ECLI:NL:GHARL:2018:1654

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 februari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
WAHV 200.187.188
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een administratieve sanctie voor het negeren van een inhaalverbod met betrekking tot een lesauto

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die op 29 januari 2016 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd gekregen voor het negeren van een inhaalverbod, dat gold op 2 maart 2015 op de Riegshoogtendijk te Hollandscheveld. De betrokkene erkende een lesauto te hebben ingehaald, maar stelde dat er geen inhaalverbod gold op de plek waar hij dit deed. Hij voerde aan dat het inhaalverbod niet van toepassing was omdat het bord F1/40 pas 30 á 40 meter na de kruising was geplaatst en dat hij de lesauto, die mogelijk met de snelheid van een tractor reed, mocht inhalen.

Het hof heeft de argumenten van de betrokkene beoordeeld en vastgesteld dat het inhaalverbod van kracht was op de plaats van de overtreding. De wetgeving omtrent verkeerstekens en de plaatsing van borden werd in overweging genomen. Het hof concludeerde dat de betrokkene de gedraging had verricht en dat er geen omstandigheden waren die aanleiding gaven om de opgelegde sanctie te matigen of op te heffen. De beslissing van de kantonrechter werd dan ook bevestigd.

Het hof benadrukte dat het negeren van verkeersborden niet naar eigen inzicht kan worden beoordeeld en dat de regels omtrent inhaalverboden strikt dienen te worden nageleefd. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor weggebruikers om zich aan de geldende verkeersregels te houden, ongeacht de omstandigheden van de situatie.

Uitspraak

WAHV 200.187.188
20 februari 2018
CJIB 188199158
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland
van 29 januari 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “Negeren inhaalverbod: bord F1/40”, welke gedraging zou zijn verricht op 2 maart 2015 om 18.00 uur op de Riegshoogtendijk te Hollandscheveld met het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] .
2. De betrokkene erkent op of net na het kruisingsvlak een voertuig, namelijk een lesauto, te hebben ingehaald. Op de plek van inhalen geldt echter geen inhaalverbod. Op de Riegshoogtendijk is per gedeelte van de weg een inhaalverbod. Direct na elke kruising moet een herhalingsbord worden geplaatst om het verbod zijn kracht de laten behouden. Op de pleeglocatie is pas op 30 á 40 meter na de kruising een herhalingsbord geplaatst. Tijdens het inhalen was de betrokkene dit bord nog niet gepasseerd. De betrokkene heeft een foto van de situatie ter plaatse bijgevoegd. Daarnaast kan de verbalisant, die uit tegengestelde richting kwam en nog 300 meter van de betrokkene verwijderd was, niet hebben gezien dat hij het bord zou zijn gepasseerd. Verder stelt de betrokkene dat de wegbeheerder door, onder het bord met het inhaalverbod een onderbord te plaatsen met daarop een uitzondering voor het inhalen van tractoren, heeft willen aangeven dat het is toegestaan om langzaam rijdend verkeer in te halen. De lesauto reed met de snelheid van een tractor en bovendien is het inhalen daarvan minder omvangrijk dan het inhalen van een tractor.
3. De betrokkene erkent een voertuig te hebben ingehaald. Om vast te kunnen stellen of de gedraging is verricht dient de vraag te worden beantwoord of op de plaats van de gedraging, te weten op of net na de kruising, een inhaalverbod gold.
4. Uit de toelichting op de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens (Besluit 28 juni 1991, Stcrt. 1991, 134) volgt dat het bord F1 (verboden voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen) van kracht is voor het wegvak waarlangs het geplaatst is.
5. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder e, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (afgekort BABW) wordt onder een wegvak verstaan: "gedeelte van een weg tussen twee zijwegen of - indien geen zijweg aanwezig is - tussen twee punten waarop een verkeersmaatregel betrekking heeft". Het bord F1 blijft derhalve van kracht tot in ieder geval de volgende zijweg of een verkeersbord waardoor de werking van het bord F1 weer wordt opgeheven (= bord F2).
6. In het onderhavige geval is niet gebleken dat vlak voor het kruisingsvlak een bord F2 is geplaatst. Ter plaatse is sprake van een T-splitsing. Op het wegvak waar de betrokkene reed, is de zijweg links van het wegvak gelegen. Nu de zijweg niet rechts van het wegvak ligt waarop de betrokkene reed, is de werking van bord F1 op of net na de kruising niet opgeheven. Dat een aantal meters na de T-splitsing een bord F1 is geplaatst, doet hieraan niet af. Overigens is ook verklaarbaar waarom daar opnieuw een bord F1 is geplaatst. Weggebruikers die vanaf de zijweg linksaf de Riegshoogtendijk opslaan worden op deze wijze gewezen op het ter plaatse geldende inhaalverbod. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat ter plaatse van de overtreding een inhaalverbod (met uitzondering van het inhalen van tractoren) gold. Daarom is ook niet relevant of de verbalisant heeft kunnen waarnemen of de betrokkene het bord F1 dat na de kruising was geplaatst, was gepasseerd.
7. Dat de lesauto die de betrokkene inhaalde langzaam reed, is evenmin aanleiding om aan te nemen dat er geen inhaalverbod van toepassing was. In artikel 67, derde lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), is bepaald dat symbolen op de onderborden dezelfde betekenis hebben als de symbolen in bijlage I van het RVV 1990. Uit die bijlage volgt dat met het symbool van een tractor voertuigen worden aangegeven die niet sneller kunnen of mogen rijden dan 25 km/h. Er is derhalve geen uitzondering op het inhaalverbod van toepassing op een lesauto, aangezien deze sneller kan en mag rijden dan 25 km/h. Dat de lesauto mogelijk met de snelheid van een tractor reed en het minder omvangrijk is om een auto in te halen dan een tractor, doet hier niet aan af. Het staat de betrokkene niet vrij om naar eigen inzicht van het inhaalverbod af te wijken.
8. Naar de overtuiging van het hof is dan ook vast komen te staan dat de gedraging is verricht. Nu niet is gebleken dat de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht aanleiding zouden moeten geven tot het matigen van de administratieve sanctie of op het nihil stellen daarvan, is voor die gedraging terecht een sanctie opgelegd.
9. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.