Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
advocaat: mr. K. Horstman.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
[appellante] is geboren op [geboortedatum] . Zij heeft enige tijd samen met haar toenmalige echtgenoot een hotel in Duitsland gedreven. In 2010 is zij in Duitsland failliet verklaard met aanstelling van dr. Quinkert tot curator. In datzelfde jaar is zij teruggekeerd naar Nederland. Zij heeft vanaf oktober 2014 tot aan haar faillissement in september 2016 als franchisenemer een snackbar en eetcafé geëxploiteerd onder de naam [snackbar] . Momenteel ontvangt [appellante] een bijstandsuitkering. Haar schuldenlast bedraagt volgens de “lijst met voorlopig goedgekeurde / betwiste schuldeisers” van 1 februari 2018 in totaal € 202.800,63. Deze schuldenlast bestaat onder meer uit schulden aan de belastingdienst van € 64.663,-, € 3.387,-, € 34.753,-, € 6.531,- en € 750,-, en schulden aan het UWV van € 7.101,75 en € 46.022,87; de overige schulden zijn hoofdzakelijk zakelijke schulden.
3.6 Het verzoek om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling kan, niettegenstaande het feit dat, zoals in dit geval, de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b, Fw zich voordoet, ingevolge het bepaalde in het derde lid van dat artikel toch worden toegewezen, indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden, onder controle heeft gekregen (de hardheidsclausule).