In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Gelderland, waar de echtscheiding was uitgesproken en de zorgregeling voor de kinderen was vastgesteld. De vrouw verzocht om een onderhoudsbijdrage van € 250,- per kind per maand, terwijl de man, verweerder in hoger beroep, verweer voerde en stelde dat hij niet in staat was om enige bijdrage te betalen vanwege zijn financiële situatie.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder het inkomensverlies van de man, dat niet voor herstel vatbaar en niet verwijtbaar werd geacht. De man ontving een WW-uitkering, maar had daarnaast te maken met een restschuld van de voormalige echtelijke woning en andere schulden. Het hof concludeerde dat de behoefte van de kinderen € 306,- per kind per maand bedroeg, maar dat de man slechts in staat was om een minimale bijdrage van € 50,- per maand te betalen.
De vrouw had ook een beroep gedaan op de aanvaardbaarheidstoets, maar het hof oordeelde dat de man onvoldoende had onderbouwd dat de vastgestelde bijdrage niet aanvaardbaar was. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking € 25,- per kind per maand zal betalen, uitvoerbaar bij voorraad. De overige verzoeken werden afgewezen.