Uitspraak
[appellante],
Bovemij,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de appeldagvaarding van 16 december 2014;
- de memorie van grieven (met producties) van [appellante] ;
- de memorie van antwoord (met één productie) van Bovemij;
- de akte uitlating productie tevens vermeerdering van eis (met producties);
- de akte uitlaten producties, tevens akte uitlating eisvermeerdering.
17 september 2014 zal worden vernietigd, de vorderingen van Bovemij alsnog worden afgewezen en die van [appellante] (rekening houdend met de vermeerdering van eis) alsnog worden toegewezen en dat Bovemij wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.De vermeerdering van eis
4.Het schriftelijk pleidooi
5.De vaststaande feiten
- als bestuurder van een op dat moment stilstaande auto - van achteren is aangereden. Bovemij, WAM-verzekeraar van de bestuurder van het voertuig waarmee [appellante] is aangereden, heeft volledige aansprakelijkheid erkend voor dit ongeval.
30 januari 2007.
€ 99.575,- is uitgekeerd.
“Oriënterend psychiatrisch onderzoek:We zien een vermoeid uitziende vrouw, normaal postuur die wat lijzig praat. Het gaat allemaal traag en zij oogt duidelijk minder vitaal. Zij is ook mat, maar de basale stemming lijkt niet ernstig depressief. Zij is ook licht gespannen, maar zelfs bij het vertellen van grote problemen zijn emoties nauwelijks zichtbaar. Het denken is helder en evenwichtig, Haar psychisch lijden bagatelliseert zij, maar zij laat verbaal en non-verbaal wél duidelijk haar pijnklachten merken, In het gesprek kan zij de concentratie goed volhouden. Als zij spreekt over de Armeense cultuur wordt zij enthousiast en veert zij op. Grote psychiatrische symptomen zijn niet aan de orde.(…)Psychometrisch onderzoek:Op de SCI-90 laat zij een zeer hoog klachtenniveau zien dat past bij de meest ernstige psychiatrische patiënten. Die uitslag stemt niet overeen met de klinische impressie, en kan duiden op een crisis ('cry for help'), ernstige overspanning of aggravatie. De persoonlijkheidsvragenlijst VTCI is afgebroken omdat mevrouw het qua concentratie niet volhield.
2.De situatie zonder ongeval(…)
“Herinneringen: niet beperktInzicht in eigen capaciteiten: licht beperktZelfstandig handelen: matig beperktHandelingstempo: matig beperktWerkzaamheden met veelvuldige storingen en onderbrekingen: ernstig beperktHet hanteren van emotionele problemen van anderen: licht beperktUiting van de eigen gevoelens: matig beperktOmgang met conflicten en samenwerken: matig beperkt”
“Het bestaan van de door u genoemde stressoren in haar leven heeft betrokkene tot een kwetsbare vrouw gemaakt. In de psychiatrie zien wij vaak dat een acuut ongeval maakt dat juist zo’n persoon psychiatrische problematiek ontwikkelt en een persoon die zonder die stressoren leeft niet. De vraag was of er zonder ongeval ze ook was uitgevallen. Dat is iets anders dan een direct oorzakelijk verband aannemen. Uiteindelijk is de druppel niet de oorzaak dat de emmer overloopt.”
“Bij mevrouw [appellante] werd recent (weer) gezien vanwege een nieuw trauma op 02.04.2010.
“Aantal en soort medewerkers
(inclusief diverse baten / lasten) is behaald van - afgerond - € 15.000,-. In 2008 bedroeg dat resultaat € 32.000,-, in 2007 € 11.500,-, in 2006 € 200,- en in 2005 € 12.500,-. De personeelslasten bedroegen € 700,- voor 2009, € 3.500,- voor 2008, € 25.000,- voor 2007,
€ 28.000,- voor 2006 en € 8.000,- voor 2005.
6.De vordering, het verweer en de beslissing in eerste aanleg
In het vonnis van 15 januari 2014 heeft de rechtbank de incidentele vordering van [appellante] tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen omdat zij het op voorhand niet aannemelijk achtte dat de schade van [appellante] meer dan € 113.000,- - het bedrag van de betaalde voorschotten - bedraagt.
7.De bespreking van de grieven
de grieven 7 tot en met 10) te bespreken. De grieven hangen met elkaar samen, zodat het hof ze tezamen zal behandelen.
€ 120.000,- netto per jaar hebben bedragen, waarvan € 80.000,- aan haar dient te worden toegerekend.
a. de in het restaurant gebruikte menukaarten en met foto's van het restaurant;
b. schriftelijke verklaringen van medewerkers;
c. de hoge bestedingen van haar en haar echtgenoot.
Het hof overweegt daarover als volgt.
Uit de menukaarten volgt dat in het restaurant erg veel verschillende dranken en gerechten werden geserveerd, niet alleen voor het diner, maar ook voor de lunch en ten behoeve van terrasgasten. Dat het restaurant een gevarieerd aanbod had, betekent nog niet dat ook sprake was van een hoge omzet, en al helemaal niet van een omzet die hoger was dan in de jaarrekeningen is weergegeven. Met de menukaarten alleen heeft [appellante] haar stelling dat omzet en winst van het restaurant aanzienlijk hoger waren dan is weergegeven in de jaarrekeningen onvoldoende onderbouwd.
Dat geldt ook voor de overgelegde foto's. Uit die foto's volgt dat het restaurant op het moment dat de foto's werden genomen vol was, maar hoe vaak sprake was van deze bezetting en wat dat betekende voor de omzet valt uit de foto's niet af te leiden.
[appellante] heeft in totaal 8 schriftelijke verklaringen overgelegd (vier in eerste aanleg en vier in hoger beroep) van personen die in die verklaringen aangegeven in het restaurant te hebben gewerkt. De essentie van de verklaringen is dat de ondertekenaar ervan aangeeft gedurende een aantal jaren (in een aantal gevallen tot aan de verkoop van het restaurant) vele uren per week te hebben gewerkt in het restaurant. In de meeste gevallen zou de ondertekenaar een oproepcontract hebben gehad, of een contract voor een aantal uren per week, maar in de praktijk veel meer uren (zwart) hebben gewerkt. Volgens de verschillende verklaringen zouden er (in elk geval bij drukte) veel medewerkers - 5 tot 10 - in het restaurant hebben gewerkt.
Het hof acht de verklaringen weinig geloofwaardig. Allereerst is opvallend dat een aantal van de verklaringen in hetzelfde handschrift is opgesteld. Vervolgens valt op dat de inhoud van de verklaringen in strijd is met wat [appellante] heeft verklaard tegenover de opsteller van het rapport van Radar. [appellante] heeft verklaard (vgl. r.o. 5.13) dat zij, haar echtgenoot en haar schoonvader de vaste ‘bemensing’ vormen van het restaurant en dat er verder wordt gewerkt met oproepkrachten, vooral afkomstig uit het eigen sociale netwerk. Financiële ruimte om vast personeel aan te nemen, was er volgens [appellante] niet. Van de personen die een schriftelijke verklaring hebben afgelegd, hebben er in elk geval vier ( [H] – 20 uur per maand, [I] - 20 uur per maand, [J] - 20 uur per maand en [K] - een onbekend aantal uren per maand) verklaard dat zij in de jaren voor de verkoop van het restaurant op de loonlijst stonden voor een aantal uren per maand en voor die uren ook loonstroken kregen (voor de meer gewerkte uren niet). Dat komt niet overeen met de verklaring van [appellante] jegens Radar. Het komt ook niet overeen met de informatie die blijkt uit de jaarrekeningen van het restaurant. In 2009 bedroegen de personeelslasten ‘op papier’
€ 700,-, in 2008 € 3.500,-. Deze bedragen komen in de verste verte niet overeen met de bedragen die aan genoemde personeelsleden fiscaal correct moeten zijn uitbetaald indien hun verklaringen juist zijn. In 2007 en 2006 waren de loonkosten volgens de jaarrekening hoger, respectievelijk € 25.000,- en € 28.000,-, maar ook deze bedragen komen bij lange na niet overeen met de uren die volgens genoemde verklaringen 'wit' werden gewerkt. Het hof kan er dan ook niet vanuit gaan dat de verklaringen op dit cruciale, en als enige enigszins te verifiëren, feit juist zijn.
[appellante] heeft weliswaar allerlei bedragen aan door haar en haar echtgenoot gedane uitgaven genoemd, maar zij heeft geen enkele inzage gegeven in de kasstromen die, als haar verklaring juist is, moeten hebben plaatsgevonden. Zo is onduidelijk gebleven welke bankrekeningen zij en haar echtgenoot hebben gehad, wat het verloop van de bankrekeningen is geweest, waardoor deze werden gevoed etc. [appellante] stelt dat in 2010 de hypothecaire lening van de gezamenlijke woning in Nederland is verhoogd vanwege de aankoop van een appartement in Dubai, maar de informatie die destijds - in 2010, toen de regels over het verstrekken van financieringen waren aangescherpt, aan de bank moet zijn verstrekt om bij een jaarinkomen ‘op papier’ van € 15.000,- bruto een dergelijke verhoging gerealiseerd te krijgen -, blijft achterwege. Het ligt, gelet op de regelgeving waaraan de bank is gebonden, niet voor de hand dat [appellante] de bank destijds heeft laten weten dat zij een veelvoud van laatstgenoemd inkomen ‘zwart’ verdiende.
heeft dan ook onvoldoende weerlegd dat zij en haar echtgenoot indien zij er al een royale levensstijl op na hielden, zoals zij stellen, die levensstijl niet financierden met inkomsten uit het restaurant, maar met andere inkomsten. In dit verband wijst het hof erop dat [appellante] vanaf 2005 ongeveer € 100.000,- aan schadevergoeding heeft ontvangen in verband met het ongeval uit 2005, van 2010 tot 2013 € 113.000,- aan schadevergoeding van Bovemij en in 2011 een bedrag van € 90.000,- uit de verkoop van het restaurant.
het betoog van [appellante] dat zij gezien de door haar gestelde levensstijl wel een hoog inkomen moet hebben gehad uit het inkomen uit het restaurant, vindt het hof dan ook niet concludent.
dr. [L] (hierna: [L] ) in het geding gebracht. Bovemij heeft zich verzet tegen het in het geding brengen van dat rapport en zich in dat verband zelfs beroepen op schending van artikel 6 EVRM en zij heeft op haar beurt een rapport d.d. 12 november 2015 van prof. dr. [M] in het geding gebracht waarin het rapport van [L] wordt ‘afgebrand’, waarna [appellante] weer een aanvullend rapport van [L] in het geding heeft gebracht.
- de gevolgen van het ongeval van 2015;
- de zin van een nieuw deskundigenonderzoek;
- de toetsing van de aanwezige (medische) informatie aan het in r.o. 7.13
geformuleerde criterium;
- de omvang van de schade van [appellante] uitgaande van een inkomen uit onderneming
van € 7.500,- per jaar.
8.De beslissing
roldatum van 20 maart 2018, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;