ECLI:NL:GHARL:2018:11091

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
21-005926-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en TBS met bevel verpleging voor woningoverval met verkrachting en poging tot diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1985 en thans verblijvende in de PI Vught, is veroordeeld voor een reeks ernstige misdrijven, waaronder een woningoverval met verkrachting en poging tot diefstal met geweld. De feiten vonden plaats in november 2016, waarbij de verdachte met geweld de woning van een bejaarde vrouw binnendrong, haar op gruwelijke wijze verkracht en waardevolle goederen heeft gestolen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen en diefstal van mobiele telefoons van andere slachtoffers. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en een matig ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis, wat van invloed is geweest op zijn gedrag ten tijde van de feiten. De maatregel van TBS is opgelegd om de veiligheid van de samenleving te waarborgen en om de verdachte te behandelen voor zijn psychische aandoeningen. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding van € 8.750,- voor immateriële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005926-17
Uitspraak d.d.: 20 december 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 25 oktober 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-707473-16 en 16-659364-17, 16-659852-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
thans verblijvende in de PI Vught, afdeling PPC te Vught.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 april 2018 en 6 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis in eerste aanleg, met uitzondering van de bewezenverklaring van het onder parketnummer 16-707473-16 onder 1, vijfde gedachtestreepje beschreven gedraging. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.I. Bloch, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij het bovengenoemde vonnis is verdachte ter zake het onder parketnummer 16-707473-16 onder 1, 2 en 3, het onder parketnummer 16-659364-17 en het onder parketnummer 16-659852-17 onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd. Tot slot is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 8.750,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor hetgeen meer is gevorderd is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-707473-16:
1:hij op of omstreeks 15 november 2016 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een tas met als inhoud o.a. een portemonnee en/of één of meer geldbedrag(en) en/of een (geld)kistje en/of één of meer ketting(en) en/of een telefoontoestel en/of één of meer tablet(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- openduwen van de voordeur van de woning van voornoemde [benadeelde] en/of
- duwen van voornoemde [benadeelde] , ten gevolge waarvan [benadeelde] ten val kwam en/of
- eenmaal of meermalen met een paraplu en/of een stok slaan en/of stompen in/op het gezicht, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde] en/of
- naar beneden trekken en/of duwen van de broek en/of ondergoed van voornoemde [benadeelde] en/of
- duwen en/of steken van het handvat van een paraplu in de anus van voornoemde [benadeelde] en/of
- brengen en/of voorhouden van een jas in de richting van en/of over het hoofd van voornoemde [benadeelde] ;
2 primair:hij op of omstreeks 15 november 2016 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid, [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte,
- een paraplu in de anus van voornoemde [benadeelde] , gestoken en/of geduwd, waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkheid hierin bestond dat hij, verdachte,
- de voordeur van de woning van die [benadeelde] heeft opengeduwd, en/of
- voornoemde [benadeelde] heeft geduwd, ten gevolge waarvan [benadeelde] ten val kwam en/of
- eenmaal of meermalen met een paraplu en/of een stok heeft geslagen en/of gestompt in/op het gezicht, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde] en/of
- de broek en/of het ondergoed van die [benadeelde] naar beneden heeft getrokken en/of geduwd, en/of
- een jas in de richting van en/of over het hoofd van voornoemde [benadeelde] heeft gebracht en/of voorgehouden;
3:(gevoegde zaak 16/660646-16)
hij op of omstreeks 02 november 2016 te [plaats 2] , althans in Nederland, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft/is hij, verdachte,
- (onverhoeds) voor die [slachtoffer 1] gaan staan en/of die [slachtoffer 1] de doorgang belemmerd, en/of - (vervolgens) die [slachtoffer 1] (bij de arm) vastgepakt en/of vastgehouden, en/of
- onverhoeds (in) de borst(en) van die [slachtoffer 1] geknepen en/of betast;
Zaak met parketnummer 16-659364-17 (gevoegd):
1:hij op of omstreeks 15 november 2016 te [plaats 1] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, op de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een mobiele telefoon, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, naar voornoemde [slachtoffer 2] is toegegaan, waarna hij, verdachte,
- voornoemde [slachtoffer 2] is gevolgd en/of (daarbij) met voornoemde [slachtoffer 2] gelijk op is gelopen en/of stopte met lopen op het moment dat voornoemde [slachtoffer 2] ook stopte met lopen en/of
- (vervolgens) achter voornoemde [slachtoffer 2] aan is gerend en/of
- (vervolgens) zei: "Give me your handy" en/of woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (daarbij) de pols en/of de hand, in elk geval het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] , vast heeft gepakt;
Zaak met parketnummer 16-659852-17 (gevoegd):
1:hij op of omstreeks 18 november 2016 in de gemeente [gemeente] ,, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassa (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2 primair:hij op of omstreeks 18 november 2016 te in de gemeente [gemeente] , een goed te weten een lederen etui en/of twee creditkaarten en/of een bankpas en/of een museumkaart en/of een zwarte tas en/of sleutels en/of twee telefoonopladers en/of twee doosjes met visitekaartjes en/of een stadspas heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2 subsidiair:hij op of omstreeks 17 november 2016 te [plaats 2] , met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud (o.a. OV-kaarten, museumjaarkaart, creditcard(s), telefoonopladers, stadspas, visitekaartjes) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak parketnummer 16-659852-17 onder 2 primair ten laste gelegde

Net als de rechtbank acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 2 primair ten laste gelegde opzetheling heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Overweging met betrekking tot het bewijs parketnummer 16-707473-16 feit 1

Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de gedraging beschreven onder het vijfde gedachte streepje geen handeling is geweest die is gepleegd met het oogmerk om de onder 1 ten laste gelegde diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, zodat verdachte van dat onderdeel dient te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-707473-16 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 16-659364-17 en in de zaak met parketnummer 16-659852-17 onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 16-707473-16:
1:hij op 15 november 2016 te [plaats 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een tas met als inhoud o.a. een portemonnee en geldbedragen en een geldkistje en één of meer kettingen en een telefoontoestel en tablets toebehorende aan [benadeelde] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- openduwen van de voordeur van de woning van voornoemde [benadeelde] en
- duwen van voornoemde [benadeelde] , ten gevolge waarvan [benadeelde] ten val kwam en
- eenmaal of meermalen met een paraplu of een stok slaan en stompen in/op het gezicht van voornoemde [benadeelde] en
- naar beneden trekken en van de broek en ondergoed van voornoemde [benadeelde] en
- brengen van een jas in de richting van en over het hoofd van voornoemde [benadeelde] ;
2:hij op 15 november 2016 te [plaats 1] , door geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte,
- een paraplu in de anus van voornoemde [benadeelde] , gestoken en geduwd,

waarbij dat geweld hierin bestond dat hij, verdachte,

- de voordeur van de woning van die [benadeelde] heeft opengeduwd, en
- voornoemde [benadeelde] heeft geduwd, ten gevolge waarvan [benadeelde] ten val kwam en
- eenmaal of meermalen met een paraplu of een stok heeft geslagen en gestompt in/op het gezicht van voornoemde [benadeelde] en
- de broek en het ondergoed van die [benadeelde] naar beneden heeft getrokken, en
- een jas in de richting van het hoofd van voornoemde [benadeelde] heeft gebracht;
3:(gevoegde zaak 16/660646-16)
hij op 02 november 2016 te [plaats 2] , door geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft/is hij, verdachte,
- (onverhoeds) voor die [slachtoffer 1] gaan staan en die [slachtoffer 1] de doorgang belemmerd, en
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] (bij de arm) vastgepakt en vastgehouden, en
- onverhoeds (in) de borst(en) van die [slachtoffer 1] geknepen en betast.
Zaak met parketnummer 16-659364-17 (gevoegd):1:hij op 15 november 2016 te [plaats 1] , op de [straat] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, naar voornoemde [slachtoffer 2] is toegegaan, waarna hij, verdachte,
- voornoemde [slachtoffer 2] is gevolgd en (daarbij) met voornoemde [slachtoffer 2] gelijk op is gelopen en stopte met lopen op het moment dat voornoemde [slachtoffer 2] ook stopte met lopen en
- (vervolgens) achter voornoemde [slachtoffer 2] aan is gerend en
- (vervolgens) zei: "Give me your handy" en/of woorden van gelijke aard en/of strekking en - daarbij de pols en/of de hand van voornoemde [slachtoffer 2] , vast heeft gepakt.Zaak met parketnummer 16-659852-17 (gevoegd):
1:hij op 18 november 2016 in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassa (met inhoud), toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
2 subsidiair:hij op 17 november 2016 te [plaats 2] , met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen een tas met inhoud (o.a. OV-kaarten, museumjaarkaart, creditcard(s), telefoonopladers, stadspas, visitekaartjes) toebehorende aan [slachtoffer 4] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-707473-16 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het in de zaak met parketnummer 16-707473-16 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
verkrachting.
Het in de zaak met parketnummer 16-707473-16 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het in de zaak met parketnummer 16-659364-17 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het in de zaak met parketnummer 16-659852-17 onder 1 en onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert - telkens - op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

In het kader van de verdenking van de onder parketnummer 16-707473-16 ten laste gelegde feiten is er onderzoek verricht naar de geestvermogen van verdachte.
Het dossier bevat een rapportage Pro Justitia van 16 januari 2017 uitgebracht door J.C. Laheij, psychiater en een rapportage Pro Justitia van 13 januari 2017 uitgebracht door M.G.H. van Willigenburg, klinisch-psycholoog. Bij het psychiatrisch onderzoek heeft verdachte zijn medewerking geweigerd en bij het psychologisch onderzoek was verdachte in het eerste gesprek tegenstijdig over zijn medewerking aan het onderzoek en bij het tweede gesprek was verdachte niet onderzoekbaar door de aanwezigheid van een manisch-psychotisch toestandsbeeld. Geadviseerd is om verdachte nader te laten onderzoek in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC).
Verdachte is van 27 april 2017 tot 8 juni 2017 opgenomen geweest in het PBC. Door M. van Berkel, psychiater, en P.G. Smits, klinisch psycholoog, is op 18 augustus 2017 een rapportage opgesteld. Ter zitting in hoger beroep heeft deskundige Smits het rapport toegelicht. Uit het rapport blijkt dat verdachte gedurende de opname in het PBC een psychotisch beeld toont met zowel positieve symptomen (wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak) en negatieve symptomen (vervlakking van affect, gedachtearmoede, gebrek aan initiatief, sociaal terugtrekken). Door onderzoekers wordt vastgesteld dat bij verdachte sprake is van de ziekte schizofrenie. Daarnaast is er sprake van verslaving aan zowel alcohol en cannabis. In de periode van de ten laste gelegde feiten was er sprake van zowel psychotische symptomen als verslaving aan alcohol en cannabis. Concluderend wordt geadviseerd dat de psychotische symptomen een zeer grote invloed hebben gehad op het gedrag van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om verdachte tenminste als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het hof kan zich verenigen met de bevindingen van de deskundigen, zoals die hiervoor over verdachtes geestesvermogens zijn weergegeven.
Gelet hierop oordeelt het hof dat bij verdachte sprake schizofrenie en een matig ernstige stoornis in het gebruik van zowel alcohol als cannabis. Deze stoornissen zijn van invloed geweest op het handelen van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Op grond van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Naar het oordeel van het hof geldt dit ook voor de bewezen verklaarde feiten die niet bij het onderzoek zijn betrokken, gelet op het gegeven dat alle feiten in dezelfde periode zijn gepleegd. Verdachte is dan ook een strafbare dader.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in november 2016 schuldig gemaakt aan een reeks ernstige misdrijven. Begin november heeft verdachte in [plaats 2] een meisje van 15 jaar aangerand. Hij heeft daarmee de lichamelijke integriteit van dat meisje geschonden. Uit het dossier is af te leiden dat verdachte het slachtoffer hevige schrik heeft toegebracht. Het hof rekent dat verdachte aan.
Bijna twee weken later, op 15 november 2016, is verdachte met veel geweld de woning van een bejaarde vrouw binnengedrongen, heeft haar hierbij op de grond laten vallen en laten liggen en heeft deze weerloze vrouw, die niet meer in staat was zelfstandig overeind te komen en zich te verweren, op gruwelijke wijze verkracht. Verdachte heeft haar tevens geslagen toen zij op de grond lag en heeft haar huis vervolgens doorzocht en waardevolle goederen uit de woning gestolen. Het hoeft geen betoog dat dergelijke feiten een enorme impact hebben op het slachtoffer en haar naasten. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting van het hof door de dochter van het slachtoffer is afgelegd blijkt ook dat het slachtoffer lichamelijk, maar bovenal psychisch leed heeft ondervonden van hetgeen verdachte haar heeft aangedaan. De hoogbejaarde vrouw die, voordat haar dit overkwam, in staat was zelfstandig te wonen en boodschappen te doen, durfde niet meer alleen in huis te zijn, durfde niet meer de deur open te doen en durfde niet meer naar buiten. Haar vrijheid en zorgeloze oude dag is door verdachte weggenomen.
Diezelfde dag heeft verdachte geprobeerd door geweld dan wel bedreiging met geweld een vrouw te beroven van haar mobiele telefoon. Daarnaast heeft verdachte zich op 17 en 18 november 2016 nog schuldig gemaakt aan twee diefstallen. Verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de slachtoffers maar ook heeft verdachte geen respect getoond voor het eigendom van de slachtoffers. Bovendien nemen als gevolg van voornoemde delicten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe.
Het hof heeft gelet op het verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 november 2018 waaruit blijkt dat verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten niet eerder onherroepelijk is veroordeeld in Nederland.
De aard en de ernst van de feiten in samenhang bezien ook tegen de achtergrond van de persoonlijke omstandigheden, rechtvaardigen naar het oordeel van het hof de oplegging van een aanzienlijke vrijheidsstraf. Overeenkomstig het vonnis van de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren passend en geboden.
Hierbij heeft het hof ook rekening houden met het feit dat de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend, zoals hiervoor al is overwogen. Het hof heeft daarnaast bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf ook acht geslagen op het feit dat het hof de maatregel van terbeschikkingstelling (verder: TBS) zal opleggen zoals hieronder wordt overwogen.

Oplegging van maatregel

Uit de hiervoor genoemde gedragskundige rapportages volgt dat verdachte de ziekte schizofrenie heeft en een matig ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis.
Uit de rapportage van het PBC volgt daarnaast, zakelijk weergegeven:
Verdachte heeft goed mee gewerkt aan het onderzoek en heeft toestemming gegeven voor het opvragen van informatie. Hierdoor is veel informatie beschikbaar gekomen. Echter, het onderzoek heeft ook zijn beperkingen gehad, doordat er sprake is van ernstige psychiatrische symptomen en verdachte niet goed in staat is geweest om alle vragen goed te kunnen beantwoorden. Uit het onderzoek is gebleken dat verdachte vanaf zijn zeventiende levensjaar bekend is met recidiverende psychotische symptomen. Hij is meerdere keren psychotisch geweest waarvoor hij veelvuldig opgenomen is geweest in diverse klinieken. Er is sprake van disfunctioneren op vrijwel alle levensgebieden, hetgeen nauw samenhangt met de psychotische symptomen. Gebleken is dat verdachte erg gevoelig is voor psychotische decompensaties. Door een zeer beperkt ziekte-inzicht is verdachte regelmatig geneigd om te stoppen met de voorgeschreven medicatie. Dit geeft gemakkelijk aanleiding tot ontwikkeling van psychotische symptomen. Er is een duidelijke relatie met gebruik van alcohol en cannabis. Wanneer verdachte minder stabiel functioneert neemt de zucht naar alcohol en cannabis toe. Het zeer beperkt ziekte-inzicht bij verdachte, het feit dat psychotische symptomen de impulscontrole doorgaans verslechtert, het feit dat verdachte tijdens psychotische decompensaties maar een zeer beperkt zicht heeft op oorzaken en gevolgen in zijn functioneren maken dat verdachte nog kwetsbaarder wordt en zichzelf kan verliezen in gebruik van deze middelen tijdens psychotische episodes.
Uit het onderzoek is gebleken dat verdachte zich enkele maanden voor de bewezenverklaarde feiten (september 2016) heeft onttrokken aan zijn behandeling in Duitsland. Zijn behandelaar heeft beschreven dat er sprake was van een toename van symptomen van de ziekte schizofrenie en tekenen van verslaving. Vanaf september 2016 is verdachte zowel in Duitsland als in Nederland meerdere keren aangehouden. Verdachte gaf herhaaldelijk aan dat hij stemmen hoorde. Ook is gebleken dat verdachte binnen detentie vanwege psychiatrische symptomen overgeplaatst moest worden naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC).
Ten aanzien van klinische inschatting op recidive wordt gesteld dat dit sterk samenhangt met de aanwezigheid van psychotische symptomen. Wanneer deze symptomen aanwezig zijn wordt ingeschat dat er een groot risico is dat er herhaling kan plaatsvinden. Verdachte is geneigd om zich tijdens deze psychotische episodes te onttrekken aan behandeling en te gaan zwerven, waardoor dit risico verder wordt verhoogd. Het gebrek aan inzicht is een symptoom van de ziekte schizofrenie waardoor het onttrekken aan behandeling hem niet is aan te rekenen. Er is een aanzienlijk risico dat verdachte, ondanks behandeling, in de toekomst zal recidiveren in soortgelijk gedrag. Om het recidiverisico te beperken is het noodzakelijk dat verdachte in eerste instantie klinisch wordt behandeld en dat hij goed wordt ingesteld op anti psychotische medicatie. Verder is het van belang om via psychotherapeutische interventies het inzicht bij verdachte in zijn ziektebeeld te verbeteren waardoor hij zich meer bewust is van risico's op terugkeer van psychotische episodes. Verdachte zal geresocialiseerd moeten worden in de richting van een ambulante woonvoorziening waar voldoende begeleiding aanwezig is om toe te zien op de behandeling. Tot slot wordt geadviseerd om een crisis signaleringsplan te maken.
Het rapport is met verdachte besproken.
Ter zitting in hoger beroep van 6 december 2018 heeft de deskundige Smits een toelichting gegeven op het PBC rapport, waarbij hij zijn bevindingen heeft bevestigd en verduidelijkt. In het bijzonder heeft de deskundige gemotiveerd aangegeven dat een TBS met voorwaarden een optie is voor verdachte, waarbij de overgangsfase van een klinische setting waarmee moet worden aangevangen, naar een woonbegeleidingssituatie een spannende zal zijn. Daarbij is niet te voorspellen hoe dit zal gaan, een intensieve begeleiding en toezicht op medicatie inname is daarbij ook dan essentieel. De deskundige geeft voorts aan dat gemiddeld een jaar nodig is om patiënten met psychotische kwetsbaarheid goed in te stellen op medicatie, maar dat uit hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard (aanvankelijk gebruik van clozapine, inmiddels gebruik van een ander anti psychoticum) niet volgt dat er inmiddels sprake is van een stabiel toestandsbeeld bij verdachte.
Uit het door de Reclassering Nederland uitgebrachte Reclasseringsadvies d.d. 3 oktober 2017 volgt dat in het verleden is gebleken dat verdachte moeite heeft zich tijdens de aan hem verleende vrijheden te blijven conformeren aan de voorwaarden, aanwijzingen en afspraken, zoals medicamenteuze behandeling én het onthouden van alcohol en drugs. Getracht dient te worden om door middel van psycho-educatie het ziektebesef- en inzicht te vergroten en om de intrinsieke motivatie van verdachte te vergroten om zich te blijven houden aan de voorwaarden. Als de psychische conditie is gestabiliseerd wordt de kans op recidive- en gevarenrisico dermate verminderd dat deze verantwoord laag zijn, aldus de reclassering. Voorts schrijft de reclassering dat verdachte weliswaar beschikt over enig ziektebesef- en inzicht maar deze is onvoldoende om verdachte te motiveren tot een klinische behandeling. Desondanks schat de reclassering in dat met klinische behandeling in een forensisch gesloten setting het risicomanagement hanteerbaar is. Geadviseerd wordt om verdachte in aanmerking te laten komen voor TBS met voorwaarden, mits hij zich wil conformeren aan de in het rapport genoemde bijzondere voorwaarden.
In hoger beroep is door de verdediging aangevoerd dat een TBS met verpleging van overheidswege in deze zaak niet op zijn plaats is. Overeenkomstig het advies van de deskundigen kan worden volstaan met het opleggen van TBS met voorwaarden.
In de motivering van de strafoplegging is al overwogen dat aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling zal worden opgelegd. De volgende overwegingen hebben tot dit oordeel geleid.
Zoals hiervoor al is vastgesteld is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis, te weten schizofrenie en een matig ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis. Deze stoornissen bestonden ook ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
Ook is in deze zaak sprake van misdrijven zoals bedoeld in artikel 37a, lid 1, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast is sprake van zodanig recidivegevaar dat die de oplegging van de maatregel eist, in die zin dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege eist. Het hof heeft hierbij onder meer in aanmerkingen genomen de ernst van de stoornis zoals door de deskundigen hiervoor beschreven. Vanaf zijn zeventiende levensjaar staat het leven van verdachte in het teken van opnames, met een korte periode van stabilisatie en vervolgens een terugval. Zoals ook door de deskundigen is beschreven en zoals het verleden van verdachte heeft uitgewezen gaat het fout als verdachte zijn medicatie niet meer neemt. Hij grijpt dan naar drugs waardoor hij terugvalt in psychotische episodes. Ook in 2016, ten tijde van de bewezenverklaarde feiten, heeft een dergelijke terugval zich voorgedaan. Verdachte heeft in 2016 eerst veelvuldig contact gehad met politie en justitie, het laatste contact is ter zake een zeer ernstig en kwalijk delict. Het hof stelt vast dat de delicten steeds ernstiger werden. Daarbij waren met name de laatste delicten oninvoelbaar en wordt verdachte in bepaalde periodes gedreven door een seksuele component. In het PBC rapport wordt beschreven dat ongeveer een jaar nodig is om verdachte te stabiliseren. Inmiddels zijn er twee jaar verstreken en ter terechtzitting van het hof is gebleken dat verdachte niet vrij is van ziekteverschijnselen. De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat verdachte in Vught de nodig ups en downs heeft gekend en dat het eigenlijk sinds vier weken stabiel lijkt te zijn. Er is naar het oordeel van het hof geenszins sprake van een stabiele situatie. Evenmin is duidelijk dat, zoals in het kader van TBS met voorwaarden aan de orde zal zijn, de overgang van een klinische setting naar een woonbegeleidingssetting zonder problemen zal verlopen, waarbij het gebrek aan ziekte-inzicht bij verdachte een grote rol speelt. Ook eerder is gebleken dat na opnames verdachte terugvalt in psychoses en middelengebruik.
Gelet op het bovenstaande brengen de aard en de ernst van de problematiek van verdachte mee dat langdurige behandeling evident noodzakelijk is ter voorkoming van recidive en ter maximale beveiliging van de samenleving tegen dergelijke recidive. Dit alles maakt dat een behandeling in een andere setting dan de TBS met verpleging van overheidswege naar het oordeel van het hof niet tot de mogelijkheden hoort. Deze maatregel zal dan ook - zoals ook is geëist door de advocaat-generaal - naast eerdergenoemde gevangenisstraf aan verdachte opgelegd worden.
Voorwaardelijk verzoek.
De verdediging heeft verzocht om completering van het dossier van stukken met betrekking tot de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van een TBS met voorwaarden in Duitsland in die zin dat die informatie afkomstig dient te zijn van de officiële met de executie belaste instantie: het Duitse openbaar ministerie en dat de informatie van de Duitse reclassering niet voldoet.
Het hof is – zoals bovenoverwogen - van oordeel dat oplegging van een TBS met voorwaarden niet aan de orde is. Het hof is van oordeel dat een bevel verpleging noodzakelijk is. Daarmee zijn de door de raadsman gevraagde stukken – die zien op de tenuitvoerlegging van een TBS met voorwaarden - niet relevant voor de beoordeling in de zaak. De noodzaak tot voeging van die stukken acht het hof niet aanwezig. Het verzoek wordt afgewezen.
Ultimum remedium
Het hof benadrukt dat de door de verdediging geponeerde stelling dat de oplegging van TBS met verpleging van overheidswege een ‘ultimum remedium’ is, niet uit de wet volgt. Voor de vraag of TBS moet worden opgelegd dient te worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de wettelijke eisen in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht. Voor de vraag of een bevel moet worden gegeven dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd dient te worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de wettelijke eisen in artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht. Het gaat daarbij om het opleggen van de meest passende maatregel in de specifieke situatie. Overwogen moet worden of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen die verpleging eist. De wet eist niet dat eerst een minder ingrijpende sanctie (straf of maatregel) moet worden opgelegd dan wel een vrijwillig of minder ingrijpend behandel traject moet worden gevolgd alvorens de maatregel TBS met bevel tot verpleging van overheidswege kan worden opgelegd. Voor deze verdachte geldt dat het elimineren van de risico’s op herhaling niet anders kan plaatsvinden dan binnen het kader van de TBS met verpleging van overheidswege.
Tot slot stelt het hof vast dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit heeft gelet op artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht als gevolg dat deze maatregel niet gemaximeerd is en derhalve een periode van vier jaar te boven kan gaan.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering bedraagt € 11.000,-, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 8.750,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en haar vordering verlaagd tot het door de rechtbank toegewezen bedrag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-707473-16 onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Net als de rechtbank zal het hof ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel de vervangende hechtenis vaststellen op 1 (één) dag.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 63, 242, 246, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-659852-17 onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-707473-16 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 16-659364-17 en in de zaak met parketnummer 16-659852-17 onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-707473-16 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 16-659364-17 en in de zaak met parketnummer 16-659852-17 onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-707473-16 onder 1, 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 8.750,00 (achtduizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-707473-16 onder 1, 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 8.750,00 (achtduizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 15 november 2016.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. A. van Holten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Dörholt, griffier,
en op 20 december 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.