ECLI:NL:GHARL:2018:1550

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 februari 2018
Publicatiedatum
16 februari 2018
Zaaknummer
WAHV 200.178.390
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Anjewierden
  • mr. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter inzake tijdigheid van beroep in WAHV-zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 6 augustus 2015 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk heeft verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had beroep ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie, maar de kantonrechter oordeelde dat het beroep niet tijdig was ingediend. De gemachtigde heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar de gemachtigde heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om het beroep schriftelijk nader toe te lichten.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat het beroep niet tijdig was ingesteld. De beroepstermijn, die zes weken bedraagt, was verstreken. De beslissing van de officier van justitie was op 21 augustus 2014 aan de betrokkene toegezonden, waardoor de termijn eindigde op 2 oktober 2014. Het beroepschrift was gedateerd op 20 december 2014 en pas op 29 december 2014 door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie ontvangen, wat betekent dat het beroep niet tijdig was.

De gemachtigde voerde aan dat de kantonrechter de gelegenheid had moeten bieden om toe te lichten waarom het beroep niet tijdig zou zijn ingediend. Het hof oordeelde echter dat er geen rechtsregel is die verplicht om in de oproeping voor de zitting te vermelden dat de tijdigheid van het beroep aan de orde zal komen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek tot vergoeding van kosten af, omdat de betrokkene niet in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

WAHV 200.178.390
16 februari 2018
CJIB 180796773
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 6 augustus 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet tijdig is ingesteld.
2. Ingevolge het bepaalde in artikel 9, eerste lid, van de WAHV in verbinding met de artikelen 3:41, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dient het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de beslissing van de officier van justitie aan de betrokkene is toegezonden.
3. De beslissing van de officier van justitie is blijkens de stukken op 21 augustus 2014 aan de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn eindigde derhalve op 2 oktober 2014. Het beroepschrift is gedateerd 20 december 2013 (het hof leest: 2014) en het is blijkens een daarop gesteld stempel op 29 december 2014 door de CVOM ontvangen. Het beroep is dus niet tijdig ingesteld.
4. Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5. De gemachtigde voert aan dat de rechtbank de gemachtigde van de betrokkene op voorhand in de gelegenheid had moeten stellen om toe te lichten waarom het beroep (vermeend) niet tijdig zou zijn ingediend en ex artikel 6:6 Awb gelegenheid moeten geven het verzuim te herstellen. Het is in strijd met de goede procesorde om pas ter zitting, waar overigens noch de gemachtigde noch de betrokkene zijn verschenen, de betrokkene te confronteren met een vermeende termijnoverschrijding. Het recht op een eerlijke behandeling is geschonden, zodat geen sprake is geweest van een eerlijk proces.
6. De beroepstermijn is een voorschrift van openbare orde waaraan de rechter ambtshalve dient te toetsen. Dit brengt mee dat de behandeling van het beroep door de kantonrechter ook het onderzoek naar de tijdigheid van het ingestelde beroep en de eventuele verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding omvat.
7. Het niet tijdig indienen van een beroepschrift, is geen verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, dat door de indiener kan worden hersteld.
8. Ter bevordering van een efficiënte procesvoering kan het in voorkomende gevallen nuttig zijn om in de oproeping voor de zitting te vermelden dat ter zitting eerst de vraag aan de orde zal komen of het beroep tijdig is ingesteld, maar er is geen rechtsregel die daartoe verplicht. Zeker van een professioneel rechtsbijstandsverlener mag worden verwacht dat hij voorafgaand aan een behandeling ter zitting controleert of het beroep tijdig is ingediend en alle stukken die betrekking hebben op de zaak - dus ook de stukken die betrekking hebben op ontvankelijkheidsvragen - meeneemt naar de zitting dan wel (indien hij niet zal verschijnen op de zitting van de kantonrechter) voorafgaand aan de zitting aan de kantonrechter doet toekomen.
9. De gemachtigde van de betrokkene heeft ook in hoger beroep geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat tijdig beroep bij de kantonrechter is ingesteld. Ook anderszins blijkt dit niet uit het onderhavige dossier. Aangezien niet gesteld of gebleken is dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is, heeft de kantonrechter het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
10. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Anjewierden, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.