In deze zaak hebben de ouders van een minderjarige, die door zelfdoding is overleden, een klaagschrift ingediend op basis van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. De klacht richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen de minderjarige beklaagden die een naaktfoto van hun zoon hebben verspreid. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft de zaak op 30 november 2018 in raadkamer behandeld. Tijdens deze behandeling zijn de klagers, hun gemachtigde, en enkele beklaagden en hun gemachtigden gehoord. De advocaat-generaal concludeerde tot ongegrondverklaring van de klacht.
Het hof heeft vastgesteld dat de beklaagden minderjarig zijn en dat twee van hen civielrechtelijk uit huis zijn geplaatst. Het onderzoek heeft aangetoond dat de verspreiding van de foto impulsief en onder leeftijdsgenoten heeft plaatsgevonden. De officier van justitie heeft besloten om de beklaagden niet te vervolgen, maar hen onder voorwaarden te laten. De klagers zijn van mening dat de beklaagden zich schuldig hebben gemaakt aan dood door schuld en het verspreiden van kinderporno.
Het hof heeft de ontvankelijkheid van de klagers beoordeeld en hen als belanghebbenden aangemerkt. Het hof oordeelt dat de dood van de minderjarige niet direct aan de beklaagden kan worden toegerekend, omdat het niet redelijkerwijs te voorzien was dat hun handelen tot de zelfdoding zou leiden. Het beklag ten aanzien van dood door schuld is ongegrond verklaard. Ten aanzien van het feit van het verspreiden van kinderporno heeft het hof geoordeeld dat de beklaagden [beklaagde 1] en [beklaagde 3] wel degelijk strafrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun handelen, terwijl de rol van [beklaagde 2] als summier wordt beschouwd. Het hof beveelt de officier van justitie om tegen [beklaagde 1] en [beklaagde 3] strafvervolging in te stellen, terwijl het beklag voor het overige wordt afgewezen.