlei verschillende mannen. Dat zij hier toch aan begon kwam omdat zij hiertoe werd bewogen door verdachte.
Behalve dat aangeefster door verdachte is bewogen prostitutiewerkzaamheden te verrichten, maakte verdachte gebruik van het lichaam van aangeefster ten behoeve van zijn eigen seksuele lusten. In het begin vond er meermalen seks plaats tussen verdachte en aangeefster als gevolg van misleiding door verdachte. Als gevolg van de door verdachte geplaatste advertentie was aangeefster immers in de veronderstelling dat zij van verdachte € 250 per date zou krijgen. Dat was echter niet het geval. Verdachte heeft haar nooit betaald voor de seks die hij met haar had. Uit de andere hierboven weergegeven verklaringen blijkt dat verdachte vrouwen die (voor hem) in de prostitutie werkzaam waren of waarmee hij anderszins door de site Seksjobs in contact was gekomen, niet betaalde voor de seks die hij met ze had. Hieruit leidt het hof af dat verdachte nimmer van plan was om aangeefster te betalen voor de seks die hij met haar had. Door het plaatsen van de advertentie heeft hij aangeefster misleid en onder valse voorwendselen haar naar zijn woning gelokt en seks met haar gehad.
Ook in de fase dat aangeefster zich prostitueerde, had verdachte (onbetaalde) seks met aangeefster, ondanks het feit dat aangeefster dat niet wilde en verdachte dit moet hebben geweten, bijvoorbeeld omdat aangeefster tijdens die seksuele handelingen huilde. Bij het hebben van seks met aangeefster gebruikte verdachte geen condoom met volgens aangeefster als gevolg dat zij een geslachtsziekte opliep. Aangeefster werd in eerste instantie door verdachte bewogen seks met hem te hebben als gevolg van misleiding en later door dwang of andere feitelijkheden zoals het feit dat aangeefster een aantal keren geen kant op kon omdat verdachte boven haar hing of lag. Ook heeft aangeefster verklaard dat verdachte haar begon te dreigen met het informeren van haar ouders over het feit dat zij haar lichaam verkocht als zij geen seks wilde hebben met verdachte. Dit is een bedreiging met een feitelijkheid.
Vanwege het feit dat verdachte verspreid over een periode van ongeveer vier maanden meermalen onbeschermde seks met aangeefster tegen haar zin heeft gehad als gevolg van misleiding van aangeefster en als gevolg van dwang of (bedreiging met) andere feitelijkheden, heeft verdachte naar het oordeel van het hof aangeefster seksueel uitgebuit.
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van hetgeen hem ten aanzien van [naam 3] was tenlastegelegd, omdat haar verklaring niet werd ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
Het hof ziet dit anders, waarbij een rol speelt dat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd in die zin dat de misleiding als middel is toegevoegd en waarbij mogelijk een rol speelt dat het hof de seksuele uitbuiting niet beperkt tot de prostitutiewerkzaamheden van [naam 3] , maar daarbij ook betrekt het seksueel misbruik dat verdachte van [naam 3] maakte.
Ten aanzien van het seksueel misbruik geldt dat dit in eerste instantie plaatsvond nadat verdachte aangeefster door middel van een advertentie had misleid. Die advertentie of een advertentie met vergelijkbare misleidende tekst bevindt zich in het dossier en het betreft dus een ondersteuning voor de verklaring van aangeefster met betrekking tot de misleiding. Voorts blijkt uit de hierboven opgenomen verklaringen dat verdachte seks had met (jonge) vrouwen die voor hem in de prostitutie werkten, zonder dat hij die vrouwen hiervoor betaalde en ongeacht hun wensen met betrekking tot het seksuele contact met verdachte. Ook als die vrouwen geen seks met hem wilden, vond er seks plaats. Het seksueel misbruik van vrouwen die voor verdachte in de prostitutie werkten was structureel. Het seksueel misbruik van [naam 3] door verdachte past binnen het patroon en de verklaringen van andere vrouwen waaruit het structurele van dat misbruik blijkt, acht het hof derhalve ook redengevend voor de seksuele uitbuiting van [naam 3] .
Onderdeel van het seksueel misbruik was het feit dat verdachte geen condoom wenste te gebruiken. Daarover hebben [naam 5] , [naam 1] en [naam 3] verklaard. Bij [naam 3] heeft dat volgens haar verklaring geleid tot een geslachtsziekte. De toenmalige partner van verdachte heeft verklaard dat [naam 3] haar heeft verteld over die geslachtsziekte, waarna ook verdachte zich heeft laten testen. Uit die test bleek dat verdachte leed aan dezelfde geslachtsziekte. In die zin vormt ook de verklaring van de toenmalige partner van verdachte een bevestiging voor hetgeen [naam 3] heeft verklaard ten aanzien van de seksuele uitbuiting.
Ten aanzien van de prostitutiewerkzaamheden geldt dat niet wordt betwist dat aangeefster zich heeft geprostitueerd en dat verdachte daar financieel van heeft geprofiteerd. Aangeefster heeft verklaard dat zij zich heeft geprostitueerd omdat zij door verdachte onder druk werd gezet. Verdachte zou haar hebben gedreigd informatie over [naam 3] (namelijk dat zij haar lichaam voor geld verkocht) aan derden te verstrekken.
Hoewel ook uit door anderen afgelegde verklaringen blijkt dat verdachte ten opzichte van dames die voor hem in de prostitutie werkten een machtspositie had omdat hij de beschikking had over gevoelige informatie (waaronder foto’s) en dat hij dreigde die informatie te openbaren als die dames niet deden wat hij wilde (zoals het hebben van seks met de verdachte), blijkt uit die verklaringen niet dat verdachte die machtspositie gebruikte om die dames de prostitutie in te krijgen of te houden. In het algemeen werkten de dames vrijwillig in de prostitutie en konden zij een groot deel van hun inkomsten houden. In zoverre kan hetgeen door [naam 3] is verklaard ten aanzien van de wijze waarop zij is bewogen tot prostitutie niet geplaatst worden binnen een patroon, terwijl ook uit de onderlinge WhatsAppberichten die zich in het dossier bevinden niet blijkt dat aangeefster door verdachte onder druk werd gezet om zich te prostitueren. Gelet daarop is het hof van oordeel dat het dossier, voor zover het gaat om uitbuiting binnen de prostitutie, onvoldoende steun biedt voor de belastende verklaring van aangeefster.
Het hof is aldus van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [naam 3] seksueel heeft uitgebuit voor zover het gaat om de seksuele handelingen tussen verdachte en [naam 3] , maar niet voor zover het gaat om de door [naam 3] verrichte prostitutiewerkzaamheden.
Sub 6
Voor zover het hof de seksuele uitbuiting bewezen acht, geldt dat verdachte hier geen geld voor heeft ontvangen. Weliswaar zou betoogd kunnen worden dat verdachte kosten heeft bespaard omdat hij gratis seks had met iemand die in de prostitutie werkte en in die zin voordeel heeft gehad, maar het hof zal niet kiezen voor een dergelijke interpretatie, met name omdat een dergelijke interpretatie niet aan de orde is geweest tijdens de zitting (zoals wel het geval is geweest ten aanzien van de vraag of seksuele uitbuiting ook betrekking kan hebben op seksueel misbruik ten behoeve van het eigen gerief) en partijen zich daarover dus ook niet hebben kunnen uitlaten, terwijl het niet zo is (voor zover het hof bekend) dat een dergelijke uitleg reeds (breed) in de rechtspraak is geaccepteerd. Het hof merkt nog op dat als het wel tot de hierboven genoemde extensieve interpretatie was gekomen, dit geen invloed had gehad op de strafhoogte, dan wel de hoogte van het toe te wijzen bedrag aan de benadeelde partij.
Sub 9
Gelet op hetgeen [naam 3] heeft verklaard zou tot een bewezenverklaring van sub 9 kunnen worden gekomen. Maar ook hier geldt dat haar verklaring niet zodanige steun vindt in andere bewijsmiddelen dat het hof de overtuiging heeft bekomen dat het is gegaan zoals [naam 3] heeft verklaard.
4.2.2.Ten aanzien van [naam 1] (05-880013-15, feit 5 subsidiair)
Volgens de gewijzigde tenlastelegging wordt verdachte subsidiair verweten dat hij [naam 1] door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft vervoerd met het oogmerk van uitbuiting (sub 1) en dat hij [naam 1] bewogen heeft hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen (sub 9).
Subsidiair tenlastegelegde (sub 9)
Ten aanzien van sub 9 dient te worden bewezen dat [naam 1] geld heeft verdiend met seksuele werkzaamheden en dat zij dit of een deel daarvan aan verdachte heeft gegeven als gevolg van het misbruik dat verdachte heeft gemaakt van haar kwetsbare positie of het overwicht dat verdachte op aangeefster had.
Hoewel voldoende is gebleken dat [naam 1] zich in een kwetsbare positie bevond, verdachte overwicht op haar had, zij verdiensten had uit seksuele werkzaamheden en verdachte hiervan een deel kreeg, is onvoldoende komen vast te staan dat verdachte het geld van [naam 1] kreeg, omdat hij misbruik maakte van de kwetsbare positie van [naam 1] , dan wel van het overwicht dat hij op [naam 1] had.
Verdachte heeft verklaard dat hij de werkzaamheden van [naam 1] faciliteerde en ongeveer een derde van de verdiensten ontving. Hij vervoerde [naam 1] , plaatste advertenties en regelde werkplekken. Niet is gebleken (en ook is niet tenlastegelegd) dat [naam 1] zich prostitueerde als gevolg van een in artikel 273f lid 1 sub 1 Sr genoemd dwang- of beweegmiddel. Verder is niet komen vast te staan dat het geld dat verdachte van [naam 1] ontving niet passend was voor de werkzaamheden die hij ten behoeve van haar prostitutiewerkzaamheden verrichtte. Het enkele feit dat [naam 1] kwetsbaar was en verdachte een overwicht op haar had, betekent nog niet dat het afstaan van geld aan verdachte met zich brengt dat verdachte in dat opzicht misbruik heeft gemaakt van die kwetsbare positie en zijn overwicht op [naam 1] .
Het hof zal verdachte vrijspreken van dit onderdeel van het subsidiair tenlastegelegde.
Subsidiair tenlastegelegde (sub 1)
Net als [naam 3] werd [naam 1] seksueel misbruikt door verdachte. Zij moest onbetaalde en onveilige seks hebben met verdachte, terwijl zij dat niet wilde. Dat verdachte en [naam 1] seks met elkaar hadden, terwijl [naam 1] dat niet wilde was een gevolg van de kwetsbaarheid van [naam 1] en het (fysieke) overwicht dat verdachte op [naam 1] had. Toen [naam 1] verdachte ontmoette was zij 19 jaar oud en verdachte 47 jaar. Zij had geen ervaring in de prostitutie en had vanwege financiële problemen contact gezocht met verdachte die haar wegwijs kon maken in de prostitutiewereld en zodoende behulpzaam kon zijn bij het oplossen van haar financiële problemen. Zij heeft zich bij het eerste seksuele contact met verdachte laten overrompelen door verdachte, die zei dat hij haar wilde uitproberen om te kijken of ze geschikt was voor het prostitutiewerk. Aan haar houding moet verdachte gemerkt hebben dat [naam 1] het niet prettig vond om seks met verdachte te hebben. Na de eerste keer had verdachte vaker seks met [naam 1] ondanks het feit dat [naam 1] dit niet wilde en verdachte dit moet hebben gemerkt. Veerman heeft waargenomen dat verdachte seks wilde met [naam 1] en dat hij haar bleef benaderen ondanks het feit dat [naam 1] van zich afsloeg. Verdachte gebruikte geen condoom als hij seks had met [naam 1] . Verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij met [naam 1] seks heeft gehad zonder condoom.
Het meerdere keren hebben van seks met een persoon die aangeeft dat niet te willen, waarbij bovendien sprake is van onbeschermde seks en waarbij het tot seksuele handelingen komt als gevolg van misbruik van een kwetsbare positie van die persoon en misbruik van overwicht op die persoon, is een vorm van seksuele uitbuiting. Reeds voordat verdachte aangeefster ontmoette was sprake van een patroon van onbetaalde en (door die vrouwen) niet gewenste seks met vrouwen die voor verdachte in de prostitutie werkten. Dat aangeefster niet aan dat patroon zou ontsnappen, bleek al uit de eerste ontmoeting die zij met verdachte had. Ze had onveilige seks met verdachte terwijl ze geen seks met hem wilde. Na die eerste ontmoeting heeft verdachte haar vervoerd naar plaatsen waar ze zich niet alleen prostitueerde, maar ook (passend in het patroon en dus volgens plan) seks moest hebben met verdachte. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte aangeefster zodoende door misbruik van een kwetsbare positie en het overwicht dat hij op haar had vervoerd met het oogmerk van uitbuiting, waarbij die uitbuiting bestond uit het meermalen seksueel misbruiken van [naam 1] door verdachte.
Het hof komt tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde voor zover dit ziet op sub 1.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-880013-15 onder 5 subsidiair en het in de zaak met parketnummer 05-780074-15 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 05-880013-15:
5 subsidiair:
hij in
of omstreeksde periode van maart en/
ofapril 2014
te Zevenaar en/of andere plaatsenin Nederland, een ander te weten [naam 1] (telkens) door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/
ofdoor misbruik van een kwetsbare positie (te weten de jonge leeftijd (19 jaar), de financiële problemen, de eenzaamheid en/of de zwakke/gemakkelijk te beïnvloeden persoonlijkheid van die [naam 1] ) heeft vervoerd met het oogmerk van uitbuiting van die [naam 1] (sub 1),
en/of die [naam 1] heeft gedwongen/bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [naam 1] met een derde (sub 9),immers heeft verdachte:
- die [naam 1]
ten behoeve van haar prostitutiewerkzaamhedenweg gebracht naar haar werkplek waar zij seksuele diensten verrichtte
met derden en/of haar van die werkplek opgehaald en/of
- zich door die [naam 1] voor (onder andere) het maken van foto’s, het opstellen en/of plaatsen van een of meer advertentie(s), het regelen van een werkplek en/of genoemd vervoer uit de door haar van derden, waarmee die [naam 1] seksuele handelingen had verricht, ontvangen opbrengsten voor die seksuele handelingen, heeft laten betalen.
Zaak met parketnummer 05-780074-15 (gevoegd):1:
hij in
of omstreeksde periode van augustus tot en met november 2014 te Gaanderen een ander, te weten [naam 3] ,
A) (telkens) door dwang,
geweld of (een)andere feitelijkhe
(i)d(en
) en/ofmisleiding of
doordreiging met
geweld of (een
) anderefeitlijkhe(
i)d(en)
en/of misleiding,
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard
dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [naam 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard(sub 4°)
en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [naam 3] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [naam 3] , (sub 6°),bestaande die/dat dreiging met
geweld en/of anderefeitelijkheden
en/of misleidinghieruit dat verdachte [naam 3] heeft gezegd dat hij haar ouders zou vertellen dat ze voor hem werkte
en/of haar heeft bedreigd met ene Gino en/of tegen haar heeft geschreeuwd en/of haar heeft verteld dat mensen konden verdwijnen en/of dat hij bepaalde krachten had en/of heeft gedreigd of gesuggereerd haar familie iets aan te doen en/of foto's heeft getoond van haar en/of haar familie.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaken met parketnummers 05-880013-15 onder 5 subsidiair en 05-780074-15 onder 1 bewezen verklaarde levert op (telkens):
mensenhandel, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van zes maanden, alsmede de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege wordt opgelegd. De advocaat-generaal heeft daartoe verwezen naar de recente dubbelrapportage omtrent de persoon van verdachte die ten behoeve van een andere strafzaak is opgesteld.
Subsidiair heeft de advocaat-generaal verzocht om aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting om alsnog een dubbelrapportage in onderhavige zaak op te laten stellen.
Meer subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren met als bijzondere voorwaarden soortgelijke voorwaarden als door de rechtbank zijn opgelegd, inclusief een contactverbod met aangeefster [naam 4] , met de dadelijke tenuitvoerlegging van deze bijzondere voorwaarden.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Bij het bepalen van de straf voor mensenhandel gaat het hof uit van vergelding, speciale en generale preventie als strafdoelen.
Ten aanzien van de vergelding geldt dat verdachte meermalen tegen de zin van [naam 3] en [naam 1] seks met hen heeft gehad, terwijl hij daarbij geen condoom gebruikte. Het gaat hier om een ernstige inbreuk op de autonomie en de lichamelijke en seksuele integriteit van [naam 3] en [naam 1] .
Ten aanzien van mensenhandel zijn nog geen oriëntatiepunten ontwikkeld, wel is er een oriëntatiepunt ten aanzien van verkrachting bij welk delict het eveneens gaat om inbreuk op de hierboven genoemde belangen. Uitgangspunt bij verkrachting is een gevangenisstraf van 24 maanden (per slachtoffer).
Ten aanzien van de persoon van de verdachte en het recidivegevaar is het volgende van belang:
Verdachte is bij (het onherroepelijk gedeelte van het) vonnis van 8 maart 2016 wegens mensenhandel ten opzichte van een minderjarige en poging tot verkrachting van een andere minderjarige veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden.
Uit het over verdachte opgemaakte psychologisch rapport van 6 oktober 2015, opgemaakt door drs. D. Beuker, forensisch psycholoog, komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een aandachtstekortstoornis van het gecombineerde type. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens door de aanwezigheid van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en van antisociale trekken en zwakbegaafdheid.
De kans op recidive wordt als hoog ingeschat en ter verkleining van de kans op herhaling wordt een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek noodzakelijk bevonden. Geadviseerd wordt om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te houden.
In verband met een nieuwe verdenking zijn er nieuwe rapportages over verdachte opgesteld. In een rapport van 16 november 2017 van psychiater Dinjens wordt onder meer het volgende gesteld:
‘Er is sprake van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale kenmerken. Er is een kwetsbare intellectuele coping, mogelijk op het niveau van een verstandelijke beperking. De persoonlijkheid imponeert als matig uitgerijpt, kinderlijk en kwetsbaar. De coping is primitief. Er is sprake van externaliseren, ontkennen, loochenen, idealiseren en devalueren. (…) Er is een verminderd normbesef (…). De empathische vermogens en gewetensfunctie zijn verminderd.’
De deskundige adviseert om bij een bewezenverklaring een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde ambulante behandeling bij een forensische polikliniek. Een behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden is overwogen, maar werd niet als opportuun ingeschat, gezien de relatief geringe behandelgeschiedenis en mogelijkheden tot behandeling binnen een minder zwaar kader. Verdachte zou voldoende gemotiveerd zijn voor behandeling.
De psycholoog komt in zijn rapport van 3 november 2017 tot een gelijkluidend advies.
Uit het aanvullend reclasseringsadvies van 21 november 2017 blijkt dat verdachte inmiddels vervolgd wordt en gedetineerd is voor feiten die soortgelijk zijn aan de feiten die in deze zaak bewezen zijn verklaard. De rapporteur is van mening dat (voor de nieuwe zaak) in verband met het recidivegevaar een terbeschikkingstelling met voorwaarden een beter kader biedt dan een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en adviseert om de mogelijkheid van terbeschikkingstelling met voorwaarden te onderzoeken.
In het reclasseringsadvies van 19 december 2017 (ten behoeve van de nieuwe zaak en in verband met een eventuele schorsing van de voorlopige hechtenis) wordt opgemerkt dat de officier van justitie onderzoek naar de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden niet zinvol vindt, omdat verdachte daar niet aan wil meewerken en er onvoldoende bodem is voor een terbeschikkingstelling met dwangverpleging gelet op het feit dat de gedragsdeskundigen die maatregel een ‘brug te ver’ vinden. Rapporteur heeft gesproken met personen die eerder betrokken waren bij een ambulante behandeling van verdachte. De polikliniek zou grote twijfels hebben om de ambulante behandeling te kunnen uitvoeren. Verdachte ziet zich namelijk niet als dader en praten over het delict zou dan ook niet goed mogelijk zijn. Er is onvoldoende vertrouwen in het plan met ambulante behandeling en toezicht om dit in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis te adviseren.
Ten aanzien van de in deze zaak bewezenverklaarde feiten heeft de verdachte op de zitting van het hof op 22 december 2017 niet willen verklaren. Aldus is (ook toen) niet gebleken dat verdachte het kwalijke van zijn handelingen inziet.
Gelet op hetgeen is gebleken omtrent de persoon van verdachte en zijn houding ten opzichte van de bewezenverklaarde feiten, gaat het hof uit van gevaar voor recidive.
Het hof is van oordeel dat het opleggen van een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, zoals geëist, nu (nog) niet aan de orde is. Voordat verdachte de bewezenverklaarde feiten pleegde, was hij niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verder geldt dat aan verdachte voor het onherroepelijk deel van het vonnis van 8 maart 2016 bijzondere voorwaarden zijn opgelegd waaronder het ondergaan van een ambulante behandeling. Aan die voorwaarden is nog geen uitvoering gegeven.
Het subsidiaire verzoek van de advocaat-generaal om aanhouding van de zaak ten behoeve van het laten opmaken van een dubbelrapportage zal om bovengenoemde redenen eveneens worden afgewezen.
Het hof acht gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en uit oogpunt van speciale preventie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar passend en geboden. Het hof ziet geen aanleiding voor het opleggen vaneen deels voorwaardelijke gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden vanwege hetgeen hierboven is opgemerkt ten aanzien van het deel van het vonnis dat reeds onherroepelijk is. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft het hof er rekening mee gehouden dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [naam 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 14.100,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 05-780074-15 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade wordt verdachte vrijgesproken van de onderdelen die betrekking hebben op de materiële schade, zodat de benadeelde partij voor dat deel van de vordering niet kan worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [naam 4]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.320,77. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-780088-15 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Wijst af het verzoek om aanhouding ten behoeve van het opstellen van een dubbelrapportage.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-880013-15 onder 5 primair, 8 primair en 8 subsidiair en in de zaak met parketnummer 05-780088-15 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-880013-15 onder 5 subsidiair en het in de zaak met parketnummer 05‑780074-15 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-880013-15 onder 5 subsidiair en het in de zaak met parketnummer 05-780074-15 onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaar.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [naam 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-780074-15 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening en verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de immateriële schade op 30 november 2014.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-780074-15 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van €
1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente op 30 november 2014.
Vordering van de benadeelde partij [naam 4]
Verklaart de benadeelde partij [naam 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. N.C. van Lookeren Campagne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.M. van der Waerden, griffier,
en op 5 januari 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.