ECLI:NL:GHARL:2018:11212

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
10 januari 2019
Zaaknummer
21-003750-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval op hoogbejaarde broers met zware mishandeling en diefstal

In deze zaak gaat het om een gewelddadige woningoverval op twee hoogbejaarde broers in Wijhe op 11 maart 2014. De verdachte, samen met een mededader, heeft de broers met geweld bedreigd en mishandeld, waarbij zij onder andere met een vuurwapen gelijkend voorwerp zijn geslagen. De overval resulteerde in ernstige verwondingen voor de slachtoffers, die op hoge leeftijd waren. De rechtbank Overijssel sprak de verdachte aanvankelijk vrij van enkele ten laste gelegde feiten, maar het openbaar ministerie ging in hoger beroep. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van zeven jaren. Na cassatie door de Hoge Raad werd de zaak terugverwezen naar het hof, dat opnieuw oordeelde over de betrokkenheid van de verdachte bij de overval. Het hof concludeerde dat de verdachte, op basis van getuigenverklaringen en forensisch bewijs, de tweede dader was en dat hij mede verantwoordelijk was voor de zware mishandeling en diefstal. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren en negen maanden, met aftrek van voorarrest, en moest schadevergoeding betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003750-17
Uitspraak d.d.: 21 december 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 4 juli 2017 – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 21 mei 2015 met parketnummer 08-910026-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1994] ,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Procesgang en omvang van het hoger beroep

De rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, heeft verdachte bij vonnis van 21 mei 2015 vrijgesproken van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Daarnaast heeft de rechtbank de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten bewezen verklaard en verdachte ter zake van die feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft voorts de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding. Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat de onder verdachte in beslag genomen goederen aan verdachte teruggeven dienen te worden.
Het openbaar ministerie heeft op 3 juni 2015 hoger beroep ingesteld tegen het voornoemde vonnis.
Het gerechtshof [plaats 4] -Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft in hoger beroep bij arrest van 12 februari 2016 het vonnis van de rechtbank Overijssel vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is bij dat arrest ter zake van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft het hof de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij verdachte met diens mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is. Het hof heeft verder bepaald dat het hof zich niet in staat acht om een beslissing te nemen over de onder verdachte in beslag genomen goederen nu het hof geen beslaglijst in het dossier heeft aangetroffen, noch op een andere wijze heeft achterhaald om welke goederen het zou gaan. Het hof heeft ten slotte de onmiddellijke gevangenneming van verdachte bevolen.
De verdachte heeft op 18 februari 2016 tegen het voornoemde arrest cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden (hierna: de Hoge Raad) heeft bij arrest van 4 juli 2017 het arrest van het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden vernietigd maar uitsluitend voor wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de zaak teruggewezen naar het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep voor het overige verworpen.
Gelet op het vorenstaande is de omvang van het hoger beroep thans beperkt tot het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en de strafoplegging, waarbij het hof uitgaat van de bewezenverklaring, de kwalificatie en de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de strafbaarheid van de verdachte ter zake van het onder 4 en 5 ten laste gelegde zoals bepaald in het arrest van het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden van 12 februari 2016.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 15 januari 2016 en 29 januari 2016 en – na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad – van 12 maart 2018 en 30 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis in eerste aanleg en derhalve vrijspraak van hetgeen onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan verdachte ter zake van de onder 4 en 5 bewezen verklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden wordt opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De advocaat-generaal heeft verder gevorderd dat de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding worden verklaard. Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen goederen worden teruggegeven aan verdachte. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.W.G.J. IJsseldijk, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen na terugwijzing door de Hoge Raad, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad in hoger beroep aan de orde is – tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 11 maart 2014 te [plaats 1] in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (vrijstaande) woning aan de [adres 2] heeft weggenomen een portemonnee en/of geld en/of (een) bankpas(en) en/of een bloedsuikermeter en/of een klok/uurwerk en/of een horloge (zilverkleurig), in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s)
  • (terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) een bivakmuts droeg)
  • meermalen, althans eenmaal heeft/hebben aangebeld bij de woning aan de [adres 2] en/of
  • (nadat die [benadeelde 1] de deur had geopend),
  • (hard/met kracht) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens) de woning is/zijn binnen gegaan en/of
  • tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd "je loopt niet weg want dan schiet ik je dood" en/of "als je nou niet rustig bent dan schiet ik je dood" en/of
  • tegen die [benadeelde 2] (die op de bovenwoonkamer zat) heeft/hebben geroepen "meekomen!" en/of "naar beneden" en/of (daarbij) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (kort) voor/op het hoofd en/of gezicht van die [benadeelde 2] heeft/hebben gericht en/of
  • meermalen, althans eenmaal, die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] (terwijl die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] op de grond lag(en)) (hard/met kracht) (met gebalde vuisten) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of
  • (met kracht) de voet en/of knie op de borstkast van die [benadeelde 1] heeft/hebben gezet en/of gedrukt en/of
  • het hoofd van die [benadeelde 1] naar beneden (zodat je het benauwd krijgt) heeft/hebben gedrukt en/of die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] in een klem heeft/hebben genomen/vastgepakt en/of
  • meermalen, althans eenmaal, die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] (terwijl die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] op de grond lag(en) en/of gekneveld/vastgebonden was/waren) (hard/met kracht) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
  • (telkens als die [benadeelde 2] overeind wilde komen) tegen die [benadeelde 2] heeft/hebben geroepen "Blijf liggen" en/of
  • (telkens als die [benadeelde 1] zijn broer [benadeelde 2] wilde helpen) tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd "en nou is het afgelopen anders schiet ik je dood" en/of "dan schiet ik je dood" en/of
  • die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] met (elektriciteits)draden/snoeren/kabels en/of tiewraps en/of ducttape/plakband heeft/hebben gekneveld/vastgebonden (om de polsen/handen en/of benen/enkels/voeten) en/of een doek/lap in de mond van die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] heeft/hebben gestopt en/of
  • (telkens) heeft/hebben geroepen "Waar heb je de bankpas" en/of "Waar zijn de sieraden, heeft u nog goud" en/of "geld, geld, goud, goud" en/of "schiet op" en/of
  • die [benadeelde 2] de pincode van zijn bankpas of een banknummer op een briefje/kaartje heeft/hebben laten opschrijven en/of tegen die [benadeelde 2] heeft/hebben gezegd "Ik wil die kaartjes van je hebben van de bank zodat ik al je geld kan ophalen" en/of
- die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] met een mes en/of een pistool, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, heeft/hebben bedreigd;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 11 maart 2014 te [plaats 1] in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 2] (geboren [1928] ) en/of [benadeelde 1] (geboren [1931] ) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van geld en/of goud en/of sieraden en/of bankpassen en/of de pincode van (een) bankpas(sen), in elk geval van enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s),
  • (terwijl hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) een bivakmuts droeg)
  • meermalen, althans eenmaal heeft/hebben aangebeld bij de woning aan de [adres 2] en/of
  • (nadat die [benadeelde 1] de deur had geopend),
  • (hard/met kracht) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] heeft/hebben geslagen en/of (vervolgens) de woning is/zijn binnen gegaan en/of
  • tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd "je loopt niet weg want dan schiet ik je dood" en/of "als je nou niet rustig bent dan schiet ik je dood" en/of
  • tegen die [benadeelde 2] (die op de bovenwoonkamer zat) heeft/hebben geroepen "meekomen!" en/of "naar beneden" en/of (daarbij) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (kort) voor/op het hoofd en/of gezicht van die [benadeelde 2] heeft/hebben gericht en/of
  • meermalen, althans eenmaal, die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] (terwijl die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] op de grond lag(en)) (hard/met kracht) (met gebalde vuisten) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of
  • (met kracht) de voet en/of knie op de borstkast van die [benadeelde 1] heeft/hebben gezet en/of gedrukt en/of
  • het hoofd van die [benadeelde 1] naar beneden (zodat je het benauwd krijgt) heeft/hebben gedrukt en/of die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] in een klem heeft/hebben genomen/vastgepakt en/of
  • meermalen, althans eenmaal, die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] (terwijl die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] op de grond lag(en) en/of gekneveld/vastgebonden was/waren) (hard/met kracht) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
  • (telkens als die [benadeelde 2] overeind wilde komen) tegen die [benadeelde 2] heeft/hebben geroepen "Blijf liggen" en/of
  • (telkens als die [benadeelde 1] zijn broer [benadeelde 2] wilde helpen) tegen die [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd "en nou is het afgelopen anders schiet ik je dood" en/of "dan schiet ik je dood" en/of
  • die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] met (elektriciteits)draden/snoeren/kabels en/of tiewraps en/of ducttape/plakband heeft/hebben gekneveld/vastgebonden (om de polsen/handen en/of benen/enkels/voeten) en/of een doek/lap in de mond van die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] heeft/hebben gestopt en/of
  • (telkens) heeft/hebben geroepen "Waar heb je de bankpas" en/of "Waar zijn de sieraden, heeft u nog goud" en/of "geld, geld, goud, goud" en/of "schiet op" en/of
  • die [benadeelde 2] de pincode van zijn bankpas of een banknummer op een briefje/kaartje heeft/hebben laten opschrijven en/of tegen die [benadeelde 2] heeft/hebben gezegd "Ik wil die kaartjes van je hebben van de bank zodat ik al je geld kan ophalen" en/of
- die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] met een mes en/of een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben bedreigd.
2 primair:
hij op of omstreeks 11 maart 2014 te [plaats 1] in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [benadeelde 1] ), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (meerdere botbreuken, schedelbreuken, waarvoor die [benadeelde 1] al meermalen is geopereerd), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
  • meermalen, althans eenmaal, die [benadeelde 1] (terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag en/of gekneveld/vastgebonden was) (hard/met kracht) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
  • meermalen, althans eenmaal, die [benadeelde 1] (terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag en/of gekneveld/vastgebonden was) (hard/met kracht) (met gebalde vuisten) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt;
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 11 maart 2014 te [plaats 1] in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet
  • meermalen, althans eenmaal, die [benadeelde 1] (terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag en/of gekneveld/vastgebonden was) (hard/met kracht) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
  • meermalen, althans eenmaal, die [benadeelde 1] (terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag en/of gekneveld/vastgebonden was) (hard/met kracht) (met gebalde vuisten) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 11 maart 2014 te [plaats 1] in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 1] )
  • meermalen, althans eenmaal, (terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag en/of gekneveld/vastgebonden was) (hard/met kracht) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
  • meermalen, althans eenmaal, (terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag en/of gekneveld/vastgebonden was) (hard/met kracht) (met gebalde vuisten) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde [benadeelde 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
3 primair:
hij op of omstreeks 11 maart 2014 te [plaats 1] in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 2] , opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet
  • meermalen, althans eenmaal, (terwijl die [benadeelde 2] op de grond lag en/of gekneveld/vastgebonden was) (hard/met kracht) (met gebalde vuisten) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of
  • meermalen, althans eenmaal, (terwijl die [benadeelde 2] op de grond lag en/of gekneveld/vastgebonden was) (hard/met kracht) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 subsidiair:
hij op of omstreeks 11 maart 2014 te [plaats 1] in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 2] )
  • meermalen, althans eenmaal, (terwijl die [benadeelde 2] op de grond lag en/of gekneveld/vastgebonden was) (hard/met kracht) (met gebalde vuisten) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of
  • meermalen, althans eenmaal, (terwijl die [benadeelde 2] op de grond lag en/of gekneveld/vastgebonden was) (hard/met kracht) met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen, waardoor voornoemde [benadeelde 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat op basis van de beschikbare bewijsmiddelen niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte op 11 maart 2014 bij de woningoverval op de gebroeders [benadeelden] te [plaats 1] betrokken is geweest. Volgens de raadsman is er geen wettig bewijs dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en zijn er evenmin ernstige bezwaren tegen verdachte ten aanzien van die feiten.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Het hof overweegt als volgt:
De woningoverval
Op 11 maart 2014 zijn de gebroeders [benadeelden] in hun woning te [plaats 1] slachtoffer geworden van een gewapende overval. Bij deze overval is extreem veel geweld toegepast. De broers zijn onder meer geslagen (met een pistool), gestompt, geschopt en zijn vastgebonden geweest met stukken snoer en tie-wraps. De beide hoogbejaarde broers zijn hierdoor zwaar gewond geraakt en hebben bloedende verwondingen opgelopen. Tegen de broers is bovendien gezegd dat ze zouden worden doodgeschoten als ze niet meewerkten.
Gedurende de overval vroegen de daders om goud, sieraden, een bankpas en geld. De buit van deze overval bestond in ieder geval uit een bloedsuikermeter en een portemonnee met daarin een hoeveelheid geld.
Uit de verklaringen van de gebroeders [benadeelden] komt naar voren dat de overval is gepleegd door een zwarte man met een pistool (aldus [benadeelde 1] ) en een blanke man met een bivakmuts op (aldus [benadeelde 2] ). Het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep bieden geen enkel aanknopingspunt om te veronderstellen dat de woningoverval is gepleegd door één of door drie of meer daders.
In de woning van de gebroeders [benadeelden] zijn schoensporen aangetroffen. Deze schoensporen zijn zeer vermoedelijk gemaakt met schoenen van de merken Fallen en Prada.
De identiteit van de blanke dader
In rechte is onherroepelijk komen vast te staan dat een vriend van verdachte, [medeverdachte] , één van de daders is geweest van de voornoemde overval.
Ten aanzien van de daarvoor in het dossier aanwezige bewijsmiddelen merkt het hof het volgende op:
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 11 maart 2014 in [plaats 1] was en dat hij in de avond met de trein richting [plaats 2] is gereisd. Uit het dossier blijkt verder dat hij daarvoor, om 22.20 uur, een kaartje voor een enkele reis naar [plaats 2] heeft gekocht op het station te [plaats 1] .
In de buddyseat van een bij [medeverdachte] in gebruik zijnde scooter die op 4 april 2014 in beslag genomen is, zijn handschoenen aangetroffen. Het NFI heeft vastgesteld dat op de linkerhandschoen van dit handschoenenpaar bloedsporen zaten. Onderzoek door het NFI leverde resultaten op die de conclusie rechtvaardigen dat het bloedspoor aan de buitenzijde van de manchet van deze linkerhandschoen van één van de beide slachtoffers afkomstig was (de kans is kleiner dan 1 op 1 miljard dat het spoort van iemand anders dan [benadeelde 2] afkomstig is). In de binnenzijde van dezelfde linkerhandschoen is voorts DNA aangetroffen waarvan op basis van onderzoek door het NFI geconcludeerd kan worden dat dit van [medeverdachte] afkomstig was (de kans is 1 op 1 miljard dat het spoor van iemand anders dan [medeverdachte] afkomstig is). Gelet op de vindplaats van de linkerhandschoen en het van [medeverdachte] afkomstig zijnde DNA dat in deze handschoen werd aangetroffen kan derhalve worden aangenomen dat de betreffende handschoen van [medeverdachte] was c.q. door hem is gebruikt ten tijde van de overval in [plaats 1] .
[medeverdachte] heeft ter terechtzitting bij de rechtbank verklaard dat het bloed dat op de linkerhandschoen is aangetroffen daar alleen via [getuige 1] – een vriend van hem – op gekomen kan zijn. Dit zou gebeurd kunnen zijn op het moment dat [getuige 1] aan het sleutelen was aan de scooter die [medeverdachte] in gebruik had. Volgens dit scenario zou door toedoen van [getuige 1] een oppervlak van een object/kledingstuk/lichaamsdeel met daarop het bloed van het betreffende slachtoffer op een later moment in aanraking zijn gekomen met de manchet van de aangetroffen linkerhandschoen met daarop het bloed van [benadeelde 2] . Het hof acht dit door [medeverdachte] aangedragen alternatieve scenario onvoldoende aannemelijk geworden. Immers heeft het NFI geconcludeerd dat het op de handschoen aangetroffen bloedspoor een contactspoor betrof. Derhalve kan worden aangenomen dat het bloed van het slachtoffer op de handschoen moet zijn gekomen door direct of indirect contact van een bebloed oppervlak met de handschoen en dus niet bijvoorbeeld door spetteren. Daarnaast bevat het procesdossier geen of onvoldoende aanknopingspunten om te veronderstellen dat [getuige 1] ook op de plaats delict aanwezig was of anderszins betrokken is geweest bij de overval in [plaats 1] . Daarbij verdient het opmerking dat op de avond van de overval de telefoon van [getuige 1] op een zendmast in [plaats 3] aanstraalde.
Het enkele gegeven dat [getuige 1] op enig moment na de overval heeft gesleuteld aan de scooter die [medeverdachte] in gebruik had, is onvoldoende om het door [medeverdachte] geschetste scenario aannemelijk te doen zijn.
Het hof overweegt voorts dat er, naast de handschoen in de buddyseat van de scooter van [medeverdachte] , twee paar schoenen in een tas zijn aangetroffen. Het betrof een paar schoenen van het merk Fallen en een paar schoenen van het merk Prada. Getuige [getuige 1] heeft verklaard over hoe hij in het bezit is gekomen van deze twee tassen. Deze tassen behoorden aan [medeverdachte] toe. Eén van die tassen bevatte de voornoemde schoenenparen. De andere tas bevatte kleding. Daarnaast bevatten die tassen een stuk van een klokwerk, een aantal horloges en een bloedsuikermeter.
Op de buitenkant van de rechterschoen van het merk Fallen (welke schoen in één van de tassen werd aangetroffen), drie millimeter boven de zool van de rechterzijkant, werd DNA materiaal aangetroffen waarvan het onderzoek van het NFI de conclusie rechtvaardigde dat dit materiaal afkomstig was van het slachtoffer [benadeelde 1] (de kans is kleiner dan 1 op 1 miljard dan het spoor van iemand anders afkomstig is dan [benadeelde 1] ). Daarnaast werd er bloed aangetroffen op de linkerschoen van het merk Fallen (buitenkant, rechterzijkant ter hoogte van de hiel) waarvan het onderzoek van het NFI de conclusie rechtvaardigde dat het afkomstig was van het andere slachtoffer [benadeelde 2] (de kans is kleiner dan 1 op 1 miljard dat het spoor van iemand anders afkomstig is dan [benadeelde 2] ).
Ook het andere aangetroffen paar schoenen, te weten de Prada schoenen, is door het NFI onderzocht. In de bemonsteringen van de binnenranden van zowel de rechter- als de linkerschoen en de uiteinden van de veters en de lip van zowel de linker- als de rechter Prada schoen werd celmateriaal gevonden waarvan het NFI heeft geconcludeerd dat dit van [medeverdachte] afkomstig kan zijn. In de bemonsteringen van de binnenrand van de linkerschoen en van de uiteinden van de veter en de lip van de rechterschoen is daarnaast celmateriaal aangetroffen waarvan het NFI geconcludeerd heeft dat dit van verdachte [verdachte] afkomstig kan zijn. Het NFI heeft de bewijskracht van telkens één van de sporen bepaald en heeft geconcludeerd dat de hypothese, dat de bemonsteringen celmateriaal van respectievelijk [medeverdachte] en [verdachte] bevatten, extreem veel waarschijnlijker is dan dat de bemonstering afkomstig is van drie onbekende personen, niet verwant aan elkaar of aan één van de verdachten.
Op het in de woning van de gebroeders [benadeelden] aangetroffen ‘schoenspoor 3’, dat zeer vermoedelijk gemaakt was met schoenen van het merk Fallen, trof het NFI drie onregelmatigheden in het schoenspoor aan die qua plaats en globaal in vorm overeenkomen met beschadigingen in de zool van de rechterschoen van het merk Fallen die in eén van de tassen werd aangetroffen.
[benadeelde 2] heeft verklaard dat de bloedsuikermeter, die samen met de schoenen terecht is gekomen bij [getuige 1] , van hem was, nu het handgeschreven briefje dat bij de meter was gevonden, door hem is geschreven.
Op enig moment na telefonisch contact tussen [medeverdachte] en zijn vriendin, [naam 2] , zijn de twee tassen met daarin de schoenen en de bloedsuikermeter uit het huis van zijn vriendin weggehaald. Het was kennelijk van belang dat deze spullen daar niet werden aangetroffen en er was bovendien haast bij. Immers, er kon niet gewacht worden tot [medeverdachte] op enig moment zelf weer in de woning zou zijn om voor verwijdering van de spullen zorg te dragen.
Nu de bloedsuikermeter van [benadeelde 2] een directe link vormt met de overval en deze samen met de schoenen tot de inhoud van de beide tassen behoorde, terwijl de sporen van twee paar schoenen op de plaats van de overval van eenzelfde bijzondere combinatie van merken afkomstig is (Fallen en Prada), en daarnaast op de betreffende schoenen van het merk Fallen DNA-sporen van beide slachtoffers zijn aangetroffen, concludeert het hof dat de overvallers de betreffende schoenen van de merken Fallen en Prada hebben gedragen ten tijde van de overval en dat gelet op de haast die gemoeid was met het verwijderen van onder meer de twee paren schoenen en de bloedsuikermeter alsmede de DNA-sporen die naar [medeverdachte] en verdachte geacht kunnen worden te wijzen, [medeverdachte] hiervan op de hoogte was. Gelet op het feit dat er bovendien op een handschoen van [medeverdachte] bloed van één van de slachtoffers is aangetroffen alsmede DNA van [medeverdachte] , is de reden van deze wetenschap naar het oordeel van het hof gelegen in het feit dat [medeverdachte] één van de plegers van de overval was.
Het hof concludeert dat [medeverdachte] één van plegers van de gewapende overval op het huis van de twee bejaarde broers in [plaats 1] is geweest. Uit de foto's in het dossier blijkt dat [medeverdachte] een blanke huidskleur heeft. Hij was derhalve de blanke overvaller.
De identiteit van dader 2
Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de hem ten laste gelegde feiten. De vraag in deze zaak is dan ook of op basis van de zich in het dossier bevindende stukken de aan verdachte onder 1, 2 en 3 verweten feiten bewezen kunnen worden verklaard in die zin dat verdachte de door aangevers omschreven zwarte overvaller is geweest.
Bij de beantwoording van deze vraag dient opgemerkt te worden dat verdachte niet door enig bewijsmiddel uit het dossier rechtstreeks te koppelen is aan de plaats delict.
Gelegenheid
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij op de avond van de overval met zijn vriend [verdachte] – verdachte – is opgetrokken. [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat hij die avond niet met iemand anders is opgetrokken. Hij heeft verder verklaard dat hij de bewuste avond met verdachte heeft doorgebracht in de woning van zijn vriendin te [plaats 1] . Bovenstaande overweging aangaande de betrokkenheid van [medeverdachte] bij de overval maakt duidelijk dat het hof deze laatste stelling van [medeverdachte] niet betrouwbaar acht. Voor de verklaring van [medeverdachte] dat hij de gehele avond samen met verdachte heeft doorgebracht bevindt zich echter steunbewijs in het dossier, nog daargelaten dat ook verdachte heeft aangegeven dat hij op de avond van de overval in [plaats 1] was.
De vriendin van [medeverdachte] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat [medeverdachte] samen met [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) de avond van de overval bij haar in huis was.
In het dossier bevindt zich een onderzoek naar bewakingsbeelden. Hieruit volgt dat verdachte op 10 maart 2014 samen met [medeverdachte] op de [adres 3] 10 te [plaats 1] was. [medeverdachte] en verdachte pinden daar geld om 11.42 uur. Uit het onderzoek blijkt verder dat verdachte en [medeverdachte] de volgende dag, de dag van de overval (11 maart 2014), samen naar een filiaal van de Albert Heijn aan de [adres 3] te [plaats 1] zijn geweest om 11.15 uur. Verdachte is vervolgens in de loop van de middag met de trein van [plaats 1] naar [plaats 2] gereisd en is om 18.11 uur op bewakingsbeelden op perron 3A van het station in [plaats 2] te zien. Verdachte is die avond weer terug naar [plaats 1] gereisd. Hij is om 19.43 uur op de beelden van de camera aan de voorzijde van de Albert Heijn te [plaats 1] , zijde [adres 3] , te zien waarbij hij de winkel uitloopt. De omstandigheid dat verdachte met de trein weer terug is gereisd van [plaats 2] naar [plaats 1] strookt met de dienstregeling van de NS. Volgens deze dienstregeling vertrekt er om 18.18 uur een trein uit [plaats 2] die om 19.30 uur in [plaats 1] aankomt.
Om 22.20 uur worden er op het station te [plaats 1] twee kaartjes voor een enkele reis richting [plaats 2] gekocht, waarvan aangenomen kan worden dat [medeverdachte] en verdachte deze kaartjes hebben gekocht. Op camerabeelden is te zien dat zowel [medeverdachte] als verdachte om 23.36 uur in [plaats 4] de trein uitstappen.
De eerste melding bij de politie dat de overval op de woning van de broers aan de [adres 4] te [plaats 1] had plaatsgevonden kwam op 11 maart 2014 binnen bij de politie om 22.03 uur. [benadeelde 1] verklaarde dat er tegen 21.00 uur bij zijn woning werd aangebeld. Hij heeft hierop de deur opengedaan, waarna de overval een aanvang nam.
Uit de voornoemde feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat verdachte op de avond van de overval – 11 maart 2014 – in [plaats 1] was, dat hij bevriend is met [medeverdachte] en dat hij op de bewuste avond ook samen met [medeverdachte] heeft opgetrokken. Het hof concludeert op basis hiervan dat verdachte tenminste in de gelegenheid is geweest om de woningoverval op de broers [benadeelden] mede te plegen.
Daderprofiel
Slachtoffer [benadeelde 2] heeft over het uiterlijk van ‘dader 2’ verklaard dat deze dader een fors gespierd postuur had, een zwarte huidskleur, een zwarte krullenkop en ronde kikkerogen. De dader zou 1.70 à 1.75 meter lang zijn.
Het hof heeft verdachte kunnen waarnemen tijdens de zitting van 30 november 2018. Het hof heeft tijdens deze zitting waargenomen dat verdachte een negroïde uiterlijk heeft en dat zijn lengte in de door [benadeelde 2] geschatte lichaamslengte van de dader past. Daarnaast heeft het hof waargenomen dat het door aangever beschreven postuur van verdachte past in het postuur dat hij op of omstreeks 11 maart 2014 had, zoals dat te zien is op de foto's in het dossier. Het hof heeft voorts waargenomen dat de haarkleur van verdachte zwart is en dat hij zijn haar, op de terechtzitting van 30 november 2018, in lange dreadlocks droeg. Het hof heeft ten slotte waargenomen dat de ogen van verdachte zonder meer opvallen. Dit heeft het hof zelf kunnen vaststellen en dit is, na een korte onderbreking van de zitting, ook benoemd door de voorzitter. De ogen van verdachte zijn namelijk anders dan de ogen van de meeste mensen, in die zin dat ze ronder en groter zijn.
Slachtoffer [benadeelde 2] heeft verklaard dat ‘dader 2’ ronde kikkerogen had. Wat hij daarmee precies bedoelde is het hof niet duidelijk geworden. Aangezien [benadeelde 2] inmiddels is overleden kan hem dit ook niet meer gevraagd worden. Wel is het hof duidelijk geworden dat de ogen van ‘dader 2’ voor het slachtoffer kennelijk opvallende gelaatskenmerken waren. Gelet op hetgeen door het hof aangaande de ogen van verdachte is waargenomen zou de constatering van [benadeelde 2] wanneer deze ten aanzien van het uiterlijk van verdachte gedaan was, in dat opzicht begrijpelijk geacht kunnen worden te zijn.
Op de foto's van verdachte in het dossier, die zijn genomen in de dagen rondom de overval, lijkt het zo te zijn dat verdachte zijn zwarte haren destijds in kortere dreadlocks droeg, in ieder geval van achteren tot onder de kaaklijn en van daaruit rond en schuin naar boven richting de slaap, waarbij de dreadlocks op het voorhoofd net boven de ogen vallen. Gezien het overlijden van [benadeelde 2] kan aan hem niet meer worden gevraagd of hij deze haardracht als krullen heeft benoemd.
Schoenen van de merken Prada en Fallen
Zoals hierboven genoemd zijn er twee paar schoenen in een tas bij getuige [getuige 1] terechtgekomen via de vriendin van [medeverdachte] , [naam 2] .
De verdediging heeft aangevoerd dat getuige [getuige 1] belastend over verdachte en [medeverdachte] heeft verklaard, maar dat dit een onbetrouwbare verklaring is omdat hij zodoende zijn eigen betrokkenheid bij de overval verdoezelt.
Het hof constateert dat getuige [getuige 1] wisselende verklaringen heeft afgelegd. Derhalve is behoedzaamheid op zijn plaats bij de waardering van die verklaringen. De door [getuige 1] afgelegde verklaring ten aanzien van de herkomst van de bij hem aangetroffen schoenen en bloedsuikermeter wordt niettemin ondersteund door overig bewijsmateriaal, in het bijzonder door de verklaring van de echtgenote van [getuige 1] , getuige [getuige 2] , die gedetailleerd heeft verklaard over de wijze waarop de tas met de schoenen en de bloedsuikermeter in de woning waar zij met [getuige 1] woont terecht is gekomen. [getuige 2] heeft onder meer verklaard dat één van de tassen waarin de spullen bij hun terecht zijn gekomen een luiertas was met de kleuren zwart en aqua-blauw. De vriendin van [medeverdachte] , [naam 2] , heeft, geconfronteerd met een afbeelding van de betreffende tas, aangegeven dat deze van haar was.
De voornoemde gang van zaken wordt verder ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 3] , die over een en ander geïnformeerd werd door getuige [getuige 2] .
Gelet op het vorenstaande acht het hof de verklaring van [getuige 1] ten aanzien van de herkomst van de bij hem aangetroffen schoenen en bloedsuikermeter in zoverre betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Hierboven heeft het hof reeds, onder het kopje ‘De identiteit van de blanke dader’, uiteengezet waarom het van oordeel is dat de schoenen van de merken Prada en Fallen gedragen zijn tijdens de overval. Uit deze uiteenzetting is voor de beantwoording van de vraag of verdachte betrokken is geweest bij de overval met name relevant dat in de bemonsteringen van de binnenrand van de linkerschoen van het paar Prada schoenen en van de uiteinden van de veter en lip van de rechterschoen van het paar Prada schoenen, celmateriaal is aangetroffen waarvan het NFI geconcludeerd heeft dat dit van verdachte [verdachte] afkomstig kan zijn. Het NFI heeft de bewijskracht van telkens één van de sporen bepaald en geconcludeerd dat de hypothese dat de bemonsteringen celmateriaal van respectievelijk [medeverdachte] en [verdachte] bevatten extreem veel waarschijnlijker is dan dat de bemonstering afkomstig is van drie onbekende personen, niet verwant aan elkaar of aan een van de verdachten. Opvallend aan de aangetroffen Prada schoenen is daarnaast ook dat deze maat 8,5 hebben. Dit is de schoenmaat die verdachte heeft.
Mogelijk andere zwarte man
Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt voor de aanwezigheid van een andere man met een zwarte huidskleur in de nabijheid van [medeverdachte] op de avond van de overval. In de dagen rondom de overval zijn het [medeverdachte] en verdachte die samen optrokken in [plaats 1] . Verdachte en [medeverdachte] hebben bovendien niets verklaard over een andere man met een donkere huidskleur die op de dag van de overval in hun nabijheid verkeerde. Bovendien heeft [naam 2] , de vriendin van [medeverdachte] , het volgende verklaard over het samen zijn van verdachte en [medeverdachte] : ‘Die avond, voordat beide mannen zijn overvallen (het hof begrijpt: 11 maart 2014), was [verdachte] bij mij in huis. Die avond zijn [verdachte] en [medeverdachte] samen bij mij in huis geweest. [verdachte] kwam [medeverdachte] opzoeken bij mij thuis. Toen [medeverdachte] en [verdachte] een drankje deden bij mij in huis waren er geen andere mensen op bezoek. Er is niet op enig moment die avond nog iemand anders langs geweest.’
Op 2 april 2014 (hernieuwde) samenwerking
Tenslotte blijkt uit de bewijsmiddelen inzake de inmiddels onherroepelijke veroordeling van verdachte voor het onder meer samen met [medeverdachte] deelnemen aan de poging tot diefstal in [plaats 5] op 2 april 2014, met name uit de verklaring van [getuige 1] in dat verband, dat tijdens de voorbereiding van de overval te [plaats 5] [medeverdachte] heeft verklaard over eerdere “dingen” waar hij met verdachte bij betrokken was geweest. Getuige [getuige 1] heeft hieromtrent het volgende verklaard: ‘Hij zei dat het voor hun ook spannend en eng was de eerste keer, maar het is nu routine voor hun’. [getuige 1] verklaarde voorts dat ‘ [medeverdachte] ’ (het hof begrijpt: [medeverdachte] ) tegen verdachte had gezegd ‘weet je nog, die ene keer, met die tie-wraps, hadden we te smalle tie-wraps gehaald. Hij trok die wraps los en begon te vechten’. Volgens [getuige 1] zou verdachte dit beaamd hebben door ‘ja, ja, ja’ te zeggen. Tijdens het voornoemde gesprek heeft [medeverdachte] volgens [getuige 1] verder aangegeven dat wanneer de slachtoffers niet mee zouden werken hij en verdachte dezelfde rolverdeling als eerder aan zouden nemen.
Uit de aangiftes komt naar voren dat er bij de overval in [plaats 1] (in ieder geval ook) sprake is geweest van een methode van vastbinden die (aanvankelijk) niet afdoende bleek en waardoor één van de broers zich kon blijven verzetten.
In aansluiting op de overweging van het hof over de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de verklaring van [getuige 1] overweegt het hof ten aanzien van zijn verklaring over de gang van zaken rondom de poging tot een overval in [plaats 5] op 2 april 2014, dat hij in deze verklaring ook belastend over zichzelf heeft verklaard, zodat een verhullend motief ten aanzien van zijn eigen aandeel in deze niet aannemelijk is. Gelet hierop acht het hof de voornoemde verklaringen van [getuige 1] in zoverre betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Conclusie
Op basis van de vorenstaande feiten en omstandigheden concludeert het hof dat verdachte op de avond van de woningoverval, 11 maart 2014, samen met [medeverdachte] in [plaats 1] was. Verdachte was daar vanaf 19.30 uur en heeft, gelet op de camerabeelden bij de Albert Heijn te [plaats 1] , in ieder geval na 19.43 uur [medeverdachte] ontmoet. Hij is later op de avond samen met [medeverdachte] vertrokken met de trein richting [plaats 4] , waarbij [medeverdachte] en verdachte om 22.20 uur kaartjes voor de betreffende treinreis hebben gekocht bij de kaartjesautomaat op het NS-station te [plaats 1] . Verdachte was dus gedurende de tijd die de overval in beslag heeft genomen in [plaats 1] en was samen met [medeverdachte] . Het hof heeft vastgesteld dat [medeverdachte] de blanke dader was waarover door de slachtoffers [benadeelden] is gesproken. Ten aanzien van de zwarte dader stelt het hof vast dat het voorkomen van verdachte past in het profiel van deze dader, dat door de slachtoffers is gegeven. Verdachte heeft voorts dezelfde schoenmaat als de maat van de aangetroffen Prada schoenen die de voetsporen in de woning van de slachtoffers [benadeelden] kunnen hebben veroorzaakt, en die samen met de bloedsuikermeter – die bij de overval buit is gemaakt – in tassen zijn aangeleverd bij [getuige 1] . Uit niets blijkt van een andere zwarte man die op bezoek was bij [medeverdachte] of anderszins samen met hem was die avond. Ten tijde van de voorbereiding op een ander feit heeft [medeverdachte] ten overstaan van getuige [getuige 1] verwezen naar een eerdere keer dat hij samen met verdachte bij een vergelijkbaar feit betrokken was geweest.
Naar het oordeel van het hof kan een en ander in onderling verband en samenhang beschouwd tot geen andere conclusie leiden dan dat verdachte de tweede overvaller is geweest. Dit maakt dat het tenlastegelegde ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair kan worden bewezen.
Contra-indicaties
Het hof ziet geen contra-indicaties voor betrokkenheid van verdachte bij de overval.
De verdediging heeft aangegeven dat dreadlocks niet omschreven kunnen worden als krullen. Mede gelet op de leeftijd en achtergrond van de slachtoffers, die maakt dat het minder waarschijnlijk is dat zij op de hoogte zijn van de exacte benaming van verschillende haardrachten, is het hof van oordeel dat de beschrijving "krullenkop" niet zodanig afwijkt van de feitelijke haardracht van dreadlocks zoals door verdachte gedragen ten tijde van de overval, dat deze omschrijving een contra-indicatie vormt voor de aanname dat verdachte de betreffende persoon zou zijn geweest.
De verdediging heeft verder aangevoerd dat de Prada schoenen niet gebruikt kunnen zijn bij de overval, juist omdat karakteristieke beschadigingen op de schoenen niet terugkomen in de aangetroffen schoensporen.
Het hof merk hierover op dat het NFI heeft gerapporteerd dat vanwege het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten niet kan worden vastgesteld dat de in de woning van de slachtoffers [benadeelden] aangetroffen schoensporen zijn veroorzaakt door de onderzochte Prada schoenen.
De conclusie van het onderzoek luidt dat schoenspoor 3 mogelijk is veroorzaakt door de rechterschoen van het merk Fallen en dat de schoensporen 4 en 5 zijn veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de schoenen van het merk Fallen. Door het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten kon echter niet worden vastgesteld dat de sporen daadwerkelijk zijn veroorzaakt met deze schoenen. Het schoenspoor nummer 6 is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de schoenen van het merk Prada. Door het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten kon eveneens niet worden vastgesteld dat het spoor daadwerkelijk is veroorzaakt met de linkerschoen. Het NFI kan dit evenwel ook niet uitsluiten. In tegendeel, het profiel en de afmeting komen praktisch overeen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair:
hij op 11 maart 2014 te [plaats 1] in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een vrijstaande woning aan de Dijk nr. 50 heeft weggenomen geld en een bloedsuikermeter toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader
  • terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader een bivakmuts droeg
  • meermalen hebben aangebeld bij de woning aan de Dijk nr. 50 en
  • nadat die [benadeelde 1] de deur had geopend,
  • hard met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] hebben geslagen en vervolgens de woning zijn binnen gegaan en
  • tegen die [benadeelde 1] hebben gezegd "je loopt niet weg want dan schiet ik je dood" en "als je nou niet rustig bent dan schiet ik je dood" en
  • tegen die [benadeelde 2] die op de bovenwoonkamer zat hebben geroepen "meekomen!" en "naar beneden" en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, voor/op het hoofd en/of gezicht van die [benadeelde 2] hebben gericht en
  • meermalen die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] terwijl die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] op de grond lagen hard/met kracht in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en
  • met kracht de voet en/of knie op de borstkast van die [benadeelde 1] hebben gezet en/of gedrukt en
  • het hoofd van die [benadeelde 1] naar beneden hebben gedrukt en die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] in een klem hebben genomen/vastgepakt en
  • meermalen die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , terwijl die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] op de grond lagen en gekneveld/vastgebonden waren, met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd hebben geslagen en
  • telkens als die [benadeelde 2] overeind wilde komen tegen die [benadeelde 2] heeft/hebben geroepen "Blijf liggen" en
  • telkens als die [benadeelde 1] zijn broer [benadeelde 2] wilde helpen tegen die [benadeelde 1] hebben gezegd "en nou is het afgelopen anders schiet ik je dood" en "dan schiet ik je dood" en
  • die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] met (elektriciteits)draden/snoeren/kabels en/of tiewraps en/of ducttape/plakband hebben gekneveld/vastgebonden (om de polsen/handen en/of benen/enkels/voeten) en/of een doek/lap in de mond van die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] heeft/hebben gestopt en
  • telkens hebben geroepen "Waar heb je de bankpas" en "Waar zijn de sieraden, heeft u nog goud" en "geld, geld, goud, goud" en "schiet op" en
  • die [benadeelde 2] de pincode van zijn bankpas of een banknummer op een briefje/kaartje hebben laten opschrijven en/of tegen die [benadeelde 2] hebben gezegd "Ik wil die kaartjes van je hebben van de bank zodat ik al je geld kan ophalen" en
- die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] met een mes en een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp hebben bedreigd.
2 primair:
hij op 11 maart 2014 te [plaats 1] in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander aan [benadeelde 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, meerdere botbreuken, schedelbreuken, waarvoor die [benadeelden] al meermalen is geopereerd, heeft toegebracht, door opzettelijk,
- meermalen, die [benadeelde 1] terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag en gekneveld/vastgebonden was, hard/met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd te slaan
- meermalen die [benadeelde 1] terwijl die [benadeelde 1] op de grond lag en gekneveld/vastgebonden was, hard/met kracht met gebalde vuisten in/op/tegen het gezicht en het hoofd en het lichaam te stompen en slaan en schoppen en trappen.
3 primair:
hij op 11 maart 2014 te [plaats 1] in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
  • meermalen terwijl die [benadeelde 2] op de grond lag en/of gekneveld/vastgebonden was hard/met kracht met gebalde vuisten in/op/tegen het gezicht en het hoofd en het lichaam hebben gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en
  • meermalen terwijl die [benadeelde 2] op de grond lag en/of gekneveld/vastgebonden was hard/met kracht met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van zware mishandeling.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 11 maart 2014 tezamen en in vereniging met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval in een woning aan de [adres 4] te [plaats 1] , waar op dat moment twee broers van respectievelijk 82 en 85 jaar oud woonden. Bij deze overval is door verdachte en zijn mededader direct na binnenkomst extreem veel geweld toegepast op beide broers. Verdachte en diens mededader zijn daarbij meedogenloos te werk gegaan. De buit bestond uiteindelijk uit een hoeveelheid geld en een bloedsuikermeter.
Door zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de gebroeders [benadeelden] . De beide slachtoffers, die op hoge leeftijd waren, hebben hierdoor ernstig letsel bekomen en moesten ten gevolge van dit letsel in het ziekenhuis worden opgenomen. [benadeelde 1] heeft bovendien nog een aantal nachten in het ziekenhuis moeten doorbrengen, waarna hij is overgebracht naar een verzorgingstehuis om daar te revalideren.
De woningoverval heeft naast de voornoemde fysieke gevolgen ook grote emotionele gevolgen met zich meegebracht voor de slachtoffers. Zo blijkt uit de namens hen voorgedragen slachtofferverklaring dat door de overval de glans van het eenvoudige, sobere, maar zeer gelukkig leven van de broers verloren is gegaan. Deze glans hebben zij, voor hun overlijden in 2015, niet meer terug weten te krijgen. Zij hebben in het laatste jaar van hun bestaan aldus moeten leven met de nadrukkelijk aanwezige negatieve gevolgen van deze voor hen zo dramatische overval, namelijk angst, onveiligheid en een misplaatst schuldgevoel aan het voorval. Het hof rekent deze gevolgen verdachte, die zich kennelijk enkel heeft laten leiden door financieel gewin, in ernstige mate aan.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 november 2018 blijkt dat verdachte vóór de bewezen verklaarde feiten meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, voornamelijk ter zake van vermogensdelicten. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
Het hof heeft verder acht geslagen op een over verdachte opgemaakt reclasseringsadvies d.d. 18 juni 2014 van Reclassering Nederland en heeft gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, en met name gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de woningoverval werd gepleegd, leidt ertoe dat het hof van oordeel is dat voor de onderhavige feiten een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf aangewezen is. Enkel een dergelijke straf leidt tot adequate vergelding van het leed dat verdachte de gebroeders [benadeelden] heeft aangedaan en tot vereffening van de schade die verdachte door de bewezenverklaarde feiten de rechtsorde heeft toegebracht. Met deze bestraffing van verdachte beoogt het hof er mede aan bij te dragen de samenleving geruime tijd te beveiligen tegen verdachte en anderen ervan te weerhouden om dergelijke verwerpelijke misdrijven te begaan.
Alles overziend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en 9 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

Gevangenneming

Het hof is van oordeel dat er sprake is van gronden van voorlopige hechtenis nu het onder 1 primair bewezen verklaarde feit een delict betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 12 jaar is gesteld en de rechtsorde ernstig geschokt is door dit feit. Om die reden wordt – bij afzonderlijke beschikking – de gevangenneming van verdachte bevolen.

Bepaling van de straf ten aanzien van het onder 4 en 5 bewezenverklaarde

Nu het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 16 februari 2016 voor het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde één hoofdstraf heeft uitgesproken, zal het hof, naar analogie van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, de straf ten aanzien van de thans niet aan zijn oordeel onderworpen onder 4 en 5 bewezenverklaarde feiten bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.

Beslag

Het hof constateert dat er door de eerste rechter een beslissing is genomen omtrent – niet nader in het vonnis gespecificeerde – in beslag genomen goederen, welke zijn teruggegeven aan verdachte. Nu het hof geen beslaglijst in het dossier heeft aangetroffen, noch op een andere wijze heeft achterhaald om welke goederen het zou gaan, acht het hof zich niet in staat een beslissing te nemen over de in beslag genomen goederen, voor zover deze ondertussen niet zijn teruggegeven aan de verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.679,59, bestaande uit
€ 2.179,59 aan materiële schade en € 8.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. Nabestaanden hebben namens de benadeelde partij de vordering in hoger beroep gehandhaafd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is ter terechtzitting in hoger beroep van 30 november 2018 inhoudelijk niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde schade heeft geleden tot een bedrag van € 10.679,59. Dit bedrag bestaat uit € 2.179,59 aan materiële kosten, welke naar het oordeel van het hof rechtstreekse schade betreffen.
Het bedrag bestaat voor het overige uit € 8.500,00 aan immateriële kosten. Het hof acht dit bedrag passend bij de gevolgen die de delicten voor [benadeelde 1] in de tijd dat hij heeft geleefd na afloop van de overval hebben gehad. Verdachte is tot vergoeding van voornoemde materiële en immateriële schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de vordering hoofdelijk toewijzen, met daarbij de bepaling dat de wettelijke rente dient te worden vergoed. Het hof verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.545,69, bestaande uit € 4.545,69 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. Nabestaanden hebben namens de benadeelde partij de vordering in hoger beroep gehandhaafd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is ter terechtzitting in hoger beroep van 30 november 2018 inhoudelijk niet betwist.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij met uitzondering van hetgeen is gevorderd voor een gestolen uurwerk (€ 85,00), voor toewijzing gereed ligt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde schade heeft geleden tot een bedrag van € 7.460,69. Dit bedrag bestaat uit € 2.081,37 aan materiële kosten, welke naar het oordeel van het hof rechtstreekse schade betreffen. Ook de overige gevorderde materiële kosten, bestaande uit € 2.379,32 ter zake reis-, telefoon- en zorgkosten die na afloop van de overval ten behoeve van [benadeelde 2] zijn gemaakt liggen voor toewijzing gereed. Aannemelijk is dat het rechtstreekse door [benadeelde 2] geleden schade betreft. Naast de materiële kosten bestaat het gevorderde bedrag voorts uit € 3.000,00 aan immateriële kosten. Het hof acht dit bedrag passend bij de gevolgen die de delicten voor [benadeelde 2] in de tijd dat hij heeft geleefd na afloop van de overval hebben gehad. Verdachte is tot vergoeding van voornoemde materiële en immateriële schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 7.460,69. Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in haar vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de vordering hoofdelijk toewijzen, met daarbij de bepaling dat de wettelijke rente dient te worden vergoed. Het hof verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 63, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren en 9 (negen) maanden.
Bepaalt de straf ter zake de onder 4 en 5 bewezenverklaarde, en in voornoemd arrest van 12 februari 2016 gekwalificeerde, feiten op een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie)maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 primair, 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 10.679,59 (tienduizend zeshonderdnegenenzeventig euro en negenenvijftig cent) bestaande uit
€ 2.179,59 (tweeduizend honderdnegenenzeventig euro en negenenvijftig cent) materiële schade en € 8.500,00 (achtduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de nabestaanden van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 primair, 2 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 10.679,59 (tienduizend zeshonderdnegenenzeventig euro en negenenvijftig cent) bestaande uit € 2.179,59 (tweeduizend honderdnegenenzeventig euro en negenenvijftig cent) materiële schade en € 8.500,00 (achtduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
88 (achtentachtig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 11 maart 2014.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 primair, 3 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 7.460,69 (zevenduizend vierhonderdzestig euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 4.460,69 (vierduizend vierhonderdzestig euro en negenenzestig cent) materiële schade en
€ 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de nabestaanden van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 primair, 3 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 7.460,69 (zevenduizend vierhonderdzestig euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 4.460,69 (vierduizend vierhonderdzestig euro en negenenzestig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
72 (tweeënzeventig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 11 maart 2014.

Beveelt de onmiddellijke gevangenneming van verdachte.

Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. L.J. Hofstra en mr. H.L. Stuiver, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.D. de Boer, griffier,
en op 21 december 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.