In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een bewindvoerder om een extra vergoeding voor extra werkzaamheden. De bewindvoerder had in eerste aanleg een verzoek ingediend bij de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, maar was niet-ontvankelijk verklaard voor het verzoek tot ontzegging van inzage in financiële gegevens van de rechthebbende en het verzoek voor een extra vergoeding was afgewezen. De bewindvoerder ging in hoger beroep, uitsluitend gericht tegen de afwijzing van de extra vergoeding.
De bewindvoerder stelde dat er sprake was van uitzonderlijke omstandigheden die een extra vergoeding rechtvaardigden. Dit was het gevolg van frauduleuze pogingen van de rechthebbende en zijn partner om een lening af te sluiten bij de ING-bank, wat leidde tot extra werkzaamheden voor de bewindvoerder om opname in het EVA-bestand te voorkomen. Het hof oordeelde dat de handelingen van de bewindvoerder geen reguliere beheerhandelingen betroffen, maar handelingen ter beperking van door de rechthebbende zelf veroorzaakte schade.
Het hof heeft geoordeeld dat de bewindvoerder recht had op een extra vergoeding van € 524,80 voor de extra verrichte werkzaamheden. Het verzoek om een proceskostenveroordeling werd afgewezen, omdat dit verzoek te laat was ingediend en in strijd met de goede procesorde was. De beschikking van de kantonrechter werd vernietigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en het verzoek van de bewindvoerder werd toegewezen.