Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 16 april 2017 om 12:42 uur op de Graadt van Roggeweg, ter hoogte van perceel 49, bij tramhalte, te Utrecht met het voertuig met het kenteken [00-YYY-00] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de kantonrechter ten onrechte voorbij is gegaan aan het ter zitting gevoerde verweer dat van het verkeerslicht links werd gedacht dat het voor links afslaand verkeer bestemd was. Het is onbegrijpelijk voor de gemachtigde dat de kantonrechter uit zwart-wit foto's kan opmaken dat er rood licht wordt uitgestraald. Daarnaast is het onbegrijpelijk dat de kantonrechter stelt dat bij het verkeerslicht rechts schijnsel van het rode licht zichtbaar is, terwijl dit alleen op de eerste foto zichtbaar is en niet op de tweede foto. Het is daarom meer aannemelijk dat het schijnsel afkomstig is van reflectie van de zon. De gemachtigde betwist verder dat de gedraging is verricht. Het verkeerslicht rechts functioneerde niet als driekleurig verkeerslicht. Op de foto is dit niet te zien doordat het verkeerslicht verscholen is achter een lantaarnpaal. Het zicht op het verkeerslicht links was ontnomen door het voertuig op de linkerrijbaan met kenteken [00-YY-YY] en door de zijdelingse afscherming door over de lampen aangebrachte kappen. De gemachtigde stelt zich verder op het standpunt dat de installatie niet is geijkt of anderszins niet deugt. Nu het ijkrapport ontbreekt, is er geen bewijs voor het verrichten van de gedraging.
De stelling van de advocaat-generaal dat de elektronische gegevens in de databalk onder de foto's alleen worden weergegeven als het betreffende verkeerslicht daadwerkelijk op rood staat, wordt niet nader onderbouwd. Het is onjuist dat een lusdetectie afschakelt als de rode lamp van het verkeerslicht defect is. Bovendien kan het ook zo zijn geweest dat een grappenmaker het rode licht heeft afgedekt, of dat dit door een andere oorzaak, bijvoorbeeld vervuiling, niet (goed) zichtbaar is geweest. Tot slot voert de gemachtigde aan dat hij ernstig in zijn rechten op het voeren van verweer en op een inhoudelijke beoordeling door een hogere rechter is geschaad, nu drie instanties verschillende standpunten hebben ingenomen. Ook daarom zou het hoger beroep gegrond moeten worden geacht.
3. De advocaat-generaal voert onder meer aan dat op basis van de gegevens in de databalk alleen al kan worden vastgesteld dat het verkeerslicht ten tijde van de gedraging rood licht uitstraalde omdat de elektronische gegevens in de databalk onder de foto alleen worden aangegeven als het betreffende verkeerslicht daadwerkelijk op rood staat. De advocaat-generaal heeft hierover navraag gedaan bij [E] , technisch adviseur verkeershandhavingsmiddelen. Hij heeft het volgende verklaard: “Het verkeerslicht was ten tijde van de gedraging niet defect. Dit is gecontroleerd bij en door de wegbeheerder. Ook is de uitstraling van het rode licht van de VRI (verkeersregelinstallatie) bij het rechter verkeerslicht op de foto nog zichtbaar. In Utrecht is verder sprake van zogenoemde roodlicht bewaking: als een rode lamp stuk is en er geen tweede rode lamp, voor diezelfde rijrichting, aanwezig én/of heel, dan gaat de installatie op geel knipperen. Dus het kan sowieso niet zo zijn geweest dat betrokkene géén rood heeft gezien. Met andere woorden: Het verkeerslicht functioneerde correct ten tijde van de gedraging. Indien er geen rode lamp zou branden, worden er geen foto's gemaakt. De verkeerslichten worden optisch uitgelezen, dus niet met een signaal dat via bekabeling al dan niet binnen komt. Dat wil zeggen dat een camera naar de lampen uit de VRI "kijkt" en deze uitleest. Dus als er geen rood licht zichtbaar is, reageert de flitspaal niet.”
4. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“De overtreding is met roodlichtapparatuur geautomatiseerd op twee digitale foto's vastgelegd.
Foto 1: het betreffende voertuig activeert de radardetectie of de lus achter de stopstreep van het rode verkeerlicht. Op het moment van constatering brandde het rode licht reeds 0,5 seconden.
Foto 2: circa een seconde later. Op foto 2 is duidelijk te zien dat het voertuig verder is gereden.
De overtreding werd geautomatiseerd vastgelegd door middel van goedgekeurde radarapparatuur welke is gemonteerd in een flitspaal.”
6. Het dossier bevat twee foto's van de gedraging. Uit de databalk onder de foto's blijkt dat deze zijn gemaakt op de onder 1. genoemde datum, tijd en plaats. Op de eerste foto is te zien dat het voertuig van de betrokkene de stopstreep passeert. Op de tweede foto is te zien dat het voertuig het verkeerslicht is gepasseerd. Het voertuig van de betrokkene bevindt zich op de rechterrijbaan. Het verkeerslicht links, met een pijl voor rechtdoor, straalt rood licht uit. Op de foto's is het verkeerslicht rechts grotendeels verscholen achter een lantaarnpaal met verkeersborden. In de databalk is vermeld dat het verkeerslicht 0,5 seconden rood licht uitstraalde op het moment dat de eerste foto werd genomen en 1,4 seconden op het moment dat de tweede foto werd genomen. Daarvoor had het verkeerslicht 3,1 seconden geel licht uitgestraald.
7. Het hof is van oordeel dat op basis van de verklaring van de verbalisant en de foto's van de gedraging, kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Dat op de foto niet (duidelijk) zichtbaar is dat het verkeerslicht rechts rood licht uitstraalt, doet daar niet aan af. De elektronisch gegevens in de databalk worden, zoals [E] ook heeft bevestigd, alleen weergegeven als het betreffende verkeerslicht op rood staat. Op basis van de gegevens in de databalk alleen kan al worden vastgesteld dat het verkeerslicht ten tijde van de gedraging rood licht uitstraalde (vgl. de arresten van het hof van 13 september 2016 ECLINL:GHARL:2016:7306).
8. De verbalisant heeft verklaard dat de meting geautomatiseerd werd vastgelegd door middel van goedgekeurde radarapparatuur welke is gemonteerd in een flitspaal. Dat het dossier niet het ijkrapport zou bevatten, zoals de betrokkene stelt, geeft het hof geen reden hieraan te twijfelen. Niet vereist is dat het ijkrapport deel uitmaakt van het dossier. Overigens stelt het hof vast dat het dossier wel het ijkrapport bevat. Hieruit volgt dat de radarsnelheidsmeter op 15 september 2016 is onderzocht en is geconstateerd dat deze voldeed aan de Concept voorschriften meetmiddelen politie.
9. Voor zover de bestuurder heeft gemist dat het verkeerslicht rood licht uitstraalde, is dit een omstandigheid waarvan de gevolgen voor rekening van de betrokkene komen. De enkele suggestie dat een grappenmaker het rode licht kan hebben afgedekt of door een andere oorzaak, bijvoorbeeld vervuiling, het rode licht niet zichtbaar was, geeft het hof geen aanleiding aan te nemen dat het zicht op het verkeerslicht was ontnomen en dat de bestuurder geen verwijt kan worden gemaakt. Dat het zicht op het verkeerslicht links was ontnomen, zoals de gemachtigde van de betrokkene stelt, is evenmin aannemelijk geworden.
10. Het hof verwerpt het verweer van de gemachtigde dat hij in zijn verdedigingsbelangen is geschaad. Uit het administratief beroepschrift blijkt dat het voor de gemachtigde van meet af aan duidelijk was tegen welke gedraging hij zich diende te verdedigen. Daarnaast heeft de gemachtigde de mogelijkheid gekregen op de gedurende de procedure ingenomen standpunten te reageren. Dat hij pas in hoger beroep op bepaalde standpunten heeft kunnen reageren, doet hier niet aan af.
11. De beslissing van de kantonrechter dient overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de Wahv met redenen te zijn omkleed. De wet stelt geen nadere eisen aan de motivering en dus ook niet de eis dat op alle argumenten van de betrokkene expliciet en uitgebreid dient te worden gereageerd. Naar het oordeel van het hof is van een gebrekkige motivering geen sprake. Het hof merkt hierbij op dat de kantonrechter, anders dan de betrokkene meent, de beschikking had over kleurenfoto's.
12. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek om vergoeding van kosten afwijzen.