ECLI:NL:GHARL:2018:10967

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
200.233.060
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en duurzame ontwrichting van het huwelijk

In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen een man en een vrouw die in gemeenschap van goederen met elkaar zijn gehuwd. De man heeft op 13 maart 2017 verzocht om echtscheiding, terwijl de vrouw dit verzoek heeft betwist. De rechtbank Gelderland heeft op 14 november 2017 de echtscheiding uitgesproken, waarna de vrouw in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft de feiten en het verloop van de procedure in eerste aanleg in overweging genomen. De man heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, terwijl de vrouw dit betwist en aangeeft nog steeds van de man te houden. Het hof heeft de verklaringen van beide partijen gehoord en is van oordeel dat de man voldoende heeft aangetoond dat er geen uitzicht is op herstel van de echtelijke verhoudingen. De vrouw heeft geprobeerd aan te tonen dat er nog steeds een relatie is, maar het hof oordeelt dat de man niet meer van de vrouw houdt en dat er geen gezamenlijk huishouden meer is. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, waarbij de echtscheiding is uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.233.060
(zaaknummer rechtbank Gelderland 317167)
beschikking van 18 december 2018
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. B.J. Stuiver te Tiel,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats] , [gemeente] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M. de Mare te Maurik, gemeente Buren.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 14 november 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie, ingekomen op 8 februari 2018;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. De Mare van 2 november 2018 met producties;
- een faxbericht van mr. Stuiver van 22 november 2018 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 22 november 2018 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn op [trouwdag] te [plaats] in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
3.2
Uit hun huwelijk is op 27 december 2005 te [geboorteplaats] [kind] geboren. De minderjarige is met ingang van 28 december 2005 onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst.
Bij beschikking van 19 mei 2010 heeft de rechtbank Gelderland vastgesteld dat de ouders wegens curatele onbevoegd zijn om het ouderlijk gezag over de minderjarige uit te oefenen en heeft de rechtbank de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland, die de uitvoering heeft opgedragen aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Reclassering, tot voogdes benoemd.
3.3
Bij beschikking van 31 juli 2015 heeft de rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, verstaan dat de ondercuratelestelling van de man is opgeheven en heeft de rechtbank wegens verkwisting een bewind ingesteld over de goederen van de man en een bewindvoerder benoemd.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 13 maart 2017, heeft de man verzocht tussen partijen echtscheiding uit te spreken en te bepalen dat hij de huurder zal zijn van de woning aan de [adres] te [woonplaats] , [gemeente] .
3.5
Bij verweerschrift, ingekomen bij de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 4 juli 2017, heeft de vrouw verzocht het verzoek tot echtscheiding van de man af te wijzen.
3.6
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat de man huurder zal zijn van de woning aan de [adres] te Boven-Leeuwen, [gemeente] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil of het huwelijk tussen hen duurzaam is ontwricht en of op grond daarvan de echtscheiding tussen hen kan worden uitgesproken.
4.2
De vrouw is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 november 2017. De vrouw verzoekt het hof het verzoek van de man tot echtscheiding alsnog af te wijzen en de bestreden beschikking te vernietigen, subsidiair een mondelinge behandeling te bepalen teneinde de standpunten over en weer nader toe te lichten, vooropgesteld dat de man persisteert bij zijn proceshouding in eerste aanleg.
4.3
De man voert verweer. De man verzoekt het hof bij beschikking het verzoek van de vrouw in hoger beroep af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek wordt echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten uitgesproken indien het huwelijk duurzaam is ontwricht.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat een huwelijk duurzaam is ontwricht indien de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden, zonder dat er uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen.
5.2
De man stelt dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht. Hij heeft ook afgelopen maanden telkens tegen de vrouw herhaald dat hij niet meer van haar houdt en dat geen sprake meer is van een liefdesrelatie. Hij voelt geen genegenheid meer voor de vrouw. Het contact dat partijen af en toe hebben betreft louter vriendschappelijk contact.
Hij heeft al sinds 2015 een eigen woning in [woonplaats] en de vrouw heeft haar woning in [woonplaats] . De man heeft sinds enige tijd een vriendin. Toen de man en de vrouw nog samen waren was er altijd sprake van ruzie en wederzijdse verwijten. Nadat hij uit de woning was vertrokken hebben de vrouw en hij nog wel contact gehouden in verband met de dochter van partijen die zij samen eenmaal in de vier weken opzoeken in het pleeggezin. Hij ziet de vrouw ook als hij eenmaal per week op bezoek gaat bij zijn zus in [woonplaats] waar de vrouw dan ook is. Hij is onlangs wel een paar dagen bij de vrouw geweest om bij te komen van een operatie maar dat was een uitzonderingsgeval en niet kenmerkend voor hoe de verhoudingen tussen partijen verder zijn. Hij heeft behoefte aan rust en verblijft graag in zijn eigen woning. Er liggen beslist geen financiële motieven ten grondslag aan zijn wens te gaan scheiden. Er is geen sprake van een gezamenlijk huishouden. Partijen presenteren zich niet meer als echtpaar. Er is al lange tijd geen sprake meer van echtelijke verhoudingen. Om opnieuw met de vrouw te moeten samenleven zou ondraaglijk voor hem zijn. Er is geen enkel uitzicht op herstel van de echtelijke verhoudingen, aldus de man.
5.3
De vrouw betwist dat het huwelijk duurzaam ontwricht zou zijn zoals de man stelt.
Zij houdt nog steeds van de man. Hoewel de man elders woont brengen zij nog steeds veel tijd samen door en is er feitelijk niets vervelends voorgevallen tussen hen. De man is niet wegens huwelijksmoeilijkheden zelfstandig gaan wonen maar had beredeneerd dat gescheiden wonen in de financiële situatie van partijen verbetering zou brengen. De man komt iedere dag bij haar om zijn warme maaltijd te nuttigen. Ook in de periode dat hij officieel in [woonplaats] woonde verbleef hij dagelijks bij haar in [woonplaats] . Gescheiden huishoudingen zijn er dan ook helemaal niet. Wat de man bij de rechtbank heeft gezegd staat haaks op zijn gedrag daarbuiten en in de feitelijke relatie die hij met haar heeft. Zij treden ook in het sociale verkeer naar kennissen en familie op als een echtpaar. Zij vraagt zich af of echtscheiding wel is wat de man wil. Er is twijfel bij haar gerezen. Er zou op zijn minst nog een poging tot verzoening gedaan moeten worden, aldus de vrouw.
5.4
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de man tot echtscheiding dient te worden toegewezen. Het hof verwijst daartoe naar de motivering van de rechtbank in de bestreden beschikking, neemt deze na eigen onderzoek over en maakt deze tot de zijne en voegt daaraan nog het volgende toe.
De man heeft ter mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat hij niet meer van de vrouw houdt en dat hij haar niet meer als zijn echtgenote ziet. Niet is gebleken dat aan deze verklaring de wil van de man ontbreekt. Het hof acht het aannemelijk dat partijen niet langer met elkaar samenwonen en een gezamenlijk huishouden voeren. Dat de man en de vrouw nog contact hebben wil niet zeggen dat nog sprake is van echtelijke verhoudingen of dat er nog uitzicht bestaat op herstel daarvan. Nu de man bij herhaling over een langere periode heeft verklaard dat hij niet meer van de vrouw houdt, en niet meer verder wil met de vrouw als zijn echtgenote, is voldoende komen vast te staan dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en dat het verzoek van de man tot echtscheiding kan worden toegewezen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover het de bij die beschikking uitgesproken echtscheiding betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
14 november 2017, voor zover het de uitgesproken echtscheiding betreft.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. Stolwerk, A. Smeeïng-van Hees en J.H. Lieber, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 18 december 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.