ECLI:NL:GHARL:2018:11342

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
14 maart 2019
Zaaknummer
21-002355-14
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolging wegens mishandelingen en bedreiging met een mes

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de verdachte vrijgesproken werd van mishandeling, maar veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete voor bedreiging. De feiten dateren uit 2012, waarin de verdachte de aangever herhaaldelijk heeft mishandeld en op 25 oktober 2012 bedreigd heeft met een mes. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van de mishandeling, maar het hof heeft de feiten bewezen verklaard. Het hof overweegt dat de verdachte in een emotioneel belastende situatie verkeerde, mede door toedoen van de aangever, en legt geen straf of maatregel op. De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, die zij alleen bij de burgerlijke rechter kan indienen. Het hof heeft de artikelen 9a, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht toegepast, zoals deze golden ten tijde van de feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002355-14
Uitspraak d.d.: 2 februari 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 16 april 2014 met parketnummer 16-202152-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 juli 2017 en 19 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte wegens de feiten 1 en 2 tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. R. Zwiers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte vrijgesproken van feit 1 en heeft verdachte wegens feit 2 veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van honderdvijftig euro, subsidiair drie dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 augustus 2012 tot en met 25 oktober 2012 te [plaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde] ), meermalen, althans eenmaal
  • met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/of
  • in de arm heeft gebeten
  • heeft geschopt en/of
  • heeft gekrabd en/of
  • heeft geslagen,
waardoor deze [benadeelde] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:
zij op of omstreeks 25 oktober 2012 te [plaats] [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
  • is verdachte opzettelijk dreigend met een schaar en/of een of meerdere mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) naar/in de richting van die [benadeelde] (toe)gerend en/of (toe)gelopen en/of
  • heeft zij, verdachte, met één of meerdere (vlees)mes(sen) in de richting van die [benadeelde] gestoken en/of geprikt en/of gewezen, en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "nu geef ik je een reden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Bewijsverweer

De raadsman heeft op de terechtzitting op gronden zoals weergegeven in zijn pleitnota
– zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte door de eerste rechter terecht van het onder 1 ten laste gelegde is vrijgesproken. Naast de verklaring van aangever zou er voor hetgeen door aangever is gesteld geen ander bewijsmiddel voorhanden zijn.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende:
Aangever [1] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij in de periode voorafgaand aan 25 oktober 2012 herhaalde malen en op verschillende manieren door verdachte is mishandeld. Hij heeft daarbij verklaard dat verdachte hem steeds heeft geslagen of gebeten en ook heeft gestoken met een mes. Ook heeft zij hem vaak geslagen en geschopt. De laatste keer dat hij door verdachte werd mishandeld was volgens aangever op 25 oktober 2012. Deze verklaringen van aangever vinden onder andere steun in twee op schrift gestelde verklaringen van de huisarts van aangever [2] waaruit blijkt dat de huisarts op 4 augustus 2012 onder meer twee kneusbijtwonden op de rechterschouder met gezwollen en rode huid en op de linker onderarm een steekopening van 0,5 cm waarneemt en dat de huisarts op 26 oktober 2012 een bijtwond op de rechter pols van aangever waarneemt die hij omschrijft als “mensenbeet”. Voorts worden de verklaringen van aangever ondersteund door de verklaring van verdachte zelf bij de politie waaruit blijkt dat zij onder meer door middel van bijten en het ter hand nemen van messen deel heeft genomen aan de ruzie met aangever op 25 oktober 2012 zodat zodoende gesteld kan worden dat de verweten gedragingen haar niet wezensvreemd zijn. Daarnaast worden de verklaringen van aangever ondersteund door de verklaringen die de toenmalige huisgenoot, [getuige] , zowel tegenover de politie [3] als tegenover de raadsheer-commissaris [4] heeft afgelegd. [getuige] verklaart uit eigen waarneming dat verdachte aangever heeft gebeten, gekrabd, geschopt en geslagen. Ook heeft hij gezien dat verdachte aangever met een mes in de arm heeft gestoken.
De omstandigheid dat de huisarts uit de mond van aangever heeft vernomen wat er zou zijn gebeurd maakt niet dat de waarneming van de huisarts van letsel bij aangever niet voor het bewijs kan worden gebezigd. Het gaat daarbij immers om een objectieve vaststelling die geheel los staat van wat aangever heeft verteld.
Het hof passeert de door verdachte geopperde mogelijkheid dat het bij aangever geconstateerde letsel ook kan zijn ontstaan door een andere partner die aangever erop na zou hebben gehouden, nu deze stelling onvoldoende is onderbouwd en het dossier hiervoor ook overigens geen aanknopingspunten biedt.
De raadsman heeft ter terechtzitting ten aanzien van het verdachte onder feit 2 verwetene aangevoerd dat er bij aangever, gelet op zijn fysieke overwicht op verdachte, geen redelijke vrees heeft kunnen ontstaan door de in dat feit opgenomen gedragingen van verdachte.
Nu echter reeds uit de bij aangever opgetreden steekverwondingen blijkt dat zijn fysieke overwicht onvoldoende was om zich afdoende te kunnen verweren tegen het optreden van verdachte met messen, stelt het hof vast dat het gedrag van verdachte bij aangever wel degelijk de redelijke vrees kon doen ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
zij in de periode van 4 augustus 2012 tot en met 25 oktober 2012 te [plaats] , opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde] ),
  • met een mes heeft gestoken of geprikt en
  • heeft gebeten en
  • heeft geschopt en
  • heeft gekrabd en
  • heeft geslagen,
waardoor deze [benadeelde] telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:
zij op 25 oktober 2012 te [plaats] [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers
  • is verdachte opzettelijk dreigend met een of meerdere mes(sen), in de richting van die [benadeelde] gerend en/of gelopen en
  • heeft zij, verdachte, met één vleesmes in de richting van die [benadeelde] gestoken en/of geprikt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft een beroep gedaan op psychische overmacht door te stellen dat verdachte op de bewuste momenten eenvoudigweg niet langer de controle over zichzelf had, doch dat zij werd geleid door een drang waaraan zij op dat moment gelet op de jarenlange psychische en ook fysieke vernederingen die zij door toedoen van aangever in haar eigen woning heeft ondergaan, redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
Het hof passeert dit verweer, nu het onvoldoende is onderbouwd en de raadsman evenmin heeft aangegeven wat het gevolg van de door hem gestelde overmacht zou moeten zijn.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en of maatregel

Verdachte heeft in de periode van 4 augustus 2012 tot en met 25 oktober 2012 aangever herhaalde malen mishandeld door hem te slaan, schoppen, bijten en krabben en door hem met een mes te steken. Op 25 oktober 2012 heeft zij aangever bedreigd met messen. Zij heeft aldus inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van aangever.
Het hof houdt voorts rekening met de omstandigheid dat verdachte op zeer jonge leeftijd een kind kreeg van aangever. Zij was nog schoolgaand en had twee dienstbetrekkingen om in het levensonderhoud van zichzelf, haar jonge kind, aangever en diens neef (die bij hen inwoonde) te voorzien. De relatie met aangever was zodanig, dat er regelmatig sprake was van hoog oplopende ruzies, waarbij over en weer verbaal en fysiek geweld werd gebruikt. Het was voor verdachte in die periode niet goed mogelijk om met haar kleine kind uit de aan haar toegewezen woning te vertrekken, en aangever weigerde desgevraagd dat te doen. Daarmee hield hij zelf de situatie in stand, waarin de gewelddadigheden bleven voorvallen. Hoewel dit, als hiervoor overwogen, onvoldoende is om ten aanzien van verdachte van psychische overmacht te spreken, heeft het hof er wel oog voor dat deze situatie voor verdachte leidde tot gevoelens van grote onmacht en frustratie.
Het hof heeft tevens acht geslagen op de omstandigheid dat inmiddels sprake is van een groot tijdsverloop, in welke periode de situatie van verdachte danig is veranderd. Verdachte heeft door middel van een gerechtelijke procedure weten te bewerkstelligen dat aangever niet meer bij haar woont. Ze heeft haar opleiding voortgezet, ze heeft werk en ze kan goed voor haar zoontje zorgen.
Het hof acht het raadzaam te bepalen dat in verband met omstandigheden waaronder het feit is begaan, het grote tijdsverloop en de gewijzigde omstandigheden van verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.071,58. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. K. Lahuis, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 2 februari 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H.K. Elzinga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte met nummer [nummer 1] , d.d. 3 november 2012 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (bladzijden 8 tot en met 10) en proces-verbaal van aangifte met nummer [nummer 2] , d.d. 7 november 2012 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (bladzijden 11 tot en met 15).
2.Een schriftelijk stuk, te weten een op schrift gestelde verklaring van de dienstdoende huisarts in huisartsenpost [naam 1] te [plaats] (bladzijde 23) en een schriftelijk stuk, te weten een op schrift gestelde verklaring d.d. 26 oktober 2012 van [naam 2] , huisarts in Gezondheidscentrum [naam 3] te [plaats] .
3.Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer [nummer 3] , d.d. 10 januari 2013 in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (bladzijden 31 tot en met 33).
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige met parketnummer 21-002355-14, d.d. 5 april 2017 opgemaakt en ondertekend door de raadsheer-commissaris en de griffier.