ECLI:NL:GHARL:2018:1660

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 februari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
200.165.470/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gebreken in dakconstructie en schadevergoeding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep met betrekking tot gebreken in de dakconstructie van een woning. De appellanten, die in eerste aanleg eisers waren, stelden dat er sprake was van kraak- en knalgeluiden die het normaal gebruik van de woning belemmerden. Het hof oordeelde dat de aanwezigheid van deze geluiden bewezen was, en dat het tegenbewijs van de geïntimeerden niet geleverd was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat volledige vervanging van het dak niet nodig was, maar dat volstaan kon worden met het aanbrengen van een viltlaag. Het hof bevestigde deze conclusie en oordeelde dat de kosten voor herstel van het gebrek, die door deskundigen waren vastgesteld, toewijsbaar waren. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 12.308,57, inclusief wettelijke rente. Het hof compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak werd gedaan op 20 februari 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.165.470/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 3305218\ CV EXPL 14-8946)
arrest van 20 februari 2018
in de zaak van

1.[appellant1] ,

wonende te [A] ,

2. [appellante2] ,

wonende te [A] ,

3. [appellante3] ,

wonende te [B] ,

4. [appellant4] ,

wonende te [A] ,

5. [appellant5] ,

wonende te [A] ,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. R.S. van der Spek, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [C] ,

2. [geïntimeerde2] ,

wonende te [D] ,

3. [geïntimeerde3] ,

wonende te [B] ,

4. [geïntimeerde4] ,

wonende te [E] ,

5. [geïntimeerde5] ,

wonende te [F] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaten: mr. J.C. Klompé en mr. D.M. Woelinga, kantoorhoudend te Loosdrecht.

1.Het verdere procesverloop

1.1
Ter uitvoering van het tussenarrest van 19 september 2017 heeft een comparitie van partijen plaats gevonden op 7 februari 2018. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van die comparitie van partijen;
- de journaalberichten zijdens [geïntimeerden] c.s. van 23 en 24 januari 2018, waarbij zijn toegezonden de producties 20 t/m 25;
- het journaalbericht van 24 januari 2018 zijdens [appellanten] c.s. waarbij is toegezonden productie 15.
1.2
Vervolgens is arrest bepaald op basis van het door [appellanten] c.s. voorafgaand aan het tussenarrest overgelegde procesdossier en de onder 1.1. genoemde stukken.

2.De verdere beoordeling van de grieven en de vordering

Aanwezigheid kraak- en knalgeluiden
2.1
In het tussenarrest is over de aanwezigheid van kraak- en knalgeluiden het volgende overwogen:
"5.9 Behoudens door [geïntimeerden] c.s. te leveren tegenbewijs staat op grond hiervan wel vast dat het dak duidelijk hoorbare geluiden maakt met als oorzaak door bezonning dan wel temperatuurverschillen ontstane bewegingen in de dakplaten en daardoor veroorzaakte spanningen in de dakconstructie. Eveneens blijkt daaruit dat het, onder zonbelasting, optreden van die spanningen veroorzaakt wordt door gebreken in de dakconstructie. Nu niets is gesteld over of gebleken van na de verkoop in 2010 aangebrachte wijzigingen in de dakconstructie kan, eveneens behoudens door [geïntimeerden] c.s. te leveren tegenbewijs, worden aangenomen dat die gebreken al bij de verkoop aanwezig waren."
2.2
[geïntimeerden] c.s. hebben ter comparitie aangevoerd dat het gevergde tegenbewijs is geleverd door middel van de toegezonden producties 20 t/m 24. Daaruit blijkt namelijk dat [appellanten] c.s. na aankoop werkzaamheden hebben verricht (dempen oude haventje, aanleg nieuwe haventje en constructie boothuis). Die werkzaamheden kunnen tot gevolg hebben gehad dat de dakconstructie van de woning zodanig is aangetast dat deze daardoor kraak- en knalgeluiden is gaan veroorzaken. Bovendien hebben [appellanten] c.s. een rij bomen weggehaald. Het weghalen van de bomen heeft geleid tot een zodanig sterke toename van de bezonning van het dak, dat kraak- en knalgeluiden kunnen zijn gaan optreden waar dat voorheen, dankzij die bomen, niet het geval was. Aldus het standpunt van [geïntimeerden] c.s.
2.3
[appellanten] c.s. hebben ter comparitie erkend dat de werkzaamheden als bedoeld hebben plaats gevonden en wel na de aankoop, eind 2010.
2.4
Naar het oordeel van het hof bewijst het enkele feit dat de genoemde werkzaamheden hebben plaats gevonden nog niet dat deze geleid hebben tot een, per datum levering woning nog niet aanwezig, gebrek in de dakconstructie van het woonhuis. Aanvullend bewijsmateriaal, zoals bijvoorbeeld een bouwkundige rapportage, ontbreekt en een specifiek aanbod tot aanvullende bewijslevering is niet gedaan.
2.5
Indien juist is dat het dak als gevolg van het verwijderen van de bomen meer bezonning is gaan krijgen, kan het zo zijn dat de kraak- en knalgeluiden frequenter zijn geworden of, als de visie van [geïntimeerden] c.s. helemaal gevolgd wordt, pas zijn gaan optreden als gevolg van die frequentere bezonning. De door het hof als bewezen aangemerkte oorzaak van die geluiden, te weten de bezonning van het dak, wordt daardoor zo al niet bevestigd, dan toch in ieder geval niet aangetast. Van een deugdelijke dakconstructie mag voorts worden verwacht dat zonbelasting niet leidt tot kraak- en knalgeluiden.
2.6
Het gevergde tegenbewijs is dan ook niet geleverd, zodat uitgangspunt voor verdere beoordeling is dat sprake is van een ten tijde van de levering van de woning reeds aanwezig gebrek, hierin bestaande dat het dak duidelijk hoorbare geluiden maakt met als oorzaak door bezonning dan wel temperatuurverschillen ontstane bewegingen in de dakplaten en daardoor veroorzaakte spanningen in de dakconstructie als gevolg van gebreken in die constructie.
Normaal gebruik
2.7
Ten aanzien van het gebruik van de woning is in het tussenarrest het volgende overwogen:
"5.10 In de verkoopbrochure is de zolder omschreven als een "slaapzolder". Daarmee maakt die zolder deel uit van het voor bewoning bestemde en geschikte deel van de woning. Het vóórkomen van duidelijk hoorbare en hinderlijke geluiden van het dak, zoals geconstateerd door NAA, veroorzaakt door gebreken in de dakconstructie, zoals vastgesteld door de BDA Groep, kan, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, een gebrek vormen dat een normaal gebruik van de woning belemmert."
2.8.
Ter comparitie is door [geïntimeerden] c.s. aangevoerd dat de slaapzolder primair niet meer was dan een zolder die gebruikt werd voor opslag, die beperkt bereikbaar was (via een vlizotrap), die een beperkte stahoogte kende en waar een c.v.-ketel stond, kortom een ruimte waarvan het slaapcomfort ten opzichte van de in de woning aanwezige slaapkamers aanmerkelijk lager was.
2.9
Ook als de genoemde omstandigheden in de beoordeling betrokken worden, neemt dat niet weg dat (ook) de slaapzolder in de verkoopbrochure is benoemd als een ruimte waar geslapen kan worden en dat kraak- en knalgeluiden het normaal gebruik van die ruimte belemmeren. In het tussenarrest is al overwogen dat sprake was van duidelijk hoorbare en hinderlijke geluiden, daarbij uitgaande van een aantal van 248 geluidspieken op één dag (op 30 juni 2015), zoals berekend in het rapport van het Noordelijk Akoestisch Adviesburo van
5 augustus 2015. Deze frequentie en dat geluidsniveau zijn zodanig hoog dat dit de conclusie schraagt dat het normale gebruik van de woning daardoor wordt belemmerd.
2.1
De conclusie op dit onderdeel is dan ook dat de geleverde woning niet voldeed aan de eisen die aan het normale gebruik daarvan gesteld konden worden.
Kosten herstel
2.11
[appellanten] c.s. hebben als schade gevorderd de kosten die met het herstel van het gebrek zijn gemoeid. Dat uitgangspunt is door [geïntimeerden] c.s. niet betwist. Partijen zijn verdeeld over de omvang van de kosten die met het herstel gemoeid zijn.
2.12
De door de rechtbank benoemde deskundige (de BDA Groep) heeft niet slechts onderzoek gedaan naar de oorzaak van de kraak- en knalgeluiden, maar ook naar de met herstel van dat gebrek - spanningen in de dakplaten door bezonning in combinatie met constructiegebreken - gemoeide kosten. Herstel van dat gebrek kan volgens het rapport plaatsvinden door de volgende maatregelen:
1. Het aanbrengen van een glijviltstrook over de bovenzijde van de stalen spanten. De kosten daarvan zijn geraamd op € 1.750,-.
2. Verzwaring van de middengording. Kosten: € 750,-.
3. Inkorten van de triplex aftimmering van het schoorsteenkanaal tegen de onderzijde van de dakplaten. Kosten: € 200,-.
4. Aansluiting van de verdiepingsvloer tegen de onderzijde van de dakplaten. Kosten: niet opgegeven (pm).
5. Aanbrengen van ontbrekende ravelingen aan de dakvensters. Kosten: € 2.100,-.
Alle bedragen zijn exclusief BTW.
2.13
[geïntimeerden] c.s. hebben gesteld dat het gebrek verholpen kan worden door het aanbrengen van oplegvilt (post 1 van de door BDA Groep genoemde kosten). Zij hebben een offerte opgevraagd van de daarmee gemoeide kosten (productie 25). De kosten worden daarin geraamd op € 1.766,98 inclusief BTW.
2.14
[appellanten] c.s. hebben primair als standpunt ingenomen dat een juist herstel van het dak meebrengt dat het gehele dak vernieuwd moet worden. Subsidiair hebben zij tot uitgangspunt genomen de door BDA Groep genoemde 5 herstelposten. Zij hebben van de Bouwgroep Noord BV een offerte gevraagd van de daarmee gemoeide kosten (productie 15). De kosten worden in die offerte geraamd op een bedrag van € 6.899,50 exclusief BTW.
2.15
De BDA Groep heeft opgave gedaan van de met het herstel van het gebrek (kraak- en knalgeluiden) gemoeide kosten op basis van een onderverdeling in de hiervoor genoemde vijf posten. De zijdens [geïntimeerden] c.s. overgelegde offerte (productie 25) neemt slechts één van die vijf posten tot uitgangspunt en doet daarom geen recht aan de door de deskundige vastgestelde omvang van de herstelkosten, zoals benoemd in de posten 1 tot en met 5.
2.16
Het primair door [appellanten] c.s. ingenomen standpunt vindt weerlegging in het rapport van BDA Groep, nu volgens dat rapport kan worden volstaan met herstel conform de posten 1 tot en met 5 en volledige vernieuwing van het dak dus niet nodig is. De, subsidiair, overgelegde offerte (productie 15) volgt de posten die de deskundige als herstelkosten heeft aangemerkt en biedt in zoverre bruikbaar vergelijkingsmateriaal. Post 4 was door de deskundige nog als p.m.-post opgenomen, maar wordt door de nu besproken offerte ingevuld tot een bedrag van € 661,25 te vermeerderen met BTW. Die post is door [geïntimeerden] c.s. niet specifiek weersproken; zij komt ook niet onredelijk voor. Het hof neemt deze op die grond over. Voor het overige geldt dat de in de offerte genoemde bedragen iets hoger zijn dan de door de BDA Groep geschatte bedragen, maar dat enkele feit maakt nog niet dat die schatting een onvoldoende betrouwbare basis van de herstelkosten vormt. Om die reden wordt de schatting van de BDA Groep overgenomen, welke uitkomt op een bedrag van € 4.800,- exclusief BTW. De totale kosten bedragen derhalve (€ 661,25 + € 4.800) + 21% BTW = € 6.608,11.
Als schade wegens kosten van herstel is derhalve dat bedrag toewijsbaar.
Kosten ter vaststelling van de schade
2.17
De essentie van deze zaak is geweest het doen vaststellen van de gestelde aanwezigheid van een gebrek in de constructie, tot uiting komende in het optreden van kraak- en knalgeluiden. Om dat gebrek aan te tonen hebben [appellanten] c.s. diverse onderzoeken doen uitvoeren, te weten door Landstra, door BDA Groep (na een daartoe strekkende beschikking van de rechtbank) en door het Noordelijk Akoestisch Adviesburo BV. Met deze onderzoeken waren de volgende kosten gemoeid:
- Landstra € 1.040,21
- BDA Groep € 1.452,-
- NAA € 2.934,25
- griffierechten voorlopig deskundigenbericht € 274,-
----------
Totaal € 5.700,46
Die kosten zijn aan te merken als redelijke kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid en de schade en komen daarom voor toewijzing in aanmerking.

3.De slotsom

3.1
Uit het voorgaande volgt dat de grieven slagen en dat het vonnis waarvan beroep moet worden vernietigd. De vordering van [appellanten] c.s. is alsnog toewijsbaar tot een bedrag van € 12.308,57 inclusief BTW (€ 6.608,11 + € 5.700,46). De wettelijke rente is, als niet weersproken, toewijsbaar vanaf de dag van de inleidende dagvaarding (31 juli 2014) behoudens ten aanzien van de, later (het rapport dateert van 5 augustus 2015) gemaakte kosten van het rapport van NAA ad € 2.934,25. In zoverre is de wettelijke rente toewijsbaar vanaf de dag dat de memorie van grieven is genomen (29 maart 2016).
3.2
[appellanten] c.s. hebben het gelijk aan hun zijde gekregen met betrekking tot de aansprakelijkheid, maar zijn voor wat de hoogte van hun vordering betreft in belangrijke mate in het ongelijk gesteld. De proceskosten zullen daarom zowel in eerste aanleg als in hoger beroep worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 19 december 2014
en, opnieuw rechtdoende,
veroordeelt [geïntimeerden] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [appellanten] c.s. van een bedrag van € 12.308,57 vermeerderd met de wettelijke rente
- over € 9.374,32 met ingang van 31 juli 2014 en
- over € 2.934,25 met ingang van 29 maart 2016,
in beide gevallen tot de dag der voldoening;
compenseert de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis met betrekking tot de daarbij uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, mr. O.E. Mulder en mr. D.J. Keur en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
20 februari 2018.