ECLI:NL:GHARL:2018:11152

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
21-003111-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en bedreiging met de dood van ex-partner

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en bedreiging met de dood van zijn ex-partner. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte gedeeltelijk gegrond verklaard. De verdachte was vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft de veroordeling voor mishandeling en bedreiging bevestigd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk toebrengen van letsel aan zijn ex-partner en het bedreigen van haar met de dood. Het hof heeft de straf opgelegd in de vorm van een gevangenisstraf van zes weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is er een vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van €350,- aan immateriële schade. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om aan de Staat een bedrag te betalen ten behoeve van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de advocaat-generaal en de griffier.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003111-18
Uitspraak d.d.: 21 december 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 17 mei 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-145428-17 en 16-653064-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. K.A. Krikke, naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 16-145428-17 onder 3 ten laste gelegde. Hoger beroep tegen deze vrijspraak staat voor verdachte niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 16-145428-17 onder 3 ten laste gelegde.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-145428-17:1:
hij op of omstreeks 26 mei 2017 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2:
hij op of omstreeks 26 mei 2017 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd, met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] een mes te tonen.
Zaak met parketnummer 16-653064-17 (gevoegd):
1:
hij op of omstreeks 29 augustus 2017 te Bunschoten-Spakenburg, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen
- tegen het lichaam heeft gestompt en/of getrapt en/of geslagen en/of
terwijl deze [slachtoffer] op de bank lag,
- haar in het gezicht, althans op het hoofd, heeft gestompt en/of getrapt en/of
- haar keel heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:
hij op of omstreeks 29 augustus 2017 te Bunschoten-Spakenburg, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] meermalen dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3:
hij op of omstreeks 29 augustus 2017 te Bunschoten-Spakenburg, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 1 augustus 2017 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
- zich niet mocht ophouden binnen een straal van 100 meter van de woning gelegen aan de [adres] en/of
- zich moest onthouden van contact met [slachtoffer] ( [geboortedag] -1986).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-145428-17 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Hiertoe overweegt het hof als volgt.
Aangeefster [slachtoffer] heeft op verschillende momenten wisselend verklaard over de vernieling en de mishandeling in haar woning op 26 mei 2017. In de door haar gedane melding via 112 op 26 mei 2017 spreekt aangeefster alleen over het feit dat verdachte in haar woning is terwijl hij hier niet mocht zijn. Aangeefster spreekt niet over de mishandeling of over door verdachte gepleegde vernielingen. Tegenover de wisselende verklaringen van aangeefster staat de stellige en consistente verklaring van verdachte waarin hij ontkent de deur in de woning van aangeefster te hebben vernield en haar te hebben mishandeld.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat niet met de voor een bewezenverklaring vereiste zekerheid vast staat dat verdachte deze feiten heeft begaan. Verdachte moet dan ook van beide feiten worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de mishandeling en de bedreiging van aangeefster op 29 augustus 2017. Hij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is dat verdachte de strafbare feiten heeft gepleegd.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde met parketnummer 16-653064-17 wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Hiertoe overweegt het hof als volgt.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar diverse malen heeft geslagen, gestompt en getrapt terwijl zij op de bank lag. Ook is aangeefster diverse malen door verdachte door elkaar gerammeld en heeft verdachte aangeefster bij de keel gepakt en haar keel met beide handen dichtgeknepen. Hierdoor heeft aangeefster pijn en letsel ondervonden. Daarnaast heeft verdachte aangeefster meerdere keren bedreigd.
Het door aangeefster geschetste geweldsscenario wordt bevestigd door [getuige 1] en [getuige 2] , buurtgenoten van aangeefster. Uit het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] van 29 augustus 2017 volgt dat zij beiden een vrouw hoorde schreeuwen. [getuige 2] hoorde dat zij schreeuwde: ‘Niet doen. Au. Hou op. Je doet me pijn.’ Ook hoorde zij een mannenstem en werden er klappen uitgedeeld.
De verklaring van aangeefster wordt ook bevestigd door de verklaring van getuige [getuige 3] . Hij heeft verklaard dat er beneden in de woning een ruzie ontstond tussen aangeefster en een man waarbij er luid geschreeuwd werd.
Het hof stelt voorts vast dat de verklaring van aangeefster steun vindt in de foto’s van het bij haar geconstateerde letsel gemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , zoals op de zitting besproken. Het hof overweegt dat het op deze foto’s – met name op foto 6 – zichtbare letsel ook beter past bij de verklaring van aangeefster dan bij het gebeuren zoals geschetst door verdachte.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat verdachte aangeefster [slachtoffer] heeft mishandeld en bedreigd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-653064-17 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 16-653064-17 (gevoegd):1:
hij op
of omstreeks29 augustus 2017 te Bunschoten-Spakenburg
, althans in het arrondissement Midden-Nederland,opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen
- tegen het lichaam heeft gestompt en
/ofgetrapt en
/ofgeslagen en
/of
terwijl deze [slachtoffer] op de bank lag,
- haar
in het gezicht, althansop het hoofd heeft gestompt
en/of getrapten
/of
- haar keel heeft dichtgeknepen en
/ofdichtgeknepen gehouden, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden;
2:
hij op
of omstreeks29 augustus 2017 te Bunschoten-Spakenburg
, althans in het arrondissement Midden-Nederland,[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] meermalen dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3:
hij op
of omstreeks29 augustus 2017 te Bunschoten-Spakenburg
, althans in het arrondissement Midden-Nederland,opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 1 augustus 2017 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
- zich niet mocht ophouden binnen een straal van 100 meter van de woning gelegen aan de [adres] en
/of
- zich moest onthouden van contact met [slachtoffer] ( [geboortedag] -1986).
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-653064-17 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 16-653064-17 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in de zaak met parketnummer 16-653064-17 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- de navolgende omstandigheden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging met de dood van zijn voormalige partner. Ook heeft hij gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast door zich te begeven in de woning van aangeefster en daar het contactverbod met haar te schenden. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster en overlast bij haar veroorzaakt.
De bedreigende bewoordingen die verdachte aangeefster heeft toegevoegd hebben gevoelens van angst en onveiligheid bij haar veroorzaakt.
Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij deze feiten in de woning van zijn ex-partner heeft gepleegd, een plek waar zij zich bij uitstek veilig hoort te voelen.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 12 november 2018 volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor deels soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de persoon van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, is het hof van oordeel dat oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek van de al door verdachte in preventieve hechtenis doorgebrachte tijd passend en geboden is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.850,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-653064-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de gevolgen daarvan en rekening houdend met de bedragen die Nederlandse strafrechters in vergelijkbare zaken plegen toe te kennen, acht het hof een bedrag aan immateriële schadevergoeding van € 350,00 billijk. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Het beslag

Onder verdachte is een personenauto, Peugeot, zwart, met kenteken [kenteken] , in beslag genomen. Het hof is van oordeel dat het inbeslaggenomen goed aan verdachte toebehoort en gelast de teruggave hiervan aan verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 184a, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-145428-17 onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan beroep onderhevig en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-145428-17 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-653064-17 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-653064-17 onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-653064-17 onder 1, 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 350,- (driehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-653064-17 onder 1, 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 350,- (driehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 29 augustus 2017.
Gelast de teruggave aan verdachte van een personenauto, Peugeot, zwart, met kenteken [kenteken] .
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. J.W. Rijkers en mr. C.P.J. Scheele, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Bresser, griffier,
en op 21 december 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. C.P.J. Scheele is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 21 december 2018.
Tegenwoordig:
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. J.W.M. Grimbergen, advocaat-generaal,
mr. F.J. Kaat, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.