ECLI:NL:GHARL:2018:11328

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
27 februari 2019
Zaaknummer
21-006061-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met ernstige gevolgen voor slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1987 en woonachtig in [woonplaats], was betrokken bij een ernstig verkeersongeval op 22 mei 2016 te Zelhem. Hij reed met een snelheid tussen de 116 en 123 kilometer per uur op de N315, terwijl de maximumsnelheid 80 kilometer per uur was. Bovendien verkeerde hij onder invloed van alcohol, met een bloedalcoholgehalte van 0,84 promille. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, wat heeft geleid tot een aanrijding met een andere auto, waarin slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden. Deze slachtoffers hebben zwaar lichamelijk letsel opgelopen, wat aanzienlijke gevolgen heeft gehad voor hun leven.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast is de verdachte voor 18 maanden de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor de slachtoffers, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die nog nooit eerder met justitie in aanraking is gekomen. De verdachte heeft psychische problemen ervaren sinds het ongeval en heeft hulp gezocht om deze te verwerken. Het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend zou zijn, gezien de omstandigheden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006061-17
Uitspraak d.d.: 21 december 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 3 november 2017 met parketnummer 05-820062-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.W.M. Soentjens, naar voren is gebracht. Ook heeft het hof kennisgenomen van de verklaringen die de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren hebben gebracht bij de uitoefening van hun spreekrecht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere kwalificatie en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 22 mei 2016 te Zelhem in de gemeente Bronckhorst, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Doetinchem, daarmee rijdende op de uit twee rijstroken, bestaande weg, de N315,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank,
met een snelheid van ongeveer gelegen tussen de 116 en 123 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar ingevolge artikel 21 aanhef onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voor hem, verdachte maximaal toegestane snelheid van 80 kilometer per uur over die weg, de N315 heeft gereden en/of
gekomen in of nabij een in die weg (N315) gelegen, naar rechts verlopende bocht niet of in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de N315) en/of
met die hoge snelheid die naar rechts verlopende bocht met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) is ingereden, waarbij de achterzijde van dat motorrijtuig (personenauto) naar links is uitgebroken en/of in een slip is geraakt en/of
in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N315) is terecht gekomen en/of
in strijd met het gestelde in artikel 76 lid 1 van voormeld reglement, zich aan de linkerzijde van een ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken van die weg (de N315) aangebrachte dubbele doorgetrokken streep, inhoudende: "Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen", heeft bevonden en/of
geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N315) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N315) rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Daihatsu) en/of
(vervolgens) met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen twee in die gezien zijn, verdachtes rijrichting rechter berm van die weg (N315) staande bomen is gebotst en/of aangereden en/of aangegleden en/of (vervolgens) op de kop in een in die berm zich bevindende sloot tot stilstand is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander/en (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
subsidiair:
hij op of omstreeks 22 mei 2016 te Zelhem in de gemeente Bronckhorst, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Doetinchem, daarmee over de uit twee rijstroken, bestaande weg, de N315, heeft gereden met een snelheid van ongeveer gelegen tussen de 116 en 123 kilometer per uur, althans met een grotere snelheid dan de aldaar ingevolge artikel 21 aanhef onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voor hem, verdachte maximaal toegestane snelheid van 80 kilometer per uur en/of
met die hoge snelheid bocht met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) een in die weg (N315) gelegen, naar rechts verlopende bocht, is ingereden, ten gevolge waarvan of waarbij de achterzijde van dat motorrijtuig (personenauto) naar links is uitgebroken en/of in een slip is geraakt en/of
in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N315) is terecht gekomen en/of
in strijd met het gestelde in artikel 76 lid 1 van voormeld reglement, zich aan de linkerzijde van een ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken van die weg (de N315) aangebrachte dubbele doorgetrokken streep, inhoudende: "Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen", heeft bevonden en/of
geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N315) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N315) rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Daihatsu) en/of
(vervolgens) met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen twee in die gezien zijn, verdachtes rijrichting rechter berm van die weg (N315) staande bomen is gebotst en/of aangereden en/of aangegleden en/of (vervolgens) op de kop in een in die berm zich bevindende sloot tot stilstand is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verweer van de raadsman
De raadsman heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Aan verdachte is toestemming gevraagd om een bloedproef af te nemen, terwijl er op dat moment geen sprake was van een verdenking van rijden onder invloed. Van verdachte is bloed afgenomen en uit onderzoek is gebleken van een bloedalcoholgehalte van 0,84 promille.
Volgens de raadsman moet dit vormverzuim leiden tot bewijsuitsluiting, aangezien verdachte ernstig in zijn verdediging is benadeeld door het vormverzuim. De betrekkelijk geringe hoeveelheid restalcohol (0,84 promille) speelde een eminente rol in het vonnis van de rechtbank. Dit alcoholgebruik was een strafverzwarende omstandigheid volgens de rechtbank. De raadsman bepleit vrijspraak van het onderdeel ‘dat verdachte onder invloed van alcohol was’.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal is van oordeel dat de uitkomst van het alcoholonderzoek voor het bewijs kan worden gebruikt. Het verzoek om mee te werken aan het bloedonderzoek is weliswaar onbevoegd gedaan, maar de ernst van het verzuim moet worden gerelativeerd.
Oordeel van het hof
Verdachte is na het op 22 mei 2016 omstreeks 12.30 uur veroorzaakte ongeval naar het ziekenhuis overgebracht in verband met opgelopen letsel. Verdachte heeft in het ziekenhuis desgevraagd toestemming verleend om bij hem bloed af te nemen, vervolgens heeft een arts in het bijzijn van een verbalisant om 15.22 uur bloed afgenomen. De uitkomst van dit onderzoek is een bloedalcoholgehalte van 0,84 promille.
Op grond van het bepaalde in artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994 kan de vraag om mee te werken aan een bloedonderzoek (onder de gegeven omstandigheden) alleen worden gesteld aan iemand die wordt verdacht van het rijden onder invloed van alcohol of een andere stof. Het hof stelt vast dat uit het proces-verbaal niet concreet is af te leiden dat betrokkene voorafgaand aan het vragen om medewerking werd verdacht van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit levert een vormverzuim op in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Indien sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken, moet de rechter volgens de Hoge Raad beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt.
Het hof moet daarbij acht slaan op het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het daardoor jegens de verdachte veroorzaakte nadeel. Het hof constateert dat het vragen om toestemming om mee te werken aan de bloedproef zonder dat betrokkene -die wel werd verdacht van het veroorzaken van een ernstig verkeersongeluk- werd verdacht van rijden onder invloed, weliswaar onrechtmatig was, maar dat verdachte de toestemming heeft verleend. Niet gezegd kan worden dat daardoor een belangrijk strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel is geschonden, terwijl daarbij voorts voor verdachte geen daadwerkelijk nadeel is veroorzaakt.
Dit vormverzuim leidt dan ook niet tot bewijsuitsluiting. Het hof acht daarvoor van belang dat verdachte toestemming heeft gegeven voor het onderzoek en dat door het vormverzuim geen inbreuk is gemaakt op verdachtes recht op een eerlijk proces. Daarbij dient te worden opgemerkt dat het belang van de verdachte dat het gepleegde feit, in casu het gebruik van alcohol, niet wordt ontdekt, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang (HR 4 januari 2011, NJ 2012, 145).
Het hof ziet ook geen reden om tot strafvermindering over te gaan.
Artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering formuleert een bevoegdheid en niet een plicht, en biedt de rechter die een vormverzuim heeft vastgesteld, de mogelijkheid af te zien van het toepassen van een van de daar bedoelde rechtsgevolgen en te volstaan met het oordeel dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan. Het hof ziet in deze zaak, gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, aanleiding om te volstaan met de constatering dat het verzuim is begaan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op
of omstreeks22 mei 2016 te Zelhem in de gemeente Bronckhorst, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting Doetinchem, daarmee rijdende op de uit twee rijstroken, bestaande weg, de N315,
zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
onder invloed van alcohol,
althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank,
met een snelheid van ongeveer gelegen tussen de 116 en 123 kilometer per uur,
althans met een grotere snelheid dan de aldaar ingevolge artikel 21 aanhef onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voor hem, verdachte maximaal toegestane snelheid van 80 kilometer per uurover die weg, de N315 heeft gereden en
/of
gekomen in of nabij een in die weg (N315) gelegen, naar rechts verlopende bocht niet of in onvoldoende mate heeft gelet op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de N315) en
/of
met die hoge snelheid die naar rechts verlopende bocht met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) is ingereden, waarbij de achterzijde van dat motorrijtuig (personenauto) naar links is uitgebroken en
/ofin een slip is geraakt en
/of
in strijd met artikel 3 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
/of
met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto),
naar links heeft gestuurd en/ofnaar links is gegaan en
/ofgeheel
of gedeeltelijkop de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N315) is terecht gekomen en
/of
in strijd met het gestelde in artikel 76 lid 1 van voormeld reglement, zich aan de linkerzijde van een ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken van die weg (de N315) aangebrachte dubbele doorgetrokken streep, inhoudende: "Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen", heeft bevonden en
/of
geheel of gedeeltelijkrijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N315) is gebotst tegen,
in elk geval in aanrijding is gekomen meteen op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de N315) rijdend, toen dicht genaderd zijnd ander motorrijtuig (personenauto, merk Daihatsu) en
/of
(vervolgens
)met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) tegen twee in die gezien zijn, verdachtes rijrichting rechter berm van die weg (N315) staande bomen is gebotst
en/of aangereden en/of aangegledenen
/of(vervolgens) op de kop in een in die berm zich bevindende sloot tot stilstand is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor
eenander
/en (genaamd [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en
/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet en het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Door de rechtbank is aan verdachte opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 32 weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 30 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs ingehouden is geweest.
De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd van 6 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs ingehouden is geweest. De officier van justitie had een lagere straf gevorderd omdat hij vond dat niet bewezen kon worden dat verdachte onder invloed van alcohol verkeerde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de oplegging van een straf gelijk aan de straf die is opgelegd door de rechtbank, zij het dat van de 32 weken gevangenisstraf 7 weken voorwaardelijk zouden moeten worden opgelegd in verband met een vormverzuim.
De raadsman heeft aangevoerd dat de rechtbank een uitzonderlijk zware straf heeft opgelegd. De raadsman heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, en ook geen onvoorwaardelijke rijontzegging. Een voorwaardelijke straf en een werkstraf van enige omvang is volgens de raadsman meer passend en geboden.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Op 22 mei 2016 heeft er om 12.30 uur een zeer ernstig verkeersongeval plaats gevonden op de N315 te Zelhem. Verdachte reed die dag in zijn personenauto op die N315 en was met vier teamgenoten (in zijn auto) op weg naar een voetbalwedstrijd. Verdachte reed direct voorafgaand aan het ongeval met een fors hogere snelheid dan de maximaal toegestane snelheid van 80 kilometer per uur en verkeerde nog onder invloed van de alcohol die hij de avond en nacht ervoor had genuttigd. Hij is met zijn auto in/bij een bocht op de verkeerde weghelft terecht gekomen en is tegen de personenauto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangereden. In die auto bevonden zich, naast [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , ook hun twee dochters, de toen 2 jarige [slachtoffer 3] en de toen 8 maanden oude [slachtoffer 4] . Bij deze aanrijding hebben [slachtoffer 1] en haar dochter [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Zij zullen naar alle waarschijnlijkheid de rest van hun leven last blijven houden van zowel vele fysieke klachten als ernstige psychische klachten. De aanrijding heeft tevens ernstige gevolgen gehad voor de andere direct betrokkenen, zoals [slachtoffer 2] . Ook zij zullen de rest van hun leven moeten leren leven met de gevolgen van het verkeersongeval. Ter terechtzitting in hoger beroep is er een slachtofferverklaring namens [slachtoffer 1] voorgelezen en heeft [slachtoffer 2] het woord gevoerd. Hieruit is gebleken hoe ernstig de gevolgen voor hen nog steeds, ruim 2,5 jaar na het ongeval, iedere dag zijn. Verdachte heeft door te handelen als bewezenverklaard een zeer ernstig feit begaan waarvan vele mensen slachtoffer zijn geworden. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan. Het hof is zich echter ook bewust van het feit dat geen enkele straf het leed van alle betrokkenen kan goedmaken.
Bij de oplegging van de straf heeft het hof naast de ernst van het feit ook rekening gehouden met het feit dat verdachte, zowel voor als na dit feit, nog nooit met justitie in aanraking is geweest ten aanzien van enig verkeersdelict, terwijl verdachte voor zijn werk zeer veel kilometers per jaar rijdt. Verdachte heeft een gezin en een baan. Het hof ziet geen aanleiding in het persoonlijke leven van verdachte om te vrezen dat verdachte opnieuw een dergelijk feit zal plegen. Over verdachte is een reclasseringsrapportage opgemaakt, gedateerd 5 oktober 2018. Uit deze rapportage en ook uit hetgeen ter terechtzitting door verdachte naar voren is gebracht blijkt dat verdachte psychische problemen ervaart sinds de aanrijding. Hij heeft al geruime tijd psychische hulp om zijn trauma in verband met de schuld en schaamte over wat hij de slachtoffers heeft aangedaan te verwerken. Hij heeft zich destijds niet gerealiseerd dat restalcohol de volgende dag nog zo’n uitwerking kan hebben en hij zet zich in zijn omgeving ook in om mensen hiervan bewust te maken.
Volgens de reclassering zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zeer ontwrichtend werken en schadelijk zijn voor betrokkene, ook vanwege zijn kwetsbaarheid.
Alles overwegend is het hof van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. Aan verdachte wordt een onvoorwaardelijke taakstraf opgelegd van 200 uren en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat daarnaast nog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid moet worden opgelegd van 18 maanden, met aftrek van de tijd (zes maanden) waarin het rijbewijs van verdachte al ingehouden is geweest. Een voorwaardelijke ontzegging doet onvoldoende recht aan de ernst van het feit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M. Barels, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. K.A.J.M. Wetzels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 21 december 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 21 december 2018.
Tegenwoordig:
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. J.W.M. Grimbergen, advocaat-generaal,
mr. N.E. Versloot, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.