In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1965, heeft zich op 22 oktober 2013 tijdens een politieverhoor voorgedaan als advocaat, terwijl hij niet bevoegd was om dit beroep uit te oefenen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich zonder noodzaak als advocaat heeft gepresenteerd, wat in strijd is met artikel 436 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat-generaal had gevorderd om het vonnis van de politierechter te vernietigen en de verdachte te veroordelen tot een geldboete van €750,- of 15 dagen hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van €750,- met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, waaronder de moeilijke situatie van de persoon die de verdachte als advocaat benaderde. De verdachte is niet eerder met justitie in aanraking gekomen voor een soortgelijk feit, wat het hof als een verzachtende omstandigheid heeft meegewogen. De beslissing van het hof is genomen na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden, die eerder het vonnis van de politierechter had vernietigd.