ECLI:NL:GHARL:2018:11205

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
4 januari 2019
Zaaknummer
21-005737-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping kwalificatieverweer inzake letsel veroorzaken bij dieren en mishandeling van een ambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden voor mishandeling van een ambtenaar en het veroorzaken van letsel bij een duif. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van een politieambtenaar en het opzettelijk veroorzaken van letsel bij een duif door de kop van het dier van de romp te trekken. Het hof oordeelde dat het bewezenverklaarde niet onder artikel 2.10 van de Wet dieren valt, maar onder artikel 2.1, dat betrekking heeft op het veroorzaken van letsel aan dieren. De verdediging voerde aan dat de verdachte de duif uit zijn lijden had verlost, maar het hof verwierp dit verweer. De verdachte verkeerde tijdens de feiten onder invloed van alcohol en had een geschiedenis van alcoholverslaving. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005737-16
Uitspraak d.d.: 20 december 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 17 oktober 2016 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-111748-15 en 18-048751-16, 18-207486-15, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1966] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 15 september 2017 en 6 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling ter zake van deze feiten tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft bij deze vordering het ad informandum gevoegde feit betrokken. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. R.W. Kuper, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij het hiervoor genoemde vonnis veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Bij de strafoplegging heeft de politierechter rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit, zoals vermeld op de inleidende dagvaarding.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot andere beslissingen komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-111748-15:
hij op of omstreeks 8 juni 2015 te [plaats] , een ambtenaar, [verbalisant 1] (hoofdagent van politie), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door haar (met kracht en/of met de vuist) op en/of tegen de (linker) (onder)arm te slaan/stompen;
Zaak met parketnummer 18-207486-15:
hij op of omstreeks 15 juni 2015, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, opzettelijk bij één of meer dieren, te weten een aantal duiven, althans een duif, pijn of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat/die dier(en) heeft benadeeld, immers heeft hij, verdachte, (in het openbaar) die duiven/duif gedood, door met zijn voet op die duiven/duif te staan en/of de nek(ken) van die duiven/duif om te draaien en/of de kop(pen) van die duiven/duif er af te trekken;
Zaak met parketnummer 18-048751-16:
hij op of omstreeks 13 februari 2016, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , opzettelijk een ambtenaar, de hoofdagent van politie [verbalisant 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Je bent een flikker, ik neuk je in je kont", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Verweer

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het in de zaak parketnummer 18-207486-15 ten laste gelegde. Zij heeft aangevoerd dat de duif gewond was geraakt door een fietser, verdachte het dier uit zijn lijden heeft verlost en dat onder deze omstandigheden niet kan worden bewezen dat er sprake was van handelen zonder enig doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij de duif uit zijn lijden heeft verlost door de kop van de duif van de romp te trekken. De verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd houdt verder in dat de duif door een fietser was geraakt en niet kon wegvliegen. Deze omstandigheid vormt onvoldoende grond om de conclusie te trekken dat in deze situatie de kop van de duif van de romp mocht worden getrokken. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat het verweer geen doel treft. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-111748-15 en in de zaak met parketnummer 18-207486-15 en in de zaak met parketnummer 18-048751-16 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-111748-15:
hij op 8 juni 2015, te [plaats] , een ambtenaar, [verbalisant 1] (hoofdagent van politie), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft mishandeld door haar tegen de linker onderarm te slaan/stompen;
Zaak met parketnummer 18-207486-15:
hij op 15 juni 2015, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, opzettelijk bij een duif letsel heeft veroorzaakt, immers heeft hij, verdachte, (in het openbaar) de kop van die duif af getrokken;
Zaak met parketnummer 18-048751-16:
hij op 13 februari 2016, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , opzettelijk een ambtenaar, de hoofdagent van politie [verbalisant 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Je bent een flikker, ik neuk je in je kont".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Kwalificatie

Het in de zaak met parketnummer 18-111748-15 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18-207486-15 bewezen verklaarde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het ten laste gelegde artikel 2.1 van de Wet dieren niet ziet op het doden van dieren, maar op mishandeling van dieren. Het doden van een dier is opgenomen in artikel 2.10 van de Wet dieren. Nu de tenlastelegging niet is toegespitst op artikel 2.10 van de Wet dieren en de ten laste gelegde gedragingen van verdachte niet zien op het bepaalde in artikel 2.1 van de Wet dieren, dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof verwerpt dit verweer. Wat het hof bewezen heeft verklaard, valt niet onder hetgeen in artikel 2.10 van de Wet dieren strafbaar is gesteld.
Het in de zaak met parketnummer 18-207486-15 bewezen verklaarde levert op:
zich gedragen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren.
Het in de zaak met parketnummer 18-048751-16 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een politieambtenaar. Hij heeft zich met de aanhouding van een vriend bemoeid, nadat hem gevraagd was om afstand te houden. Een politieambtenaar had verdachte iets achteruit geduwd om afstand te creëren en verdachte heeft haar daarop geslagen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een opsporingsambtenaar. De verbalisant had verdachte gevraagd het stationsgebied te verlaten, maar verdachte wilde daaraan geen gehoor geven. Hij heeft vervolgens beledigende woorden naar de agent geuit.
Tot slot heeft verdachte letsel bij een duif veroorzaakt door de kop van zijn romp te trekken.
Verdachte verkeerde tijdens de bewezenverklaarde feiten onder invloed van alcohol.
Uit de in het dossier aanwezige rapportages blijkt dat verdachte kampt met alcoholverslavingsproblematiek. Verdachte heeft hierover ter zitting van het hof verklaard dat hij dagelijks alcohol drinkt, maar dat hij dat niet ziet als een probleem. De feiten zijn gepleegd in een periode waarin hij dakloos was en hij geen plek had om alcohol te drinken, anders dan buiten. Verdachte heeft verklaard dat het inmiddels beter met hem gaat. Hij beschikt over woonruimte en wordt begeleid, hij drinkt niet meer op straat maar alleen in zijn woning, waardoor er geen overlast ontstaat. Ook is zijn alcoholgebruik afgenomen.
Verdachte heeft aangevoerd dat een detentie ertoe zal leiden dat hij weer dakloos wordt en de begeleiding zal kwijtraken, waardoor het risico op een terugval toeneemt.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 november 2018 is gebleken dat verdachte meermalen ter zake van strafbare feiten onherroepelijk tot straffen of maatregelen is veroordeeld.
In de meest recente verdachte betreffende rapportages wordt een voorzichtige ontwikkeling ten goede geconstateerd. Verdachte heeft woonruimte, lost af op zijn schulden en stelt zich begeleidbaar op. Het alcoholgebruik is niet gestopt, maar beperkt tot thuis drinken, waardoor het veroorzaken van overlast op straat is afgenomen.
De advocaat-generaal heeft, mede gelet op de hiervoor geschetste persoonlijke omstandigheden en de ouderdom van de feiten, gerekwireerd tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, maar dan geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het hof is van oordeel dat deze straffen passend zijn, maar zal op grond van verdachtes persoonlijke omstandigheden de duur van de proeftijd stellen op 2 jaren.
Het hof heeft, evenals de advocaat-generaal, bij deze strafbepaling rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit zoals vermeld op de inleidende dagvaarding (zich op 13 februari 2016 in [plaats] in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevinden, parketnummer 18-048751-16), welk feit verdachte heeft erkend. Hiermee is dat feit afgedaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 266, 267, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2.1 en 8.12 van de Wet dieren.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-111748-15 en in de zaak met parketnummer 18-207486-15 en in de zaak met parketnummer 18-048751-16 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-111748-15 en in de zaak met parketnummer 18-207486-15 en in de zaak met parketnummer 18-048751-16 onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. W.M. van Schuijlenburg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 20 december 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.