ECLI:NL:GHARL:2018:1325

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
200.218.012/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanpassing Basisregistratie Personen en juridische vaderschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Emmen tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 22 maart 2017. De ambtenaar verzoekt om vernietiging van de beschikking, specifiek het bevel aan de gemeente om de vermelding van de man als vader van de minderjarige in de Basisregistratie Personen (BRP) te verwijderen. De vrouw, die de Turkse nationaliteit heeft en inmiddels ook de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, heeft eerder een verzoek ingediend tot vervangende toestemming voor het afgeven van een paspoort aan de minderjarige, wat door de kinderrechter was afgewezen. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de man niet de juridische vader van de minderjarige is, maar de ambtenaar van de burgerlijke stand stelt dat een aanpassing in de BRP alleen kan plaatsvinden op basis van een (gewijzigd) brondocument. Het hof oordeelt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand niet-ontvankelijk is in zijn verzoek om de uitspraak van 13 maart 2013 als een vaststelling van het vaderschap te lezen, omdat dit verzoek niet in eerste aanleg is gedaan. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen en verklaart de ambtenaar van de burgerlijke stand niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.218.012/01
(zaaknummer rechtbank C/19/117693 / JE RK 17-29)
beschikking van 8 februari 2018
inzake
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Emmen,
gevestigd te Emmen,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de ambtenaar van de burgerlijke stand,
en
[verweerster] ,
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 22 maart 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 21 juni 2017;
- een brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van 27 juli 2017 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 december 2017 plaatsgevonden. Namens de ambtenaar van de burgerlijke stand zijn verschenen mevrouw [A] en mevrouw [B] . Hoewel behoorlijk opgeroepen, is de vrouw niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De vrouw en [de man] (hierna: de man) zijn [in] 2002 te [C] , Turkije, met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 13 juli 2011 van de rechtbank 's-Gravenhage is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 29 juli 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
[in] 2011 is [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ) geboren. Ten tijde van de geboorte van [de minderjarige] had de vrouw de Turkse nationaliteit en de man de Turkse en de Nederlandse. De vrouw heeft inmiddels vanaf 15 november 2016 door naturalisatie ook de Nederlandse nationaliteit verkregen.
3.3
Bij beschikking van de rechtbank van 13 maart 2013 is de man - voor zover hier van belang - niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot ontkenning van het vaderschap van [de minderjarige] . De rechtbank heeft verstaan dat de man niet de biologische vader is van [de minderjarige] en dat de man naar Nederlands recht ook niet haar juridische vader is.
3.4
Bij inleidend verzoekschrift, binnengekomen bij de griffie op 23 januari 2017, heeft de vrouw de rechtbank verzocht vervangende toestemming te verlenen tot afgifte van een paspoort aan [de minderjarige] , welke in de plaats treedt van de toestemming / verklaring van geen bezwaar van de man.
3.5
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter het verzoek van de vrouw afgewezen. Tevens heeft de kinderrechter de gemeente van de woonplaats van [de minderjarige] bevolen om de vermelding van [de man] als vader van [de minderjarige] te verwijderen in de gemeentelijke basisadministratie (hierna: GBA).

4.De omvang van het geschil

4.1
De ambtenaar van de burgerlijke stand is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 22 maart 2017. De ambtenaar van de burgerlijke stand verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen slechts voor zover het betreft - zo is ter zitting van het hof verduidelijkt - het bevel aan de gemeente van de woonplaats van [de minderjarige] om de man als vader van [de minderjarige] te verwijderen in het GBA en voor recht te verklaren dat de uitspraak van 13 maart 2013 dient te worden gelezen als een vaststelling dat de man niet de juridische vader van [de minderjarige] is en dat op die grond de akte van geboorte van [de minderjarige] verbeterd moet worden door de ambtenaar van de burgerlijke stand.
4.2
De vrouw heeft geen verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Door de ambtenaar van de burgerlijke stand is toegelicht dat het bevel aan de gemeente zoals verwoord in de bestreden beschikking niet uitgevoerd kan worden omdat een aanpassing in de Basisregistratie Personen (BRP, voorheen GBA) slechts kan worden gedaan op basis van een (gewijzigd) brondocument, in dit geval de geboorteakte van [de minderjarige] . Pas indien de ambtenaar van de burgerlijke stand door middel van een rechterlijke uitspraak opdracht krijgt om de geboorteakte van [de minderjarige] aan te passen, kan daarna de vermelding in de BRP worden gecorrigeerd. Het hof volgt de ambtenaar van de burgerlijke stand hierin en overweegt dat gezien het bepaalde in artikel 2.2 van de Wet basisregistratie personen, sprake is van een bevel dat niet door de ambtenaar van de burgerlijke stand kan worden uitgevoerd. Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van deze - ambtshalve - gegeven beslissing dan ook vernietigen.
5.2
Het hof constateert voorts dat de ambtenaar van de burgerlijke stand bij beroepschrift een verzoek heeft gedaan om voor recht te verklaren dat de uitspraak van 13 maart 2013 dient te worden gelezen als een vaststelling dat de man niet de juridische vader van [de minderjarige] is en dat op die grond de akte van geboorte van [de minderjarige] verbeterd moet worden door de ambtenaar van de burgerlijke stand, hetgeen door hem in eerste aanleg niet is verzocht. Dit brengt met zich dat sprake is van een verzoek dat niet voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan ingevolge het bepaalde in artikel 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in verbinding met artikel 282 lid 4 Rv. Op grond hiervan kan het verzoek van de ambtenaar van de burgerlijke stand niet in behandeling worden genomen. Het hof zal de ambtenaar van de burgerlijke stand niet-ontvankelijk verklaren in dit verzoek in hoger beroep.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof beslissen als hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 22 maart 2017, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verklaart de ambtenaar van de burgerlijke stand niet-ontvankelijk in zijn verzoek dat de uitspraak van 13 maart 2013 dient te worden gelezen als een vaststelling dat de man niet de juridische vader van [de minderjarige] is en dat op die grond de akte van geboorte van [de minderjarige] verbeterd moet worden door de ambtenaar van de burgerlijke stand.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.W. Beversluis, mr. Dölle en M.A.F. Holtvluwer-Veenstra, bijgestaan door mr. I.M. Klaver als griffier, en is op 8 februari 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.