ECLI:NL:GHARL:2018:1240

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
200.225.208
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Extra vergoeding voor bewindvoerder wegens extra werkzaamheden in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een bewindvoerder om een extra vergoeding voor extra werkzaamheden. De bewindvoerder had in eerste aanleg een verzoek ingediend bij de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, maar was niet-ontvankelijk verklaard voor het verzoek tot ontzegging van inzage in financiële gegevens van de rechthebbende en het verzoek voor een extra vergoeding was afgewezen. De bewindvoerder ging in hoger beroep, uitsluitend gericht tegen de afwijzing van de extra vergoeding.

De bewindvoerder stelde dat er sprake was van uitzonderlijke omstandigheden die een extra vergoeding rechtvaardigden. Dit was het gevolg van frauduleuze pogingen van de rechthebbende en zijn partner om een lening af te sluiten bij de ING-bank, wat leidde tot extra werkzaamheden voor de bewindvoerder om opname in het EVA-bestand te voorkomen. Het hof oordeelde dat de handelingen van de bewindvoerder geen reguliere beheerhandelingen betroffen, maar handelingen ter beperking van door de rechthebbende zelf veroorzaakte schade.

Het hof heeft geoordeeld dat de bewindvoerder recht had op een extra vergoeding van € 524,80 voor de extra verrichte werkzaamheden. Het verzoek om een proceskostenveroordeling werd afgewezen, omdat dit verzoek te laat was ingediend en in strijd met de goede procesorde was. De beschikking van de kantonrechter werd vernietigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en het verzoek van de bewindvoerder werd toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.225.208
(zaaknummer rechtbank Gelderland 5935213)
beschikking van 6 februari 2018
inzake
[bewindvoerders],
gevestigd te [kantoorplaats] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. M. Shaaban te Rotterdam,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats ] ,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 22 mei 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 augustus 2017.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 januari 2018 plaatsgevonden. [X namens verzoekster] is namens verzoekster in hoger beroep verschenen, bijgestaan door mr. Shaaban.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren op 16 oktober 1990 te Zaanstad.
3.2
Bij beschikking van 28 augustus 2008 heeft de kantonrechter in de rechtbank
‘s-Gravenhage een bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende en de bewindvoerder tot bewindvoerder benoemd. De kantonrechter heeft bij beschikking van 19 december 2016 bepaald dat de beschikking van 28 augustus 2008 dient te worden ingeschreven in het Centraal Curatele- en bewindregister.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 28 april 2017, heeft de bewindvoerder aan de kantonrechter verzocht om aan de rechthebbende het recht tot inzage in zijn financiële gegevens te ontzeggen en om een extra vergoeding voor extra verricht werk van 5,5 uur à € 64,- per uur = € 352,-.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kantonrechter de bewindvoerder niet-ontvankelijk verklaard voor zover betreffende het verzoek tot ontzegging aan de rechthebbende van zijn recht tot inzage in zijn financiële gegevens en het verzoek voor een extra vergoeding afgewezen.
4.2
De bewindvoerder is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 22 mei 2017. Het hoger beroep is uitsluitend gericht tegen de afwijzing van de extra vergoeding. De bewindvoerder verzoekt de beschikking van 22 mei 2017 te vernietigen en opnieuw beschikkende alsnog een machtiging te verlenen voor de toekenning van een bedrag van € 524,80 aan de bewindvoerder ter zake extra werkzaamheden, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht. De bewindvoerder heeft hiermee zijn verzoek vermeerderd. Naar het oordeel van het hof verzetten de eisen van de goede procesorde zich niet tegen deze vermeerdering van het verzoek, nu de rechthebbende daardoor niet onredelijk wordt bemoeilijkt in zijn verdediging en dit geding daardoor ook niet onredelijk wordt vertraagd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:447 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de bewindvoerder aanspraak op beloning overeenkomstig de regels die daaromtrent bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie zijn vastgesteld. Op grond van bijzondere omstandigheden kan de kantonrechter, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de bewindvoerder of van de rechthebbende, voor bepaalde of onbepaalde tijd de beloning anders regelen dan bij de instelling of door de wet is aangegeven.
5.2
Vanaf 1 januari 2015 geldt de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, verder te noemen: de Regeling. In artikel 3 van de Regeling is opgenomen dat de bewindvoerder in beginsel een loon ontvangt van € 1.103,70 op jaarbasis. Op grond van artikel 6 van de Regeling kan de kantonrechter wegens uitzonderlijke omstandigheden de beloning van de bewindvoerder op andere wijze vaststellen.
5.3
De bewindvoerder stelt dat er sprake is van een dermate uitzonderlijke situatie dat een extra vergoeding gerechtvaardigd is. De rechthebbende heeft samen met zijn partner geprobeerd op frauduleuze wijze bij de ING-bank een lening af te sluiten. De rechthebbende en zijn partner hebben daarbij onder het verstrekken van valse inlichtingen en gemanipuleerde bankafschriften getracht geld tot hun beschikking te krijgen. De bewindvoerder heeft hierdoor veel extra werkzaamheden moeten verrichten doordat de Rabobank, waar de rechthebbende een bankrekening had, ten gevolge hiervan voornemens was om de rechthebbende te laten opnemen in het EVA-bestand. Opname in het EVA-bestand betekent uitsluiting van alle bancaire diensten bij alle bancaire banken in heel Nederland, voor de duur van acht jaren. De bewindvoerder heeft veel extra werkzaamheden moeten verrichten ter voorkoming van opname van de rechthebbende in het EVA-bestand. Ook heeft de bewindvoerder veel extra werkzaamheden verricht doordat er een nieuwe leefgeldrekening geopend moest worden bij ABN-AMRO omdat de Rabobank de rekening met de rechthebbende heeft beëindigd, waardoor het hele betalingsverkeer van de rechthebbende omgebogen moest worden.
5.4
Het hof overweegt het volgende. Onderbewindstelling heeft betrekking op het beheer van de onder bewind gestelde goederen van de rechthebbende. In het onderhavige geval betroffen de door de bewindvoerder verrichtte handelingen geen beheerhandelingen, maar handelingen ter beperking van door toedoen van de rechthebbende zelf veroorzaakte en te verwijten schade. De bewindvoerder heeft genoegzaam met stukken onderbouwd dat er extra uren zijn gemaakt die vallen buiten een regulier beheer van de onder bewind gestelde goederen van de rechthebbende. Gebleken is voorts dat de rechthebbende een liquide vermogen heeft van € 9.500,-. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden sprake is van zodanig uitzonderlijke omstandigheden dat op grond van artikel 6 van de Regeling de beloning van de bewindvoerder op een andere wijze vastgesteld kan worden. Het hof zal daarom de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en het verzoek van de bewindvoerder tot de toekenning van een bedrag van € 524,80 ter zake extra werkzaamheden toewijzen.
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling is namens de bewindvoerder tevens verzocht om een proceskostenveroordeling, ten laste van de rechthebbende dan wel de Staat. Dit verzoek is niet eerder gedaan. De rechthebbende is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling en heeft daarop niet meer kunnen reageren. Naar het oordeel van het hof is dit verzoek te laat gedaan en in strijd met een goede procesorde. Voor een proceskostenveroordeling ten laste van de Staat ziet het hof in het onderhavige geval geen aanleiding. Het hof zal dit verzoek dan ook afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 22 mei 2017, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
bepaalt dat het verzoek van de bewindvoerder tot vergoeding van (8,2 extra uren à € 64,-) € 524,80 wordt toegewezen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, E.H. Schulten en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, en is op 6 februari 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.