2.11Zoals uit het rapport blijkt heeft de deskundige een aantal vragen van partijen ter beantwoording doorgeleid naar het hof. Daarnaast is er een aantal punten van kritiek door partijen aangevoerd, die het hof met partijen en de deskundige wil bespreken. Ten slotte is het hof een enkel punt zelf opgevallen, waarover het graag duidelijkheid zou wensen. Het gaat om de volgende punten, waarbij het hof op sommige punten alvast aangeeft wat zijn voorlopig oordeel daarover is.
Met betrekking tot beide complexen
1. Woonzorg heeft de kale huur opgegeven, omdat de huur voor bijv. inventaris en de keuken tussen partijen geen problemen zou geven (nr. 3.2.4 AMnD). Het lijkt erop dat de deskundige blijkens zijn uitleg van het rekenmodel op p. 25 van het rapport alle opbrengsten in het model heeft willen opnemen. Woonzorg heeft kennelijk wel de leningen van BNG en ABP opgevoerd, die als het hof het goed heeft begrepen, waren verstrekt voor zaken als inventaris en de keukeninrichting. De vraag is of Woonzorg op dit punt consequent is geweest.
2. Daarmee hangen samen het mogelijke misverstand over de huuropbrengsten, met name over de jaren 2013-2015 (nr. 21 MnD) en het geschil over de keuze van de deskundige voor de cijfers van Woonzorg en niet die van Vilente. Voorshands oordeelt het hof dat de keuze van de deskundige voor de cijfers uit de administratie van Woonzorg die zijn beoordeeld door een accountant, boven die van Vilente die voor een deel door extrapolatie zijn vastgesteld, aanvaardbaar is.
3. Debat is er over de instandhoudingslasten. Vilente maakt bezwaar tegen de door Woonzorg opgevoerde genormeerde instandhoudingslasten (nr. 31 MnD). Woonzorg heeft daarop gereageerd dat deze lasten niet op complexniveau werden bijgehouden en dat zij deze aan Heidestein en de Klinkenberg heeft toegerekend op basis van het totaal aan instandhoudingslasten dat zij jaarlijks droeg. Volgens haar was dat hoger dan de genormeerde kosten, zodat zij deze kostenpost naar beneden heeft bijgesteld tot de genormeerde kosten. Daarmee is de deskundige akkoord gegaan (nr. 3.3.4 AMnD). Als deze stelling van Woonzorg juist is, acht het hof de werkwijze van de deskundige - in wezen een schatting van niet meer te achterhalen uitgaven - voorshands correct.
4. Volgens Woonzorg heeft de deskundige geen rekening gehouden met de financiering uit eigen middelen van beide complexen (nrs. 4.3.2 en 4.7.6 AMnD). In dat verband heeft Woonzorg enkele specifieke punten van kritiek over de door de deskundige ingevoerde cijfers (nrs. 4.3.11 en 4.3.15 AMnD).
Met betrekking tot Heidestein
5 Woonzorg verwijst naar rechtsoverweging 2.3 van het tussenarrest van 12 juli 2016, waarin het hof heeft vermeld dat een relevant gezichtspunt is in hoeverre Vilente in staat zou zijn de nieuw overeengekomen huur aan haar bewoners door te berekenen (nr. 4.4.1 AMnD). Zij voert aan dat Vilente tot en met 2011 de volledige huisvestingskosten kon declareren onder de Algemene wet bijzondere ziektekosten (nr. 4.4.2) en dat over de periode daarna de vergoedingen in het algemeen nog steeds voldoende waren om de huisvestingslasten te dragen. Dit is een relevant gezichtspunt dat meegewogen moet worden bij de vraag hoe een eventueel ontstane buffer in de huuropbrengsten van Heidestein moet worden verdeeld. Het is echter niet het enige gezichtspunt. Als Woonzorg door het voortzetten van de huurovereenkomst na 1994 meer huur heeft ontvangen dan redelijkerwijs nodig was om de totale kosten, gemoeid met beide complexen, te voldoen, zou er voorshands aanleiding bestaan zo’n buffer tussen partijen bij helfte te verdelen.
6. Woonzorg verwijt de deskundige dat hij geen onderzoek naar vergelijkbare transacties heeft gedaan (nr. 4.4.8 AMnD). Ter comparitie zal aan de orde komen of de deskundige gevallen heeft gevonden, waarin in 1995 daadwerkelijk heronderhandelingen over de huurovereenkomst hebben plaatsgevonden.
Met betrekking tot de Klinkenberg
7. Volgens Woonzorg heeft de deskundige geen rekening gehouden met de kosten die zij voor de Klinkenberg na 26 juni 2013 heeft moeten maken (nr. 4.7.10 AMnD). Het hof oordeelt voorshands dat deze kosten inderdaad meegenomen moeten worden.
8. Het hof oordeelt voorshands dat een herfinanciering van zorgvastgoed - waarbij een bestaande lening vervroegd wordt afgelost met de inkomsten van een nieuw afgesloten lening - in beginsel neutraal is voor de hier te beantwoorden vragen. Aannemelijk lijkt dat zo’n herfinanciering plaatsvindt als dat gunstig is voor de lener. Aan de deskundige zal daarom worden gevraagd de herfinanciering van de lening voor de Klinkenberg in 2003 op te nemen in zijn model, zoals Woonzorg bepleit (nr. 4.7.4. AMnD). Daarbij moet aan de orde komen het argument van Vilente dat Woonzorg de restschuld niet aannemelijk heeft gemaakt (nr. 64 MnD).