ECLI:NL:GHARL:2018:1539

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 februari 2018
Publicatiedatum
16 februari 2018
Zaaknummer
WAHV 200.189.246
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter inzake beroepschrift en hersteltermijn

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 17 maart 2016 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk heeft verklaard. De kantonrechter oordeelde dat het verzuim om de gronden van het beroep op te geven niet binnen de gestelde termijn was hersteld. De gemachtigde van de betrokkene heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en betoogd dat de termijn van één week voor het herstellen van het verzuim onaanvaardbaar kort was.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de gemachtigde niet een redelijke termijn heeft gekregen om de gronden van het beroep aan te voeren. Het hof verwijst naar artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht, dat vereist dat een beroepschrift de gronden van het beroep bevat. Het hof concludeert dat de kantonrechter ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de termijn voor herstel van het verzuim niet redelijk was.

Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en stelt de gemachtigde in de gelegenheid om binnen vier weken na dagtekening van het arrest gronden in te dienen tegen de beslissing van de officier van justitie. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat er nog geen definitieve uitspraak is gedaan over de inhoudelijke zaak.

Uitspraak

WAHV 200.189.246
16 februari 2018
CJIB 189102792
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Tussenarrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 17 maart 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzuim om de gronden van het beroep op te geven niet binnen de daartoe gestelde termijn is hersteld.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de hem geboden termijn van één week voor het herstellen van het verzuim, onaanvaardbaar kort is.
3. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, sub d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten. Indien niet is voldaan aan dat vereiste kan het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
4. Uit het dossier blijkt dat de gemachtigde op 18 augustus 2015 op nader aan te voeren gronden beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. De griffier van de rechtbank heeft bij brief van 23 februari 2016 de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om voor 3 maart 2016 de gronden van het beroep in te dienen. In die brief is tevens vermeld dat indien het niet (tijdig) indienen van de gronden tot gevolg kan hebben dat de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk verklaart. Uit het dossier blijkt verder dat na de zitting op 3 maart 2016 door de rechtbank een fax van de gemachtigde is ontvangen waarin gronden worden aangevoerd.
5. Naar oordeel van het hof heeft de gemachtigde niet een redelijke termijn voor het aanvoeren van gronden gekregen en is het beroep van de betrokkene daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen
6. Voor terugwijzing van de zaak naar de kantonrechter, als door de gemachtigde verzocht, bestaat geen grond. Artikel 20d, tweede lid, Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften biedt daartoe geen grondslag, ook niet naar analogie. Het hof zal doen wat de kantonrechter had behoren te doen en de gemachtigde in de gelegenheid stellen gronden aan te voeren tegen de beslissing van de officier van justitie.
7. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

Beslissing

Het gerechtshof:
stelt de gemachtigde in de gelegenheid om binnen vier weken na dagtekening van dit arrest gronden in te dienen tegen de beslissing van de officier van justitie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.