Uitspraak
1.Het hoger beroep
2.Onderzoek van de zaak
3.Waar het in deze zaak om gaat
openbaar ministerieheeft zich in eerste aanleg en hoger beroep op het standpunt gesteld dat de EVOA van toepassing is, omdat de in de tenlastelegging bedoelde mengsels telkens als afvalstoffen moeten worden aangemerkt. Volgens het openbaar ministerie dient aan de hand van de in artikel 5, eerste lid, van de Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (Pb 2008 L 312; hierna: de Kaderrichtlijn afvalstoffen) vermelde criteria en aan de hand van de definitiebepaling van “dierlijke bijproducten” in artikel 3, eerste lid, van de Verordening dierlijke bijproducten 2009 te worden beoordeeld of sprake is van een (dierlijk) bijproduct. Het openbaar ministerie heeft erop gewezen dat deze definitiebepaling - anders dan de Verordening 1774/2002 - niet langer de bewoordingen bevat: “of materiaal dat dergelijke bijproducten bevat”, zodat de mengsels niet als dierlijke bijproducten dienen te worden aangemerkt. Als niet aan de hiervoor genoemde criteria en definitiebepaling is voldaan, zoals in deze zaak volgens het openbaar ministerie het geval is, is volgens het openbaar ministerie sprake van een afvalstof en is de EVOA van toepassing.
verdedigingheeft zich op het standpunt gesteld dat de Verordening dierlijke bijproducten 2009 in deze zaak van toepassing is en niet de EVOA, omdat de in de tenlastelegging vermelde mengsels dierlijke bijproducten zijn. Indien sprake is van een dierlijk bijproduct, gaat de Verordening dierlijke bijproducten 2009 boven de EVOA, aldus de verdediging.
gevaarlijkafval niet de Verordening dierlijke bijproducten maar de regels van de EVOA gevolgd moeten worden; als het de bedoeling zou zijn geweest om ook mengsels van dierlijke bijproducten en niet gevaarlijke afvalstoffen onder de werking van de Verordening dierlijke bijproducten uit te sluiten, zou het opnemen van een uitzonderingsbepaling voor mengsels van dierlijke bijproducten en
gevaarlijkafval zinledig zijn, aldus [deskundige] . Verder heeft [deskundige] erop gewezen dat voor de totstandkoming van de Verordening dierlijke bijproducten 2009 het Europees Parlement amendementen heeft voorgesteld volgens welke voor mengsels van dierlijke bijproducten en gevaarlijke of ongevaarlijke afvalstoffen de voorschriften van de EVOA zouden gelden. Deze amendementen zijn echter niet aangenomen. Bovendien zijn er volgens [deskundige] geen aanwijzingen te vinden waaruit blijkt dat met de gewijzigde definitie van het begrip “dierlijke bijproducten” is getracht om mengsels van dierlijke bijproducten en ander materiaal van de werking van de Verordening dierlijke bijproducten 2009 uit te sluiten. Als er wel een wijziging in de definitiebepaling zou zijn beoogd, had het volgens [deskundige] op de weg van de Europese wetgever gelegen om hieraan bekendheid te geven binnen de betrokken branches.
4.Juridisch kader
“1. De economische delicten, bedoeld in (…) artikel 1a, onder 1˚ (…), zijn misdrijven, voor zover zij opzettelijk zijn begaan; voor zover deze economische delicten geen misdrijven zijn, zijn zij overtredingen”.
“1. De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat een stof die of een voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van die stof of dat voorwerp, niet als een afvalstof wordt beschouwd maar als een bijproduct, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
“(…) Als afvalstoffen worden in elk geval niet aangemerkt stoffen, mengsels of voorwerpen die bijproducten zijn in de zin van artikel 5 van de kaderrichtlijn afvalstoffen, indien deze bijproducten voldoen aan de in dat artikel gestelde voorwaarden en aan de in een krachtens dat artikel van de kaderrichtlijn afvalstoffen vastgestelde uitvoeringsmaatregel of in een regeling van Onze Minister daartoe aangegeven criteria”.
34. „overbrenging”: het vervoer van voor nuttige toepassing of verwijdering bestemde afvalstoffen dat plaatsvindt of gepland is plaats te hebben:
a) tussen een land en een ander land; (…)
35. „illegale overbrenging”: een overbrenging van afvalstoffen:
a) zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig deze verordening, of
“In deze verordening wordt verstaan onder:
1. „dierlijke bijproducten”: dode dieren of delen van dieren, producten van dierlijke oorsprong of andere producten die uit dieren zijn verkregen en die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, met inbegrip van oöcyten, embryo’s en sperma
(…)
14. „in de handel brengen”: een handeling die tot doel heeft dierlijke bijproducten of daarvan afgeleide producten aan een derde in de Gemeenschap te verkopen, of enige andere vorm van levering aan een derde in de Gemeenschap, al dan niet tegen betaling, of van opslag met het oog op levering aan een derde in de Gemeenschap
a) dierlijke bijproducten of afgeleide producten als bedoeld in lid 1;
“1. Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
a) dierlijke bijproducten: hele kadavers of delen van dieren of producten van dierlijke oorsprong zoals bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6, die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, met inbegrip van eicellen, embryo's en sperma;
“1. Onder categorie 1-materiaal wordt verstaan dierlijke bijproducten die aan de onderstaande beschrijving beantwoorden of materiaal dat dergelijke bijproducten bevat (…)”
“1. Onder categorie 2-materiaal wordt verstaan dierlijke bijproducten die aan de onderstaande beschrijving beantwoorden of materiaal dat dergelijke bijproducten bevat (…)”
“1. Onder categorie 3-materiaal wordt verstaan dierlijke bijproducten die aan de onderstaande beschrijving beantwoorden of materiaal dat dergelijke bijproducten bevat (…)”
3. De dierlijke bijproducten en de in lid 2 bedoelde verwerkte producten moeten:
a) vergezeld gaan van een handelsdocument of, wanneer deze verordening dat voorschrijft, een gezondheidscertificaat, en
5.Aanleiding voor het stellen van prejudiciële vragen
6.Verzoek om een prejudiciële beslissing
onbepaalde tijd, opdat de antwoorden van het Hof van Justitie van de Europese Unie op de hiervoor genoemde prejudiciële vragen kunnen worden afgewacht.