In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder voor [onderbewindgestelde]. De verzoeker, die een broer is van [onderbewindgestelde], heeft in hoger beroep gegriefd tegen de eerdere beschikking van de kantonrechter van 10 maart 2017, waarin AV Inkomensbeheer als bewindvoerder was benoemd. De verzoeker stelt dat hij zelf als bewindvoerder moet worden benoemd, omdat hij al jarenlang het vermogen van [onderbewindgestelde] beheert en de voorkeur van de familie is om het beheer in eigen handen te houden. Het Openbaar Ministerie en Stichting Abrona, die ook betrokken zijn bij de zorg voor [onderbewindgestelde], hebben verweer gevoerd en pleiten voor de continuïteit van het huidige beheer door AV Inkomensbeheer.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de betrokkenheid van de familie en de zorgen over de financiële ruimte van [onderbewindgestelde]. Het hof oordeelt dat de benoeming van een onafhankelijke derde tot bewindvoerder, in dit geval AV Inkomensbeheer, in het belang van [onderbewindgestelde] is. De betrokkenheid van de familie heeft geleid tot spanningen en het hof acht het ongewenst dat verzoeker, die al jarenlang ontevreden is over de samenwerking met Abrona, tot bewindvoerder wordt benoemd. De beslissing van de kantonrechter om af te wijken van de wettelijke voorkeursregel wordt door het hof bekrachtigd, omdat de continuïteit van het financieel beheer beter gewaarborgd is met een onafhankelijke derde.
De beschikking van de kantonrechter wordt bekrachtigd, en het hof verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, waarbij de rechters zijn bijgestaan door de griffier.