ECLI:NL:GHARL:2018:1388

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
200.186.086/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over leaseovereenkomsten en contractsoverneming met betrekking tot schadevergoeding en ontbinding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een hoger beroep van A.T.M.P. Holding B.V. tegen Coöperatieve Contractpartners XLIX U.A. De zaak betreft leaseovereenkomsten en de vraag of er sprake was van contractsoverneming. De Coöperatie had de huurcontracten ontbonden wegens betalingsachterstanden van ATMP. Het hof oordeelde dat de Coöperatie gerechtigd was om de huurovereenkomsten te ontbinden, omdat ATMP sinds september 2011 in gebreke was met de huurbetalingen. ATMP had geprobeerd de financial leasecontracten over te nemen van de Coöperatie, maar de Coöperatie had de akte van contractsoverneming niet ondertekend. Het hof concludeerde dat er geen contractsoverneming had plaatsgevonden en dat de Coöperatie niet in verzuim was. De vorderingen van ATMP in reconventie werden afgewezen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, met uitzondering van de hoogte van de toegewezen bedragen. ATMP werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 25.469,34 aan de Coöperatie, vermeerderd met contractuele rente. De kosten van het hoger beroep werden ook aan ATMP opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.186.086/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 633201 CV 12-14701)
arrest van 13 februari 2018
in de zaak van
A.T.M.P. Holding B.V.,
gevestigd te Almere,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna:
ATMP,
advocaat: mr. D.A. Molier, kantoorhoudend te Utrecht,
tegen
Coöperatieve Contractpartners XLIX U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna:
de Coöperatie,
advocaat: mr. F. Terpstra, kantoorhoudend te Veghel.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 27 juni 2017 hier over.
1.2.
Ingevolge het voormelde tussenarrest heeft op 7 december 2017 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.3
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op het comparitiedossier, aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie.
1.4.
ATMP heeft in hoger beroep gevorderd om bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van
9 oktober 2013 te vernietigen en opnieuw rechtdoende, verkort weergegeven, de vorderingen van de Coöperatie in conventie alsnog af te wijzen, en de vorderingen van ATMP in reconventie alsnog toe te wijzen, en daarbij voor recht te verklaren dat de buitengerechtelijke ontbinding van de mantelovereenkomst zoals namens de Coöperatie verstuurd op
30 mei 2012 rechtens geen effect heeft gehad, dat de Coöperatie als gevolg hiervan schadeplichtig is geraakt en de Coöperatie te veroordelen tot vergoeding aan ATMP van de door ATMP geleden schade en nog te lijden schade, welke schade gedeeltelijk nader dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet, een en ander met veroordeling van de Coöperatie in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Grief Iis gericht tegen de feitenvaststelling door de rechtbank. Aangezien het hof zelf de feiten zal vaststellen en daarbij rekening zal houden met hetgeen in genoemde grieven is aangevoerd, heeft ATMP geen belang bij afzonderlijke bespreking van deze grieven. De grieven kunnen niet leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De volgende feiten staan tussen partijen vast.
2.2.
De Coöperatie is een zogenoemde 'special purpose vehicle' waarvan ATMP en Stern Partners B.V. leden zijn.
2.3.
De Coöperatie verhuurde auto's aan ATMP. Voor de financiering van de auto's sloot de Coöperatie financial leasecontracten met ABN Amro Lease N.V (hierna: ABN Amro).
2.4.
Tussen de Coöperatie en ATMP is op 14 februari 2008 een huurcontract gesloten met betrekking tot een Mazda en op 19 maart 2008 een huurcontract met betrekking tot een Honda Civic.
2.5.
Voor de financiering van deze twee auto's heeft de Coöperatie twee financial leasecontracten met de contractnummers 387555 en 394100 afgesloten met ABN Amro
(hierna: de financial leasecontracten).
2.6.
Op beide huurcontracten is van toepassing de tussen partijen op 14 maart 2007 gesloten "Mantelovereenkomst Operationele Leasing'' (hierna: de mantelovereenkomst).
2.7.
In artikel 12.1 onder i. van de mantelovereenkomst is de volgende bepaling opgenomen:
"In het geval:
(…)
i. lessee een of meer verplichtingen uit hoofde van een of meer tussen lessor en lessee gesloten lease-overeenkomsten niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomt, heeft de lessor het recht om zonder dat ingebrekestelling of sommatie is vereist deze overeenkomst door een schriftelijke verklaring aan de lessee te ontbinden en heeft de lessor het recht de auto terstond weer tot zich te nemen (…). De Lessee is verplicht de auto direct af te geven (...) onder gehoudenheid van betaling van een boete van € 230,- voor elke dag dat hij desgevraagd verzuimt mede te delen waar de auto zich bevindt om deze te doen afgeven."
2.8.
Op 7 juni 2011 heeft de Coöperatie een ledenvergadering gehouden, waarbij is afgesproken dat ATMP en de Coöperatie uit elkaar zouden gaan en dat bekeken zou worden of ABN Amro wilde meewerken aan een constructie waarbij ATMP voormelde auto's direct van ABN Amro zou gaan leasen en ATMP de leasetermijnen rechtstreeks aan ABN Amro zou voldoen.
2.9.
Bij e-mailbericht van 5 juli 2011 heeft [A] (de voorzitter van de Coöperatie) aan ATMP bericht:
"Het voortzetten van de financial lease op de resterende auto's is voor ABN AMRO lease bespreekbaar. Echter, zij willen ATMP als debiteur opnieuw beoordelen. Indien u deze optie verder wenst te onderzoeken raden wij u aan hierover rechtstreeks contact op te nemen met (…).
Overname raden wij af aangezien de restanttermijnen, gederfde inkomsten en boeterente door ABN AMRO Lease volledig in rekening zullen worden gebracht. Ons advies is overigens de lopende contracten uit te dienen.(…)"
2.10.
In de periode tussen 28 juli 2011 en 1 februari 2012 heeft ATMP met ABN Amro onderhandeld om de financial leasecontracten over te nemen van de Coöperatie.
2.11.
ABN Amro en ATMP hebben een op 31 januari 2012 gedateerde "Akte
contractsoverneming lessee" ondertekend. Die akte behelst een driepartijen overeenkomst
tussen ABN Amro Lease N.V., ATMP en de Coöperatie waarbij ATMP de rechten en
verplichtingen van dc Coöperatie als lessee bij de financial leasecontracten overneemt met
ingang van 22 januari 2012 (voor wat betreft de Mazda) respectievelijk 21 januari 2012 (voor wat betreft de Honda Civic) met toestemming van ABN Amro Lease.
De Coöperatie heeft de akte niet ondertekend.
2.12.
Op 29 februari 2012 is er een gesprek geweest tussen de directie van ATMP en [A] voornoemd.
2.13.
Bij e-mailbericht van 11 mei 2012 heeft [A] aan ( [B] van) ATMP geschreven, voor zover van belang:
"Wij spraken op 29 februari af de laatste twee leasecontracten in onze gezamenlijke coöperatie voortijdig te beëindigen. Voor beide auto's zou ATMP Holding rechtstreeks een Financial lease sluiten met ABN Amro Lease.
Verder kwamen wij overeen de door u betwiste facturen ter hoogte van ongeveer € 6.000,- én het resultaat in de coöperatie na beëindiging van alle activiteiten 50/50 zouden worden gedeeld tussen ATMP Holding en Stern.
Naar aanleiding hiervan ontvingen wij half april een overeenkomst van ABN AMRO Lease waarin de overname van de auto 's wordt geregeld.
Echter, mij is tevens duidelijk geworden dat ATMP Holding sinds 1 januari 2012 de maandtermijnen voor de lopende leasecontracten niet langer voldoet.
Wij kunnen hierdoor de financial lease verplichting van de coöperatie richting ABN AMRO
Lease al enkele maanden niet voldoen, wat de relatie met ABN AMRO Lease onnodig onder
spanning zet. Bovendien heeft Travelcard (brandstofpas) forse incassostappen aangekondigd.
Er resten ons nu 2 opties:
1. ATMP Holding betaald alle maandtermijnen betrekking hebbende op de periode 1 januari tot 31 mei 2012. De contracten worden dan per 31 mei beëindigd en tegen de dan geldende boekwaarde verkocht aan ABN AMRO Lease. Daarna maken wij de balans op, conform onze afspraak van 29 februari jl.
2. De auto's blijven tot het eind van de leasecontract van de coöperatie, daarna factureren wij deze rechtstreeks aan ATMP uit tegen de dan geldende boekwaarde. Ook in dit geval zal ATMP de achterstallige maandtermijn z.s.m. moeten voldoen. Aangezien de leasecontracten intussen bijna hun einddatum hebben bereikt (81-GHF-2 loopt tot 20-06-12, 54-ZJ-LT loopt tot 21-08-12) geniet deze optie de voorkeur). Daarna volgt een afrekening conform de afspraak van 29 februari jl.(…)"
2.14.
Bij brief van 30 mei 2012 heeft Stern Partners B.V. vanwege een achterstand in de betaling van de huurtermijnen de huurcontracten ontbonden alsmede ATMP gesommeerd tot afgifte van de Mazda en de Honda Civic voor 5 juni 2012. Nadat ATMP weigerde de auto's af te geven, heeft de Coöperatie recherchebureau Fidron ingeschakeld om de auto's op te sporen. Dc kosten hiervan (in totaal € 1.686,83) heeft de Coöperatie bij facturen van respectievelijk 21 augustus 2012 en 6 september 2012 bij ATMP in rekening gebracht. Deze facturen zijn niet betaald

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1.
De Coöperatie heeft in eerste aanleg (in conventie) kort samengevat gevorderd dat ATMP wordt veroordeeld tot betaling aan haar van een bedrag van € 62.538,50 – waarin begrepen een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten – vermeerderd met de contractuele rente ad 4,25 % over de hoofdsom van € 55.797,80 vanaf 22 oktober 2012 en proceskosten. De Coöperatie heeft aan vordering ten grondslag gelegd dat ATMP sinds
1 september 2011 haar betalingsverplichtingen uit de huurcontracten niet meer is nagekomen en dat de Coöperatie de huurcontracten vervolgens ontbonden heeft. ATMP is gehouden de achterstallige huurtermijnen en de schade die de Coöperatie heeft geleden als gevolg van de ontbinding aan haar te vergoeden, aldus de Coöperatie.
3.2.
ATMP heeft in eerste aanleg (in reconventie) kort samengevat gevorderd dat de Coöperatie wordt veroordeeld tot betaling aan haar van een bedrag van € 6.428,82 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2013. ATMP heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij als gevolg van de onrechtmatige weigering van de Coöperatie om de financial leasecontracten tussen ABN Amro en ATMP te ondertekenen schade heeft geleden waarvan zij vergoeding vordert.
3.3.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 9 oktober 2013 in conventie ATMP veroordeeld om aan de Coöperatie te betalen een bedrag van € 32.439,50 vermeerderd met de contractuele rente over € 30.654,50 vanaf 22 oktober 2012. De kantonrechter heeft het gevorderde boetebedrag daarbij gematigd. In reconventie zijn de vorderingen van ATMP afgewezen. ATMP is in conventie en in reconventie in de proceskosten veroordeeld.

4.De beoordeling van de grieven en de vordering

4.1.
Tussen de Coöperatie en ATMP zijn twee huurovereenkomsten gesloten met betrekking tot respectievelijk een Honda Civic en een Mazda. De Coöperatie heeft op haar beurt ten behoeve van die auto's financial leaseovereenkomsten gesloten met ABN Amro. ATMP heeft in eerste aanleg primair gesteld dat de Coöperatie de huurovereenkomsten niet kon ontbinden, omdat ABN Amro door contractsovername de wederpartij van ATMP was geworden bij de huurovereenkomsten. Het hof stelt vast dat ATMP niet heeft gegriefd tegen het oordeel van de kantonrechter (rov. 2.3.) dat van contractsoverneming geen sprake is geweest, maar nu stelt dat de Coöperatie niet bevoegd was de huurovereenkomsten te ontbinden omdat zij in schuldeisersverzuim verkeerde, als gevolg van het feit dat de Coöperatie niet zou hebben voldaan aan een op haar rustende verplichting jegens ATMP inhoudende het verlenen van medewerking aan het overnemen door ATMP van de financial leaseovereenkomsten.
4.2.
De grieven 2, 3, 4 en 5 richten zich tegen de verwerping van het beroep op schuldeisersverzuim door ATMP en tegen het oordeel dat de huurovereenkomsten als gevolg van de namens de Coöperatie uitgebrachte buitengerechtelijke ontbindingsverklaring zijn ontbonden. ATMP heeft aan haar beroep op schuldeisersverzuim het volgende ten grondslag gelegd. Vanwege aanhoudende meningsverschillen binnen de Coöperatie werd de situatie medio 2011 onhoudbaar. Tijdens een ledenvergadering op 7 juni 2011 is vervolgens overeengekomen dat ATMP en de Coöperatie uit elkaar zouden gaan. Tevens is daarbij afgesproken dat ATMP met ABN Amro zou overleggen of zij de financial leasecontracten zou kunnen overnemen van de Coöperatie en rechtstreeks met ABN Amro zou gaan contracteren en de leasetermijnen aan ABN Amro zou gaan voldoen. ATMP heeft vervolgens met ABN Amro overeenstemming bereikt over contractsovername. Zowel ATMP en ABN Amro hebben op 31 januari 2012 de betreffende akte ondertekend op grond waarvan ATMP met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2012 alle rechten en verplichtingen met betrekking tot de twee geleasede auto's op zich zou nemen. De Coöperatie heeft de akte van contractsoverneming echter niet getekend, zonder een reden van weigering op te geven. De Coöperatie verkeerde vanaf dat moment in schuldeisersverzuim, omdat zij zich had verplicht haar medewerking aan de contractsovername te verlenen, aldus ATMP.
4.3.
De Coöperatie heeft aangevoerd dat ATMP niet duidelijk heeft gemaakt waarop zij de verplichting voor de Coöperatie om de akte van contractsoverneming te tekenen baseert. Daarnaast is niet duidelijk wanneer de Coöperatie volgens ATMP in verzuim is komen te verkeren. De akte van contractsoverneming (een driepartijenovereenkomst) is aan de Coöperatie verzonden en is door haar niet ondertekend. Ten eerste omdat er sprake was van een betalingsachterstand en ten tweede omdat er aanvullende voorwaarden door ABN Amro werden gesteld aan de Stern Groep zelf. ATMP heeft het daarbij gelaten. Een ingebrekestelling, omdat de Coöperatie haar beweerdelijke verplichting niet nakwam, is door de Coöperatie nooit ontvangen. ATMP heeft ook niet gesteld wanneer de Coöperatie uiterlijk haar medewerking had moeten verlenen. Voor zover er al een verplichting voor de Coöperatie zou zijn om de akte van contractsoverneming te tekenen, hetgeen zij betwist, is zij nooit in verzuim komen te verkeren.
4.4.
Het hof overweegt als volgt. Het feit dat er tussen ATMP en de Coöperatie is gesproken over de beëindiging van de Coöperatie en de mogelijkheid van het overnemen door ATMP van de leasecontracten van de Coöperatie met ABN Amro, leidt als zodanig niet tot een verplichting van de Coöperatie om de aan haar voorgelegde akte van contractsoverneming – bij de totstandkoming waarvan zij niet was betrokken – te tekenen. De e-mail van 11 mei 2012 waarop door ATMP een beroep wordt gedaan draagt evenmin bij tot bewijs dat tussen partijen een nadere overeenkomst of een verplichting tot het sluiten van een drie partijenovereenkomst is overeengekomen. Daarin wordt gerefereerd aan de afspraak de laatste twee leasecontracten voortijdig te beëindigen, waarna ATMP rechtstreeks financial lease overeenkomsten zou sluiten met ABN Amro. Dit is niet gelijk aan contractsoverneming Te meer nu door de Coöperatie is gesteld dat daarvoor door ABN Amro ook nadere voorwaarden aan haar werden gesteld. Andere feiten en omstandigheden waaruit die verplichting zou voortvloeien zijn door ATMP niet gesteld. Daarnaast heeft de Coöperatie terecht aangevoerd dat nu zij nooit in gebreke is gesteld om de akte van contractsoverneming te tekenen, zij ook niet in verzuim is komen te verkeren.
Daargelaten wordt dan nog dat ATMP haar – door de Coöperatie betwiste – stelling dat overname van de financial leaseovereenkomsten met ABN AMRO automatisch zou leiden tot beëindiging van de huurovereenkomsten die ATMP met de Coöperatie had, niet naar behoren heeft onderbouwd.
Dat ATMP op andere wijze niet in staat zou zijn gesteld haar verplichtingen uit de huurovereenkomsten jegens de Coöperatie na te komen, is door haar niet gesteld, terwijl daar ook overigens niet van is gebleken. Van schuldeisersverzuim aan de zijde van de Coöperatie is dan ook geen sprake.
4.5.
De Coöperatie is haar verplichtingen uit de huurovereenkomsten (onder meer het ter beschikking stellen van de auto's) nagekomen en ATMP was dan ook gehouden eveneens aan haar verplichtingen (het betalen van de leasetermijnen) te voldoen. Sinds september 2011 was ATMP in gebreke met die betalingsverplichtingen. De achterstand was ten tijde van de ontbinding opgelopen tot € 15.000,-. Deze tekortkoming in de nakoming gaf de Coöperatie het recht de overeenkomst te ontbinden, zoals zij op 30 mei 2012 heeft gedaan. De ontbinding was ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. ATMP weigerde immers aan haar lopende verplichtingen te voldoen, maar bleef wel gebruik maken van de auto's. Daarnaast is ATMP niet ingegaan op de voorstellen zoals genoemd in de email van 11 mei 2012. Dit voorstel, met name optie 2., kan in het licht van de korte resterende looptijd van de huurovereenkomsten als redelijk worden beschouwd. Doordat ATMP deze voorstellen van de hand wees, restten de Coöperatie weinig andere mogelijkheden dan de huurovereenkomsten te ontbinden.
De grieven 2, 3, 4 en 5 falen.
4.6.
Nadat de Coöperatie de huurovereenkomsten buitengerechtelijk had ontbonden, weigerde ATMP de auto's in te leveren en daarmee voldeed zij niet aan haar verplichtingen uit de mantelovereenkomst. ATMP heeft gesteld dat zij niet heeft geweigerd om mee te delen waar de auto's zich bevonden, maar vaststaat dat zij niet heeft gereageerd op de ontbindingsbrief van 30 mei 2012 waarin zij werd gesommeerd de auto's in te leveren. De kosten die de Coöperatie heeft moeten maken om de auto's weer in haar bezit te krijgen zijn terecht toegewezen.
De grieven 6 en 7 falen.
Boetebeding
4.7.
ATMP heeft zich op het standpunt gesteld dat zij de boete niet verschuldigd is geworden dan wel de boete gematigd hoort te worden tot nihil. Aangezien is vastgesteld dat de Coöperatie de huurovereenkomsten mocht ontbinden en ATMP niet aan haar verplichting tot afgifte van de auto’s heeft voldaan, is zij de boete verschuldigd geworden. De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 2.13. van het vonnis van 9 oktober 2013 terecht tot uitgangspunt genomen dat matiging van de bedongen boete alleen is toegestaan "indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist." Het hof onderschrijft hetgeen is overwogen in genoemde rechtsoverweging ook voor het overige. In hetgeen verder nog is aangevoerd ziet het hof geen aanleiding de boete nog verder te matigen.
Grief 8 faalt.
Berekening van het door ATMP aan de Coöperatie verschuldigde bedrag
4.8.
ATMP heeft gegriefd tegen de berekening van het totaal door haar aan de Coöperatie verschuldigde bedrag, zoals neergelegd in rov. 2.14 van het vonnis van de kantonrechter. ATMP heeft hiertoe het volgende aangevoerd. De kantonrechter heeft ten onrechte de door ATMP betaalde bedragen tot een bedrag van € 6.970,16 niet in mindering gebracht. Het gaat om de volgende bedragen € 2.083,- het bedrag dat zij uit hoofde van de 50% afspraak was verschuldigd. Zij heeft dit bedrag op 30 juli 2017 voldaan. Er is door de kantonrechter weliswaar één keer een bedrag van € 2.083,- in mindering gebracht, maar dit bedrag was zij uit hoofde van die afspraak niet verschuldigd en diende dus sowieso in mindering op de hoofdsom te worden gebracht. Bovendien dient in aftrek te worden gebracht een bedrag van € 2.711,54 vermeerderd met een bedrag van € 515,19 aan btw, betaald op 31 juli 2012 respectievelijk 9 augustus 2012 en een bedrag van € 2.711,45 betaald door ATMP op
1 augustus 2012. Daarnaast heeft zij gesteld dat de contractuele rente onjuist is vastgesteld.
4.9.
Grief 9treft doel. Tussen partijen is niet in geschil dat ATMP een bedrag van
€ 6.970,16 aan de Coöperatie heeft voldaan (zie randnummer 14 van de inleidende dagvaarding). De kantonrechter heeft toegewezen een bedrag van € 30.654,50 Dit bedrag dient te worden verminderd met bovengenoemd bedrag van € 6.970,16, zodat resteert in hoofdsom een bedrag van € 23.684,34. Over dit bedrag dient ATMP de contractuele rente te vergoeden.
4.10.
De Coöperatie heeft een contractuele rente gevorderd van 4,25% per maand. De kantonrechter heeft dit toegewezen. De hoogte van de contractuele rente dient conform artikel 13.1 van de mantelovereenkomst gelijk te worden gesteld aan het promessedisconto van de Nederlandse Bank vermeerderd met eventuele tijdelijke opslagen zoals deze telkens zullen gelden, met een opslag van 3. De Nederlandse Bank geeft aan dat kan worden gerekend met de ECB depositorente + 1,25%. Daarnaast geldt een (contractuele) opslag van 3 punten. In 2012 bedroeg de ECB depositorente 0% vermeerderd met 1,25% en een opslag van 3 is de contractuele rente over 2012 4,25 %. Vanaf 2014 is de ECB depositorente negatief, zodat de contractuele vertragingsrente minder dan 4,25% bedraagt. Het hof zal daarom toewijzen de contractuele rente zonder daaraan een rentepercentage te verbinden. In de mantelovereenkomst is niet vastgelegd of de rente per maand of per jaar dient te worden berekend, zodat de contractuele rente naar het oordeel van het hof, overeenkomstig de systematiek van de wettelijke rente, per jaar dient te worden berekend, zodat het vonnis zal worden vernietigd voor zover daarbij een contractuele rente van 4,25% per maand is toegewezen.
4.11.
Grief 10Aricht zich tegen de toewijzing van de buitengerechtelijke kosten. Het hof overweegt als volgt. Ten aanzien van buitengerechtelijke kosten geldt dat zij op de voet van artikel 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen, onder meer als het gaat om redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, behoudens ingeval krachtens artikel 241 Rv de regels omtrent proceskosten van toepassing zijn. ATMP was in verzuim voor 1 juli 2012. Het besluit van 27 maart 2012, houdende regels ter normering van de vergoeding voor kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte (Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten) is derhalve niet van toepassing, daarom wordt de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten aan het daarvoor geldende recht getoetst. ATMP heeft de verschuldigdheid van de door de Coöperatie gevorderde buitengerechtelijke kosten op grond van de tussen hen gesloten overeenkomst niet betwist. De Coöperatie heeft voldoende onderbouwd en gespecificeerd dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De grief faalt.
4.12.
Grief 10Bziet op de proceskostenveroordeling in conventie. Nu het vonnis in conventie grotendeels wordt bekrachtigd, is ATMP terecht in de proceskosten veroordeeld en faalt de grief.
4.13
De
grieven 11 en 12zien op de vordering in reconventie. Nu is vastgesteld dat de Coöperatie niet onrechtmatig heeft gehandeld, is de gevorderde vergoeding van de schade als gevolg van de invordering van de auto's terecht afgewezen en ATMP in de proceskosten in reconventie veroordeeld.
4.14.
ATMP heeft bewijs aangeboden van haar stellingen. Het hof gaat aan dat bewijsaanbod voorbij, nu ATMP geen concrete feiten of omstandigheden heeft gesteld en te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden.
Slotsom
4.15.
Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd met uitzondering van de hoogte van het toegewezen bedrag en de hoogte van de contractuele rente. Toegewezen zal worden een bedrag van € 23.684,34 vermeerderd met een bedrag van € 1.785,- aan buitengerechtelijke incassokosten, dus een bedrag van € 25.469,34.
4.16.
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof ATMP in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van de Coöperatie zullen worden vastgesteld op € 1.920,- aan verschotten en op € 2.316,- aan salaris advocaat conform het liquidatietarief (2 punten x tarief III: € 1.158,-).

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland van
9 oktober 2013, behoudens voor zover is toegewezen een bedrag van € 32.439,50 vermeerderd met de contractuele rente van 4,25% per maand, vernietigt dit vonnis in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt ATMP tot betaling aan de Coöperatie tot een bedrag van € 25.469,34 vermeerderd met de contractuele rente over € 23.684,34 vanaf 22 oktober 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt ATMP in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Coöperatie vastgesteld op € 1.920,- voor verschotten en op € 2.316,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Tubben, M.M.A. Wind en P. Roorda en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
13 februari 2018.