In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, in het faillissement van [X] B.V., had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 16 augustus 2017, waarin hij van instantie was ontslagen. De rechtbank had toepassing gegeven aan artikel 123 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat bepaalt dat tegen de beslissing tot ontslag van instantie geen hogere voorziening openstaat. De appellant heeft in het hoger beroep geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich uit te laten over zijn ontvankelijkheid en heeft geen doorbrekingsgrond aangevoerd. Hierdoor stond het rechtsmiddelenverbod van artikel 123 lid 5 Rv aan zijn ontvankelijkheid in de weg.
Het hof heeft geoordeeld dat de appellant niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Tevens is de appellant veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 1.952,- voor griffierecht en € 447,- voor salaris advocaat. Het hof heeft geen aanleiding gezien om van het liquidatietarief af te wijken. De uitspraak is gedaan door de rechters A. Smeeing-van Hees, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.