ECLI:NL:GHARL:2018:11151

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
21-003969-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende mishandeling en wapenbezit in het uitgaansleven met bijzondere voorwaarden voor jeugdreclassering

In deze jeugdzaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van mishandeling en het voorhanden hebben van een mes. De mishandeling vond plaats op 17 december 2017 te Baarn, waar de verdachte een kopstoot gaf aan een slachtoffer. Tevens had hij een inklapbaar vlindermes bij zich, terwijl hij op dat moment nog geen achttien jaar oud was.

Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en kwam tot een andere strafoplegging. De advocaat-generaal had een werkstraf van vijftig uren geëist, waarvan dertig uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden zoals opgelegd door de kinderrechter. Het hof oordeelde dat de verdachte een taakstraf moest krijgen, bestaande uit een werkstraf van vijftig uren, waarvan dertig uren voorwaardelijk, en voegde hieraan een regulier jeugdreclasseringtoezicht toe.

De Raad voor de Kinderbescherming had in een rapport aangegeven dat er zorgen waren over de verdachte op verschillende levensgebieden, maar dat er geen sprake was van een terugkerend probleem van agressie. Het hof hield rekening met de zorgen van de politie en de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming, en besloot tot een straf die passend was voor de aard en ernst van de feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf en jeugddetentie, met de verplichting om mee te werken aan jeugdreclasseringstoezicht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003969-18
Uitspraak d.d.: 21 december 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 11 juli 2018 met parketnummer 16-253728-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van vijftig uren, te vervangen door 25 dagen jeugddetentie, waarvan dertig uren, te vervangen door vijftien dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals opgelegd door de kinderrechter. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. C.W. Dirkzwager, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 17 december 2017 te Baarn [slachtoffer] heeft mishandeld door hem een kopstoot in zijn gezicht te geven;
2:
hij op of omstreeks 17 december 2017 te Baarn, terwijl hij toen de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, te weten een mes, voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op
of omstreeks17 december 2017 te Baarn [slachtoffer] heeft mishandeld door hem een kopstoot in zijn gezicht te geven;
2:
hij op
of omstreeks17 december 2017 te Baarn, terwijl hij toen de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, een wapen van categorie IV, te weten een mes, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een medewerker van een café mishandeld door hem een kopstoot te geven. Tevens had hij een inklapbaar vlindermes bij zich. Dit handelen van verdachte draagt bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid die teweeg worden gebracht door geweld in het uitgaansleven.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 november 2018 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De Raad voor de Kinderbescherming concludeert in het rapport van 29 januari 2018 dat er op diverse levensgebieden zorgen zijn om verdachte en dat het algemeen recidive risico vanuit de politie wordt geschat op ‘hoog’. Het dynamisch risicoprofiel van de Raad komt uit op de grens tussen ‘laag en midden’. De ouders van verdachte hebben een uiterst positief beeld van verdachte en herkennen de zorgen die vanuit de politie worden geuit niet. Gelet op de zorgen op de domeinen school, relaties (vriendenkeuze/omgang met vrienden), attitude, agressie, vaardigheden en het beeld vanuit de politie moet naar het oordeel van de Raad de strafrechtelijke afdoening worden gezocht in begeleiding vanuit de jeugdreclassering. Binnen de begeleiding is het belangrijk dat de ouders hier goed in worden meegenomen. De Raad is van mening dat er geen sprake is van een gedragspatroon waarin agressie een terugkerend probleem is. Er is thans sprake van een eenmalig incident. De Raad acht een intensievere vorm van jeugdreclassering aangewezen en adviseert ITB Criem voor de duur van drie maanden.
Verdachte heeft in het kader van een nieuwe strafzaak een periode in voorlopige hechtenis doorgebracht. Met ingang van 30 november 2018 is deze voorlopige hechtenis geschorst, onder meer onder de voorwaarde dat verdachte in het kader van jeugdreclasseringstoezicht voor de duur van zes maanden meewerkt aan Intensieve Traject Begeleiding (ITB Harde Kern).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een taakstraf, bestaande
uit een werkstraf van voor de duur van vijftig uren waarvan dertig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat daarbij ook de bijzondere voorwaarde van ITB Criem (drie maanden) moet worden opgelegd, conform het vonnis van de kinderrechter. Omdat verdachte reeds in het kader van de schorsing verplicht is mee te werken aan een maatregel die zwaarder, langduriger en intensiever is dan ITB Criem, ziet het hof af van oplegging van ITB Criem. Wel zal het hof aan het voorwaardelijk deel van de werkstraf een regulier jeugdreclasseringtoezicht verbinden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 54 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
30 (dertig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen en afspraken van Samen Veilig Midden Nederland, afdeling jeugdreclassering (maatregel Toezicht en begeleiding).
Geeft deze instelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Aldus gewezen door
mr. K.A.J.M. Wetzels, voorzitter,
mr. M. Barels en mr. M. Keppels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier,
en op 21 december 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 21 december 2018.
Tegenwoordig:
mr. J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr. J.W.M. Grimbergen, advocaat-generaal,
mr. F.J. Kaat, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.