ECLI:NL:GHARL:2018:11150

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
21-003463-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en poging tot zware mishandeling met terbeschikkingstelling en gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor verkrachting en poging tot zware mishandeling. De verdachte is ter zake van deze feiten veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren en een ongemaximeerde terbeschikkingstelling (TBS) met bevel tot verpleging van overheidswege. De verkrachting vond plaats terwijl de verdachte nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling voor verkrachting liep. Het hof heeft de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate toegerekend aan de verdachte, waarbij het hof benadrukt dat TBS met dwangverpleging geen ultimum remedium is, maar een passende maatregel voor de situatie van de verdachte. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en TBS met voorwaarden, maar het hof vernietigde dit vonnis en kwam tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging. De verdachte had de keel van het slachtoffer dichtgedrukt en dit leidde tot een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Het hof oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van € 16.413,64. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf werd afgewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003463-18
Uitspraak d.d.: 21 december 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 7 juni 2018 met parketnummer 18-930278-17 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 21-007651-13, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
thans verblijvende in Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 en 2 meer subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest, en oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling, ongemaximeerd, met bevel tot verpleging van overheidswege. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] wordt toegewezen tot een bedrag van € 16.413,64, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.A.M. Kwakman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht heeft de rechtbank de verdachte wegens verkrachting (feit 1) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. De rechtbank heeft tevens de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 14.413,64, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 12 december 2017 te [plaats] door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , hebbende verdachte
- zijn tong in de mond van die [benadeelde] geduwd/gebracht, althans die [benadeelde] een of meer tongzoenen gegeven, en/of
- zijn penis tegen de anus van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
- de vagina van die [benadeelde] met zijn vinger(s) betast en/of
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheid/feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkheid/feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [benadeelde] bij haar keel/hals heeft vastgegrepen en/of
- de keel/hals van die [benadeelde] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, in ieder geval de zuurstoftoevoer voor die [benadeelde] heeft afgesloten en/of enige tijd afgesloten heeft gehouden en/of
- die [benadeelde] op de vloer heeft gegooid/gewerkt en/of
- op die [benadeelde] is gaan liggen en/of
- die [benadeelde] heeft meegenomen naar een bank en haar daar naar zich toe heeft getrokken en/of
- dreigend tegen die [benadeelde] heeft gezegd: "Dus als jij niet wil gebeurt het ook niet?", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
– die [benadeelde] (opnieuw) op de vloer heeft gegooid/gewerkt en/of
- ( opnieuw) de keel/hals van die [benadeelde] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen, in ieder geval de zuurstoftoevoer voor die [benadeelde] heeft afgesloten en/of enige tijd afgesloten heeft gehouden en/of
- die [benadeelde] (meermalen) aan haar haren heeft getrokken en/of
- dreigend tegen die [benadeelde] heeft gezegd: "Je hebt geen keus, ik sla je in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [benadeelde] heeft bevolen haar broek uit te trekken en/of
- heeft geprobeerd de broek van die [benadeelde] uit te trekken en/of
- dreigend tegen die [benadeelde] heeft gezegd: "Ik heb zin", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- een of meer kledingstukken van die [benadeelde] kapot heeft getrokken en/of
- dreigend tegen die [benadeelde] heeft gezegd: "Ik geef je een keus, ik sla je kapot of je zuigt eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [benadeelde] (gedeeltelijk) van de door haar gedragen kleding heeft ontdaan en/of
- dreigend tegen die [benadeelde] heeft gezegd: "Draai je om", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- dreigend tegen die [benadeelde] heeft gezegd: "Je hebt weer een keus, ik sla je kapot of je draait je nu om", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [benadeelde] heeft omgedraaid en/of (daarbij) dreigend tegen die [benadeelde] heeft gezegd: "Doe je benen wijd of ik steek 'm in je kont", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [benadeelde] voorover heeft geduwd en/of
- ondanks het door die [benadeelde] geboden (verbaal) verzet is doorgegaan met de door hem verrichte handelingen en/of
- in ieder geval gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of psychische overwicht op die [benadeelde] ;
2.
hij op of omstreeks 12 december 2017 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (meermalen) de keel/hals van die [benadeelde] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, in ieder geval de zuurstoftoevoer voor die [benadeelde] heeft afgesloten en/of enige tijd afgesloten heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 12 december 2017 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet (meermalen) de keel/hals van die [benadeelde] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, in ieder geval de zuurstoftoevoer voor die [benadeelde] heeft afgesloten en/of enige tijd afgesloten heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 12 december 2017 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) de keel/hals van die [benadeelde] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, in ieder geval de zuurstoftoevoer voor die [benadeelde] heeft afgesloten en/of enige tijd afgesloten heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof is, evenals de raadsman van verdachte en de advocaat-generaal, van oordeel dat uit onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging is bekomen dat verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging feit 2 meer subsidiair

Door en namens verdachte is betoogd dat hij dient te worden vrijgesproken van het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat het enkele feit dat verdachte de keel van het slachtoffer heeft dichtgeknepen en enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden niet (zonder meer) leidt tot de kwalificatie ‘poging tot zware mishandeling’ en dat het (daarbij) zeer de vraag is of verdachte opzet op het zwaar lichamelijk letsel had, dan wel dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn handelen dit gevolg voor [benadeelde] kon hebben.
De overwegingen van het hof
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte het slachtoffer heeft verkracht en dat hij daarbij gebruik heeft gemaakt van geweld. Verdachte heeft de keel van aangeefster dichtgedrukt en dichtgedrukt gehouden. Aangeefster heeft verklaard:
‘(..) Hij pakte mijn nek beet. Mijn nek zat echt klem tussen zijn boven en onderarm. Hij lag met zijn gewicht op mij. Zijn arm nog steeds om mijn nek. Hij drukte mijn keel dicht. Ik voelde angst. Ik probeerde uit alle macht lucht te krijgen. Ik kreeg geen lucht meer. (..) [verdachte] vroeg: ‘Mag ik dan nu een kusje?’ Ik zei weer nee. Zijn reactie hierop was dat hij mijn keel nog dichter kneep. Hij had nog steeds zijn arm om mijn nek. Ik was in paniek, ik sprak op hoge toon, ik had geen lucht. (..) Het volgende wat ik weet is dat ik weer op de grond lag in de woonkamer met zijn vingers om mijn strot. Vingers en duim om mijn slagaders, dat ik geen bloed en geen lucht kreeg. Ik probeerde in leven te blijven. Het is heel eng, beangstigend wanneer je geen lucht krijgt.’ [1]
In haar aangifte maakt aangeefster tevens melding van enorme napijn aan haar keel bij het slikken en het praten in de dagen na het delict. [2]
Het hof heeft voorts gelet op de Letselrapportage van de GGD te Drenthe, d.d. 19 februari 2018, opgemaakt door H. Snijders, forensisch arts. Uit dit rapport blijkt dat aangeefster op 13 december 2017 is onderzocht door voornoemde arts en dat hij onder andere letsel heeft aangetroffen in haar hals. Snijders verklaart:
‘In de hals zien we meerdere inwerkingen van geweld, terug te vinden als onderhuidse bloeduitstortingen en ontvellingen in de hals en op de kin’. Snijders heeft geconcludeerd dat voornoemd geconstateerd letsel goed past bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Ten slotte heeft het hof gelet op de verklaringen van verdachte zoals afgelegd ten overstaan van de politie, d.d. 13 en 14 december 2017, letterlijk inhoudende: ‘(…)
Ik heb [benadeelde] bij haar keel gegrepen, maar ik weet niet waar, wat en wanneer. V: Hoe deed je dat? A: Volgens mij zo met mijn rechterhand. We zien dat je je hand naar voren steekt met gespreide vingers. Ja, dat klopt en zo heb ik [benadeelde] bij haar keel gegrepen.
V: [benadeelde] zegt hierover dat je haar met je duim en wijsvinger om haar strottenhoofd pakte en dat je daarbij heel hard kneep zodat ze bijna geen lucht meer kreeg. Hoe zit dat? A: Als zij dat zegt, dan zal het zo geweest zijn.
Op grond van het vorenstaande acht het hof bewezen dat verdachte met zijn handen de keel van [benadeelde] met kracht heeft dichtgeknepen en een zekere tijd dichtgeknepen heeft gehouden.
Mede gelet op het door de raadsvrouw op dit punt gevoerde verweer dient het hof vervolgens de vraag te beantwoorden of dergelijk handelen kan worden gekwalificeerd als poging tot zware mishandeling, daarin tevens begrepen de vraag of verdachte – al dan niet voorwaardelijk – opzet op het gevolg heeft gehad.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijke opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Het hof stelt vast dat de verklaringen van verdachte geen inzicht geven in hetgeen ten tijde van de betreffende gedragingen in hem om is gegaan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het met kracht dichtknijpen en dichtgeknepen houden van de keel, indien voortgezet, in zijn algemeenheid leidt tot zuurstoftekort. Dan bestaat de aanmerkelijke kans op blijvende schade aan de hersenen. Dat kan uiteindelijk zelfs de dood ten gevolge hebben. Een van de meest elementaire functies van het menselijk lichaam, de ademhaling, wordt daardoor immers geblokkeerd. De keel bevat het strottenhoofd dat een belangrijke functie heeft in de ademhaling, voedselopname en stem.
Dat de strangulatie sporen in de hals van [benadeelde] heeft achtergelaten is vastgesteld door Snijders, forensisch arts. [benadeelde] heeft verklaard dat haar keel zodanig dichtgeknepen werd gehouden dat zij geen adem kon halen. Zij verklaarde: ‘Ik heb gewoon mijn leven voorbij zien gaan’.
Uit de verklaring van [benadeelde] kan eveneens worden afgeleid dat verdachte net zo lang doorging met het geweld, gericht op onder meer haar keel, als nodig was om tot de door verdachte gewenste seks te komen. Voor verdachte was het geweld aldus een middel om zijn doel te bereiken. Hij ging ermee door totdat het verzet van [benadeelde] gebroken was. Uit niets blijkt van een door verdachte bewust gedoseerde geweldshandeling waarbij hij letsel bij [benadeelde] wenste te voorkomen. In tegendeel, het leek verdachte niets uit te maken wat de gevolgen van zijn handelen zouden zijn zolang hij zijn zin maar kreeg.
Het vorenstaande in aanmerking nemende kan de gedraging van verdachte – te weten het met kracht dichtknijpen en dichtgeknepen houden van de keel van [benadeelde] – naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde] , dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van contra‑indicaties hiervoor is het hof niet gebleken.
Gelet op het vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op 12 december 2017 te [plaats] door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , hebbende verdachte
- zijn tong in de mond van die [benadeelde] geduwd en
- zijn penis tegen de anus van die [benadeelde] geduwd en
- de vagina van die [benadeelde] met zijn vinger(s) betast en
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd,
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- die [benadeelde] bij haar keel/hals heeft vastgegrepen en
- de keel/hals van die [benadeelde] heeft dichtgedrukt en enige tijd dichtgedrukt heeft gehouden, in ieder geval de zuurstoftoevoer voor die [benadeelde] heeft afgesloten en enige tijd afgesloten heeft gehouden en
- die [benadeelde] op de vloer heeft gegooid en
- op die [benadeelde] is gaan liggen en
- die [benadeelde] heeft meegenomen naar een bank en haar daar naar zich toe heeft getrokken en
- dreigend tegen die [benadeelde] heeft gezegd: "Dus als jij niet wil gebeurt het ook niet?" en
- opnieuw de keel/hals van die [benadeelde] heeft dichtgedrukt, in ieder geval de zuurstoftoevoer voor die [benadeelde] heeft afgesloten en enige tijd afgesloten heeft gehouden en
- die [benadeelde] aan haar haren heeft getrokken en
- die [benadeelde] heeft bevolen haar broek uit te trekken en
- heeft geprobeerd de broek van die [benadeelde] uit te trekken en
- een kledingstuk van die [benadeelde] kapot heeft getrokken en
- dreigend tegen die [benadeelde] heeft gezegd: "Ik geef je een keus, ik sla je kapot of je zuigt eraan" en
- die [benadeelde] (gedeeltelijk) van de door haar gedragen kleding heeft ontdaan en
- dreigend tegen die [benadeelde] heeft gezegd: "Draai je om" en
- dreigend tegen die [benadeelde] heeft gezegd: "Je hebt weer een keus, ik sla je kapot of je draait je nu om" en
- dreigend tegen die [benadeelde] heeft gezegd: "Doe je benen wijd of ik steek 'm in je kont" en
- die [benadeelde] voorover heeft geduwd en
- ondanks het door die [benadeelde] geboden (verbaal) verzet is doorgegaan met de door hem verrichte handelingen en
- gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en psychische overwicht op die [benadeelde] ;
2 meer subsidiair:
hij op 12 december 2017 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen de keel/hals van die [benadeelde] heeft dichtgedrukt en enige tijd dichtgedrukt heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op de eendaadse samenloop van:
verkrachting en poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Het dossier bevat een rapportage Pro Justitia van 17 april 2018 uitgebracht door C.J.F. Kemperman, psychiater en een rapportage Pro Justitia van 1 mei 2018 uitgebracht door drs. E.M. van Engers, GZ-psycholoog.
Uit het rapport opgemaakt door Kemperman volgt dat er bij verdachte sprake is van een alcohol- en cannabisgebruikstoornis, gefundeerd op een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Volgens Kemperman was dit toestandsbeeld van verdachte ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en is dit eveneens van invloed geweest op verdachtes handelen. Naar de mening van Kemperman kan gesteld worden dat verdachtes zelfcontrole door de persoonlijkheidsstoornis met agressieregulatieproblemen en een krenkingsgevoeligheid licht verminderd was. Verdachte had hierdoor een licht verminderde controle over woede en agressieve impulsen. Kemperman adviseert om het tenlastegelegde in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Uit het rapport opgemaakt door Van Engers volgt dat verdachte lijdende is aan ziekelijke stoornissen, waaronder hyperseksualiteit, een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken en daarnaast een ADHD met een overwegend hyperactief-impuls beeld. Volgens Van Engers hebben deze stoornissen de mogelijkheid van verdachte om zijn gedragskeuzes in vrijheid te bepalen ten tijde van het ten laste gelegde in belangrijke mate beperkt. Ook Van Engers adviseert om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Gezien de inhoud van de over de persoon van verdachte opgemaakte rapporten en het onderzoek ter terechtzitting rekent het hof verdachte de bewezenverklaarde verminderd toe.
Gelet hierop acht het gerechtshof de verdachte strafbaar, aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 12 december 2017 schuldig gemaakt aan verkrachting van [benadeelde] en aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij haar.
Nadat verdachte en het slachtoffer - die buurtgenoten van elkaar waren - gezamenlijk hun honden hadden uitgelaten en verdachte nog even kort met haar meeging naar de woning om een sigaretje te roken, heeft hij haar in haar eigen woning met geweld en onder bedreiging van geweld verkracht. Tijdens deze verkrachting heeft verdachte de keel van het slachtoffer dichtgedrukt en dichtgedrukt gehouden.
Een ervaring als deze wordt in het algemeen door slachtoffers als zeer ingrijpend ervaren en brengt nadelige psychische gevolgen van lange duur met zich. Dat dit ook voor aangeefster geldt, blijkt uit haar ter zitting van het hof afgelegde indringende verklaring. Aangeefster heeft verklaard dat ze moeite heeft om mensen te vertrouwen, dat ze nog steeds droomt over hetgeen er is voorgevallen, dat ze schrikkerig is en erg in zichzelf is gekeerd.
Door het plegen van deze feiten heeft verdachte de lichamelijke integriteit, gezondheid en bewegingsvrijheid van [benadeelde] ernstig geschonden en daarmee geen enkel respect getoond voor haar gevoelens.
Het hof heeft er bij de strafoplegging rekening mee gehouden dat de feiten in zogenoemde eendaadse samenloop zijn gepleegd en dat het hof verdachte de bewezen verklaarde feiten verminderd toerekent.
Voorts heeft het hof bij het bepalen van de op te leggen straf rekening gehouden met het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 8 november 2018, waaruit blijkt dat verdachte eerder wegens een verkrachting en meerdere gewelds- en vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld. De onderhavige verkrachting heeft verdachte gepleegd in de proeftijd van de straf die de rechter verdachte op 22 oktober 2014 oplegde voor die eerdere verkrachting.
Ook houdt het hof rekening met de eerder genoemde Pro Justitia rapporten van 17 april 2018 en 1 mei 2018, alsook het advies van de Reclassering Nederland van 10 mei 2017.
Alles overwegend is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur een passende en geboden reactie vormt. Het doel van de gevangenisstraf is vergelding, genoegdoening voor het slachtoffer en normstelling voor de samenleving. Het hof zal daarnaast ook gelasten dat aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling wordt opgelegd. Het hof acht het van belang dat met enige spoed een aanvang zal worden gemaakt met de behandeling. Daarom zal het hof een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Het hof zal de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf afwijzen teneinde in de toekomst het door verdachte te volgen traject niet te frustreren.

Oplegging van maatregel

Uit de hiervoor genoemde gedragskundige rapportages volgt dat verdachte lijdende is aan ziekelijke stoornissen, waaronder hyperseksualiteit, een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken en daarnaast een ADHD met een overwegend hyperactief-impuls beeld.
Uit de rapportage van deskundige Van Engers volgt daarnaast, zakelijk weergegeven:
‘Betrokkene is reeds eerder veroordeeld voor een verkrachting. Een detentie van ruim 2 jaar en een voorwaardelijke straf heeft hem niet kunnen behoeden voor recidive tijdens een lopende proeftijd. Er is een lange lijst van strafbare feiten o.a. geweld. De houding tijdens het onderzoek met betrekking tot voorgaande strafbare feiten laat zien dat betrokkene weinig lijdensdruk heeft en zich moeilijk laat aanspreken over onder andere de eerste verkrachting. Gezien de stoornissen ontstaat reeds een klinische indruk dat er een hoog risico bestaat op recidive voor geweld inclusief een zedendelict. (..) Een combinatie van de klinische en gestructureerde taxatie leidt tot een overall inschatting van een hoog risico op recidive van een zedendelict indien betrokkene onbehandeld blijft.
(..) Betrokkene heeft zich nog nauwelijks laten behandelen voor zijn middelgebruik en agressieregulatie. Hij onttrok zich aan een opgelegde behandeling bij de VNN. Detentie kon hem niet behoeden voor recidive. Nu hij binnen de proeftijd met een zelfde zedendelict, verkrachting recidiveert is een verregaande interventie noodzakelijk. Een klinische behandeling gericht op de zedenproblematiek, de denkfouten die hij maakt, de agressieproblemen en de afhankelijkheid van middelen is noodzakelijk. Medicatie kan worden overwogen met betrekking tot de ADHD en wellicht ook ten aanzien van libidoremming (dit ter beoordeling door behandelaren). Pas na een stevig klinisch traject kan na nieuwe risicotaxatie en positieve evaluatie van de behandeling worden gedacht aan dagbehandeling en verder poliklinische behandeling’.
Ook door onderzoeker Kemperman wordt het risico op recidive als hoog ingeschat. Hij overweegt in haar rapport daarnaast, zakelijk weergegeven:
‘(..) Op klinische grond kan men ook een hoog recidiverisico verwachten gelet op betrokkenes voorgeschiedenis en delict carrière waarbij betrokkene gedurende de zijn proeftijd vanwege een eerdere veroordeling voor verkrachting is gerecidiveerd en zijn middelgebruik met een beperkt ziektebesef. Bij eerdere feiten was er regelmatig sprake van middelgebruik, maar betrokkene ziet zelf geen problemen van zijn middelengebruik.
(..) Het recidiverisico zonder verbetering van de psychische gesteldheid zou, wanneer betrokkene op vrije voeten is, conform de risicotaxatie als hoog kunnen worden ingeschat. Er is een verband tussen de persoonlijkheidsstoornis en het ten laste gelegde, de aanwezige psychische stoornis is van duurzame aard en de copingsvaardigheden om agressie impulsen in andere, adequatere, banen te leiden zijn beperkt’.
Uit het door de Reclassering Nederland uitgebrachte advies d.d. 10 mei 2018 volgt eveneens dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
In hoger beroep is door de verdediging aangevoerd dat verdachte thans intrinsiek gemotiveerd is om zijn medewerking te verlenen aan een behandeling zodat naar de mening van de raadsvrouw met oplegging van een TBS met voorwaarden – naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren - kan worden volstaan. De maatschappij is naar het oordeel van de raadsvrouw met oplegging van deze maatregel voldoende beschermd. Een TBS met 'dwangverpleging' acht de raadsvrouw een brug te ver, nu die maatregel dient te worden gezien als ultimum remedium.
In de motivering van de strafoplegging is al overwogen dat het hof in weerwil van de wens van verdachte hem de maatregel tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (verder: TBS) zal opleggen. De volgende overwegingen hebben tot dit oordeel geleid.
Het hof is van oordeel dat aan alle wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel wordt voldaan.
Zoals hiervoor al is vastgesteld is bij verdachte sprake van ziekelijke stoornissen, waaronder hyperseksualiteit, een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken en daarnaast een ADHD met een overwegend hyperactief-impuls beeld. Deze stoornissen bestonden ook ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
Ook is in deze zaak sprake van misdrijven zoals bedoeld in artikel 37a, lid 1, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast is sprake van zodanig recidivegevaar dat die de oplegging van de maatregel eist, in die zin dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege eist.
Het hof heeft hierbij de ernst van de stoornis zoals door de deskundigen hiervoor beschreven in aanmerking genomen en de klinische behandeling en het eventuele medicatiegebruik die benodigd zijn, alsook de eerdere vruchteloze inspanning die is verricht op het gebied van behandeling en begeleiding. Het hof acht het, gezien de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, niet aannemelijk geworden dat verdachte bereid is zijn medewerking te verlenen aan de voorwaarden die gesteld kunnen worden aan een TBS met voorwaarden, zoals een klinische behandeling. Tijdens de onderzoeken naar de persoon van verdachte is gebleken dat verdachte ten aanzien van de feiten weinig openheid van zaken geeft. Hoewel hij de feiten heeft erkend, is hij terughoudend om over de feiten te spreken en raakt hij snel geïrriteerd wanneer hem vragen en/of details uit de aangifte worden voorgehouden. Dit blijkt ook uit het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg, d.d. 24 mei 2018. Verdachte beriep zich meteen op zijn zwijgrecht toen de voorzitter de aangifte met hem wilde doornemen. Ook heeft verdachte geen duidelijke verklaring kunnen geven waarom hij zich eerder heeft onttrokken aan de behandeling bij VNN die hem was opgelegd. Verdachte heeft enkel verklaard dat hij destijds een baan had en de behandeling niet te combineren was.
Nu de deskundigen het recidiverisico als hoog inschatten, verdachte gedurende de proeftijd van de straf voor een eerdere verkrachting heeft gerecidiveerd en het hof de intrinsieke motivatie van verdachte niet aannemelijk acht, is het hof van oordeel dat een behandeling in een minder hoog veiligheidsniveau dan de TBS met verpleging van overheidswege niet aan de orde is.
Deze maatregel zal het hof dan ook naast eerdergenoemde gevangenisstraf aan verdachte opleggen.
Het hof benadrukt dat de door verdediging geponeerde stelling dat de oplegging van TBS met verpleging van overheidswege een ‘ultimum remedium’ is, niet uit de wet volgt. Voor de vraag of TBS moet worden opgelegd dient te worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de wettelijke eisen in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht. Voor de vraag of een bevel moet worden gegeven dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd dient te worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de wettelijke eisen in artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht. Het gaat daarbij om het opleggen van de meest passende maatregel voor de specifieke situatie. Overwogen moet worden of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen die verpleging eist.
De wet eist niet dat de rechter eerst een minder ingrijpende straf of maatregel moet opleggen dan wel een vrijwillig of minder ingrijpend behandeltraject moet laten volgen alvorens hij de maatregel TBS met bevel tot verpleging van overheidswege oplegt. Voor deze verdachte geldt dat het elimineren van de risico’s op herhaling naar het oordeel van het hof niet anders kan plaatsvinden dan binnen het kader van de TBS met bevel tot verpleging van overheidswege. [3]
Tot slot stelt het hof vast dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit heeft gelet op artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht als gevolg dat deze maatregel niet gemaximeerd is en derhalve een periode van vier jaar te boven kan gaan.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 26.413,64. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 14.413,64. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, te weten € 6.413,64 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te Arnhem van 5 november 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, parketnummer 21-007651-13. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38e, 45, 55, 242 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 16.413,64 (zestienduizend vierhonderddertien euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 6.413,64 (zesduizend vierhonderddertien euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 16.413,64 (zestienduizend vierhonderddertien euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 6.413,64 (zesduizend vierhonderddertien euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 12 december 2017.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Nederland van 2 mei 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem van 5 november 2014, parketnummer 21-007651-13, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden.
Aldus gewezen door
mr. H.L. Stuiver, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. L.J. Hofstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier, en op 21 december 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
H. Pool is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Pagina 40 van het dossier.
2.Pagina 36 van het dossier.
3.Zie ook