ECLI:NL:GHARL:2018:11203

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
200.251.012/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in strafzaak met parketnummer 21-004158-16

In de zaak met parketnummer 21-004158-16 heeft op 11 december 2018 een mondelinge behandeling plaatsgevonden voor de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. Tijdens deze zitting heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.O. Roosjen, de raadsheren mr. L.T. Wemes, mr. K. Lahuis en mr. J. Dolfing gewraakt. De voorzitter heeft de behandeling van de zaak geschorst en het proces-verbaal van deze zitting is bij de stukken gevoegd. De gewraakte raadsheren hebben niet in de wraking berust en hebben verklaard af te zien van het recht te worden gehoord. Het wrakingsverzoek is vervolgens behandeld door de wrakingskamer, waarbij de gewraakte raadsheren niet aanwezig waren. De wrakingskamer heeft na beraadslaging in raadkamer in het openbaar uitspraak gedaan.

De wrakingskamer heeft het verzoek tijdig en ontvankelijk geacht. De verzoeker heeft aangevoerd dat de beslissing van de meervoudige strafkamer om geen beslissing te geven op zijn onderzoekswensen, onbegrijpelijk is en voortkomt uit vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid is. De aanhouding van de beslissing op de onderzoekswensen is niet zo onbegrijpelijk dat het hof de indruk heeft gewekt vooruit te lopen op het eindoordeel over het bewijs en de schuldvraag van de verzoeker. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd is en heeft het verzoek tot wraking afgewezen.

De beslissing is gegeven door de leden van de wrakingskamer en is in het openbaar uitgesproken op 11 december 2018, met ondertekening op 18 december 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.251.012/01
parketnummer strafzaak: 21-004158-16
beslissing van 11 december 2018
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,
verzoeker in het wrakingsincident,
hierna:
[verzoeker],
advocaat: mr. S.O. Roosjen, kantoorhoudend te Groningen,
strekkende tot wraking van:
mr. L.T. Wemes, mr. K. Lahuis en mr. J. Dolfing,
raadsheren in dit hof, locatie Leeuwarden,
verweerders in het wrakingsincident.

1.Het verloop van de procedure

1.1
In de strafzaak met parketnummer 21-004158-16 heeft op 11 december 2018 een mondelinge behandeling plaatsgevonden voor de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, bestaande uit mr. L.T. Wemes, mr. K. Lahuis en mr. J. Dolfing. Aanwezig waren [verzoeker] , bijgestaan door mr. Roosjen, en het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door advocaat-generaal mr. T.C. Pastoor.
1.2
[verzoeker] heeft tijdens deze mondelinge behandeling mrs. Wemes, Lahuis en Dolfing gewraakt. De voorzitter heeft hierop de behandeling van de zaak geschorst. Het van deze mondelinge behandeling opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken.
1.3
Mrs. Wemes, Lahuis en Dolfing hebben niet in de wraking berust. Zij hebben verklaard af te zien van het recht te worden gehoord.
1.4
Het wrakingsverzoek is ter zitting van 11 december 2018 behandeld door de wrakingskamer. [verzoeker] is bij deze behandeling verschenen, bijgestaan door mr. Roosjen. De gewraakte raadsheren zijn bij deze behandeling niet verschenen. Voorts was aanwezig de advocaat-generaal mr. Pastoor.
en mr. Roosjen hebben het verzoek mondeling toegelicht.
1.5
De wrakingskamer heeft na afloop van de mondelinge behandeling, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1
De wrakingskamer acht het verzoek tijdig ingediend en acht [verzoeker] ook overigens ontvankelijk in zijn verzoek.
2.2
[verzoeker] heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de beslissing van de meervoudige strafkamer om tijdens de mondelinge behandeling niet reeds een beslissing te geven op zijn onderzoekswensen, dermate onbegrijpelijk is dat daar redelijkerwijs geen andere verklaring voor te geven is dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.
2.3
Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder – voor zover hier van belang – recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) hem de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
2.4
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter of bij vrees voor bevooroordeeld zijn van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
2.5
Van een zwaarwegende aanwijzing als hiervoor bedoeld is de wrakingskamer niet gebleken. De vooringenomenheid die [verzoeker] de raadsheren verwijt is volledig gestoeld op de omstandigheid dat zij vooralsnog geen beslissing hebben gegeven op zijn onderzoekswensen en niet op voorhand zijn overgegaan tot de toewijzing daarvan. Hieruit valt naar het oordeel van de wrakingskamer geen enkele vooringenomenheid af te leiden omtrent de schuld of onschuld van [verzoeker] , noch is de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd. De aanhouding van de beslissing op de onderzoekswensen van [verzoeker] tot na de behandeling van het onderzoek ter terechtzitting is ook niet zo onbegrijpelijk, dat het hof de objectieve indruk heeft gewekt vooruitgelopen te zijn op het eindoordeel ten aanzien van het bewijs tegen [verzoeker] en de schuldvraag.
2.6
Op grond van het vorenstaande is de wraking ongegrond. Het verzoek moet worden afgewezen.
De beslissing
Het gerechtshof (wrakingskamer):
wijst het wrakingsverzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.W. Zandbergen, mr. J. Beswerda en mr. H. de Hek, leden van de wrakingskamer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 11 december 2018 en ondertekend op 18 december 2018.