ECLI:NL:GHARL:2018:10899

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
14 december 2018
Zaaknummer
K17/210844
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering inzake de verspreiding van een naaktfoto van een minderjarige en de zelfdoding van het slachtoffer

In deze zaak hebben de ouders van een minderjarige, die door zelfdoding is overleden, een klaagschrift ingediend op basis van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. De klacht richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen de minderjarige beklaagden die een naaktfoto van hun zoon hebben verspreid. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft de zaak op 30 november 2018 in raadkamer behandeld. Tijdens deze behandeling zijn de klagers, hun gemachtigde, en enkele beklaagden en hun gemachtigden gehoord. De advocaat-generaal concludeerde tot ongegrondverklaring van de klacht.

Het hof heeft vastgesteld dat de beklaagden minderjarig zijn en dat twee van hen civielrechtelijk uit huis zijn geplaatst. Het onderzoek heeft aangetoond dat de verspreiding van de foto impulsief en onder leeftijdsgenoten heeft plaatsgevonden. De officier van justitie heeft besloten om de beklaagden niet te vervolgen, maar hen onder voorwaarden te laten. De klagers zijn van mening dat de beklaagden zich schuldig hebben gemaakt aan dood door schuld en het verspreiden van kinderporno.

Het hof heeft de ontvankelijkheid van de klagers beoordeeld en hen als belanghebbenden aangemerkt. Het hof oordeelt dat de dood van de minderjarige niet direct aan de beklaagden kan worden toegerekend, omdat het niet redelijkerwijs te voorzien was dat hun handelen tot de zelfdoding zou leiden. Het beklag ten aanzien van dood door schuld is ongegrond verklaard. Ten aanzien van het feit van het verspreiden van kinderporno heeft het hof geoordeeld dat de beklaagden [beklaagde 1] en [beklaagde 3] wel degelijk strafrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun handelen, terwijl de rol van [beklaagde 2] als summier wordt beschouwd. Het hof beveelt de officier van justitie om tegen [beklaagde 1] en [beklaagde 3] strafvervolging in te stellen, terwijl het beklag voor het overige wordt afgewezen.

Uitspraak

K17/210844
Beschikking
inzake

[klager 1] ,

[klager 2] ,
domicilie kiezende ten kantore van hun gemachtigde,
klagers,
bijgestaan door mr. A.P. Drosten, advocaat te Enschede,
tegen

[beklaagde 1] ,

domicilie kiezende ten kantore van haar gemachtigde, bijgestaan door mr. J.A.A.M. Rupert, advocaat te Haaksbergen,
[beklaagde 2] ,
domicilie kiezende ten kantore van haar gemachtigde, bijgestaan door mr. A. Gerards, advocaat te Hengelo,
[beklaagde 3] ,
domicilie kiezende ten kantore van zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. L.J. Speijdel, advocaat te Enschede,
beklaagden.
Op 30 oktober 2017 is ter griffie van het hof een klaagschrift binnengekomen van klagers. Het klaagschrift richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland om tegen beklaagden geen strafvervolging in te stellen.
Het hof heeft kennisgenomen van het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland, het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal en de overige op deze zaak betrekking hebbende stukken.
Op 30 november 2018 is de zaak in raadkamer van dit hof behandeld. Bij de behandeling waren klagers en hun gemachtigde, beklaagde [beklaagde 2] en haar gemachtigde en beklaagde [beklaagde 3] en zijn gemachtigde, alsmede de advocaat-generaal aanwezig. Klagers en beklaagden zijn -buiten elkaars aanwezigheid- in raadkamer gehoord. Beklaagde [beklaagde 1] en haar gemachtigde zijn -met bericht van verhindering- niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft, in overeenstemming met het schriftelijk verslag, geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de klacht.

Het beklag

Klagers zijn van mening dat beklaagden zich schuldig hebben gemaakt aan de strafbare feiten ‘dood door schuld’ en ‘het verspreiden van kinderporno’ tussen 18 februari 2017 en 19 februari 2017 te Enschede.
De officier van justitie heeft de gemachtigde van klagers bij brief van 13 september 2017 meegedeeld dat beklaagden niet vervolgd zullen worden, omdat uit het door de politie verrichte onderzoek is gebleken dat de minderjarige beklaagden geen strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor de dood van [slachtoffer] kan worden verweten. Beklaagden hebben niet kunnen voorzien dat de verspreiding van de foto zou leiden tot de beslissing van [slachtoffer] om een einde te maken aan zijn leven. Het voorhanden hebben en/of verspreiden van een naaktfoto van een minderjarige is formeel een strafbaar feit. De officier van justitie heeft besloten beklaagden niet voor dat feit te vervolgen, maar ze op te roepen voor een officierszitting.
Aan deze beslissing heeft de officier van justitie de voorwaarde verbonden dat de beklaagden zich gedurende een proeftijd van twee jaren niet schuldig maken aan enig strafbaar feit.
De reden voor het voorwaardelijk sepot ten aanzien van beklaagden is gelegen in de volgende punten:
- beklaagden zijn minderjarig;
- twee van de beklaagden waren civielrechtelijk reeds uit huis geplaatst en hebben sinds het begin van het (politie)onderzoek huisarrest en een verbod om op social media te verkeren;
- het onderzoek heeft uitgewezen dat het in deze situatie is gegaan om een éénmalige verspreiding onder leeftijdsgenoten en dat dit op een impulsieve wijze is gebeurd;
- de officier van justitie is in gesprek gegaan met de beklaagden en zag dat zij nog steeds zeer aangedaan zijn door het gebeuren. Zij hebben spijt betuigd omtrent hun aandeel in het verdrietige voorval en hebben benadrukt dat zij deze gevolgen niet hebben voorzien en zeker niet hebben gewild.

De ontvankelijkheid van het beklag

Alvorens tot een inhoudelijke toetsing van het beklag te kunnen overgaan, dient het hof te beoordelen of klagers ontvankelijk zijn in het beklag.
Daarbij komt primair aan de orde de vraag of klagers kunnen worden beschouwd als rechtstreeks belanghebbenden in de zin van artikel 12, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan slechts degene die door het achterwege blijven van een strafvervolging getroffen is in een belang dat hem/haar bepaaldelijk aangaat, als zodanig worden aangemerkt.
In beginsel kunnen ook verwanten en nabestaanden als belanghebbenden worden aangemerkt. Het beklagrecht voor nabestaanden vindt uitsluitend erkenning bij delicten waarbij sprake is van een ernstige fysieke aantasting van de persoon van het slachtoffer, zoals levensberoving, mishandeling met dodelijk gevolg en verkrachting.
De zoon van klagers is op 19 februari 2017 overleden. Het beklag betreft de vermeende feiten dood door schuld en/of het verspreiden van kinderporno. Gezien de hiervoor genoemde voorwaarden is het hof van oordeel dat onder deze omstandigheden klagers als belanghebbenden kunnen worden beschouwd en ontvankelijk zijn in hun beklag.

De beoordeling van het beklag

Incident op 19 februari 2017
Op zondag 19 februari 2017 om 15.45 uur is een melding bij de politie binnen gekomen dat een jongen, later bleek [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), geboren op [geboortedag] 2002, van een flat zou zijn gevallen. Bij het arriveren van politieambtenaren waren ambulancemedewerkers reeds ter plaatse en bleek [slachtoffer] te zijn overleden.
De aanwezige politieambtenaren hebben van familieleden van [slachtoffer] te horen gekregen dat een verspreide naaktfoto van [slachtoffer] mogelijk een rol heeft gespeeld in de aanleiding tot de (vermoedelijke) zelfdoding.
Naar aanleiding van de (vermoedelijke) zelfdoding en het verspreiden van de naaktfoto is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld waarvan de onderzoeksresultaten zijn gevoegd in het thans bij het hof voorliggende dossier.
Onderzoek
Op 19 februari 2017 kwamen de namen van beklaagden naar voren; zij zouden de foto van [slachtoffer] hebben verspreid. In het onderzoek werden de telefoons van [slachtoffer] en beklaagden in beslag genomen en geanalyseerd.
Uit het onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] de desbetreffende naaktfoto zelf via Snapchat heeft verstuurd.
Overlijden [slachtoffer]
Door verbalisanten van het Team Forensische Opsporing werd gesteld dat [slachtoffer] niet op natuurlijke wijze is overleden en zich, door eigen toedoen, van het leven heeft beroofd door van de flat af te springen. Tijdens het onderzoek zijn geen feiten of omstandigheden bekend geworden die enig strafbaar feit of betrokkenheid van anderen, voorafgaande aan de dood, zouden doen vermoeden.
Telefoon [slachtoffer]
Door het Team Digitale Opsporing is de telefoon van [slachtoffer] onderzocht.
In de nacht van 18 februari op 19 februari tussen 23.48.47 uur en 00.02.14 uur heeft [slachtoffer] met beklaagde [beklaagde 3] gechat. [slachtoffer] vertelde via de chat dat zijn ouders niets wisten van de naaktfoto, maar zij hem zouden 'killen'. Ook geeft hij aan dat zijn vriendin boos is en vraagt hij aan [beklaagde 3] of hij snapt dat dit 'kanker moeilijk voor hem is'.
Op 19 februari 2017 vanaf 15.02 uur heeft [slachtoffer] met zijn vriendin [naam vriendin] gechat. [slachtoffer] zegt haar dat hij van haar gehouden heeft en dat hij nu moet gaan. Hij zegt 'Sorry voor alles'.
Om 15.19.27 uur is zijn laatste bericht aan haar: 'Ik doe internet uit dus je kan sturen wat je wil heeft geen nut'.
Om 15.33 uur appt [slachtoffer] naar [naam achternicht] , zijn achternicht, ' [naam achternicht] bel me nood'.
In de applicatie Notes iCloud werd een afscheidsbericht aangetroffen dat op 19 februari 2017 om 15.40 uur is opgeslagen. Hij schrijft onder andere dat hij dingen heeft gedaan en spijt er van heeft gekregen en hij dat niet had moeten doen.
Naaktfoto
Binnen het onderzoek is niets gebleken van vreemde kenmerken in de foto op grond waarvan verondersteld kan worden dat de foto gemanipuleerd zou zijn.
De verklaringen van klagers
Klagers zijn de ouders van de overleden [slachtoffer] . Klagers hebben, door tussenkomst van hun gemachtigde, in hun klaagschrift aangegeven van mening te zijn dat beklaagden strafrechtelijk vervolgd dienen te worden.
[beklaagde 3] zou volgens klagers op een zeker moment een nep-account hebben aangemaakt en zich hebben voorgedaan als een meisje. [beklaagde 3] zou via dit nep account contact hebben gehad met [slachtoffer] en er zouden foto's zijn uitgewisseld. Het gaat daarbij onder andere om een naaktfoto van [slachtoffer] waarop hij volledig herkenbaar te zien is. Op de foto is duidelijk een erectie zichtbaar. Via WhatsApp en Snapchat is de desbetreffende foto vervolgens verspreid door één of meer beklaagden. Nadat [slachtoffer] kennis had gekregen van het feit dat zijn foto werd verspreid, zou hij met beklaagden contact opgenomen hebben en hebben gesmeekt de foto te wissen c.q. van het internet te halen. De reactie was dat hij werd uitgelachen.
Een dag later hebben zij de foto op Instagram geplaatst. Klagers zijn van mening dat in dat opzicht niet meer kan worden gesproken van een impulsieve daad. Bij het plaatsen van de foto is [slachtoffer] getagd, zodat de foto zichtbaar werd voor iedereen waarmee [slachtoffer] een connectie had op internet.
Nadat dit [slachtoffer] ter ore is gekomen, zou hij meteen naar een flatgebouw in de straat waar hij woont zijn gegaan en is hij van de 15e verdieping naar beneden gesprongen.
Voor klagers staat vast dat het verspreiden van de foto een rol heeft gespeeld in de beslissing van [slachtoffer] om een einde te maken aan zijn leven. [slachtoffer] is immers direct na de ontdekking van de foto op Instagram tot uitvoering van de zelfdoding overgegaan en er was verder geen enkele reden waarom hij daartoe zou zijn overgegaan. [slachtoffer] was niet depressief.
Klagers zijn van mening dat beklaagden, anders dan de officier van justitie stelt, wel degelijk hebben kunnen voorzien dat verspreiding van de foto zou leiden tot de zelfdoding. Beklaagden hebben niet in een opwelling of onnadenkend gehandeld, maar in het bewustzijn van de mogelijke ernstige gevolgen. [slachtoffer] heeft hen gesmeekt op te houden met de verspreiding van de foto. In plaats daaraan gehoor te geven, hebben beklaagden er een nachtje over geslapen, en de volgende dag besloten de foto op Instagram te plaatsen en [slachtoffer] in het bericht getagd. Dit is een bewuste actie geweest om [slachtoffer] te krenken.
Gelet op het bovenstaande is geen sprake van een impulsieve verspreiding onder leeftijdsgenoten, maar van het bewust tonen van een compromitterende foto aan de hele wereld met het doel de betrokkene, te weten [slachtoffer] , te raken.
Er is sprake van digitale pesterij en waar het pesten van kinderen toe kan leiden is algemeen bekend.
De verklaringen van beklaagden
Beklaagde [beklaagde 1] is op 20 februari 2017 door de politie als verdachte gehoord. Zij heeft verklaard dat zij op 19 februari 2017 met [beklaagde 3] en [vriendin beklaagde 3] (een vriendin van [beklaagde 3] ) bij [vriendin beklaagde 3] thuis was. Zij heeft verklaard dat [beklaagde 3] toen tegen haar heeft gezegd dat hij een naaktfoto van [slachtoffer] had. [alias beklaagde 3] zou de foto van [slachtoffer] hebben gekregen en zij had de foto doorgestuurd in een groepsapp aan onder andere [beklaagde 3] . [alias beklaagde 3] zou de vriendin van [slachtoffer] zijn. [beklaagde 3] heeft de foto vervolgens naar [beklaagde 1] verstuurd via Whatsapp, nadat zij hem om de foto had gevraagd. [beklaagde 1] heeft verklaard dat zij dit gesprek met [beklaagde 3] , van [beklaagde 3] moest verwijderen, zodat er geen bewijs zou zijn dat [beklaagde 3] de foto naar haar had verstuurd, hetgeen zij heeft gedaan. [beklaagde 1] heeft verklaard dat dit allemaal rond 15.00 uur was. [beklaagde 1] vroeg vervolgens aan [beklaagde 3] en [vriendin beklaagde 3] of zij de foto op Instagram zou plaatsen. [beklaagde 3] reageerde hierop door 'Ja, bluf' te zeggen, waarna [beklaagde 1] de foto heeft geplaatst met de tekst 'geexpoosed'. [beklaagde 1] heeft verklaard dat zij [slachtoffer] in de foto heeft getagd. Kort nadat [beklaagde 1] de foto had geplaatst, zag zij dat veel personen op de foto reageerden en de foto hadden gedeeld. Binnen een paar minuten kreeg [beklaagde 1] een privé-bericht van [slachtoffer] of zij alsjeblieft de foto wilde verwijderen. [beklaagde 1] heeft verklaard dat zij vervolgens de foto heeft verwijderd. Ook [naam 1] , [naam achternicht] en [naam 2] vroegen of [beklaagde 1] de foto wilde verwijderen. Na ongeveer een kwartier, omstreeks 15.15 uur, heeft beklaagde de foto verwijderd. [beklaagde 1] zag dat beklaagde [beklaagde 2] eveneens de foto op haar Instagram account had gedeeld.
[beklaagde 1] heeft verklaard dat zij niet had nagedacht toen zij de foto plaatste en dat zij niet had gedacht dat [slachtoffer] zelfmoord zou plegen.
Beklaagde [beklaagde 2] is op 20 februari 2017 door de politie als verdachte gehoord.
[beklaagde 2] heeft verklaard dat zij op 19 februari 2017 omstreeks 12.00 uur een naaktfoto van [slachtoffer] zag op het Instagram-account van [beklaagde 1] . Beklaagde heeft hier een screenshot van gemaakt en heeft de foto, ongeveer een half uur later, op haar eigen Instagram geplaatst. Zij heeft [slachtoffer] in de foto getagd. [beklaagde 2] heeft 1300 volgers op Instagram. Beklaagde heeft verklaard dat zij de foto geplaatst had om [slachtoffer] een lesje te leren. Zij wilde [slachtoffer] duidelijk maken dat zulke foto's niet konden. Na ongeveer vijf tot tien minuten heeft zij de foto weer verwijderd, omdat zij zich besefte dat het niet aan haar was om [slachtoffer] uit te leggen dat het fout was.
Beklaagde [beklaagde 3] is op 21 februari 2017 door de politie als verdachte gehoord.
Beklaagde heeft verklaard dat hij de foto van [slachtoffer] op 18 februari 2017 in een groepsapp had ontvangen van een persoon met een nummer die hij niet kende. Hij had de naaktfoto via Snapchat doorgestuurd naar [vriendin beklaagde 3] met de vraag zij de foto door wilde sturen naar [naam achternicht] om er achter te komen of de foto echt was of gefotoshopt. Via [vriendin beklaagde 3] is de foto naar [naam achternicht] gestuurd. Om 20.00 uur heeft [naam achternicht] met [slachtoffer] gepraat om hem rustig te maken. [beklaagde 3] heeft verklaard dat hij op het moment van het doorsturen ruzie had met [slachtoffer] . Op 19 februari 2017 was [beklaagde 3] met [beklaagde 1] . Toen hij terug kwam van het toilet had zij zijn telefoon in zijn handen en had zij de foto van [slachtoffer] naar zichzelf verstuurd. Ook had zij het gesprek tussen hen verwijderd, omdat zij niet wilde dat iemand zag dat zij de foto naar zichzelf had gestuurd. Toen [beklaagde 1] zei dat zij de foto op Instagram wilde plaatsen, zei [beklaagde 3] dat zij dat niet moest doen en vroeg hij of zij het leven een kind van 14 jaar wilde verpesten. [beklaagde 1] heeft de foto vervolgens wel geplaatst. Nadat [slachtoffer] had gevraagd of zij de foto wilde verwijderen, heeft zij de foto verwijderd. [beklaagde 3] heeft verklaard dat hij zag dat [beklaagde 2] ook de foto had gedeeld en dat de foto er tot ongeveer 17.00 uur op heeft gestaan. Verschillende personen hebben [beklaagde 1] vervolgens boos een bericht gestuurd. Nadat [slachtoffer] ook een bericht had gestuurd naar [beklaagde 1] , heeft zij de foto verwijderd. Dit was rond 15.00 uur.
Nadat verbalisanten [beklaagde 3] hebben confronteerde met de verklaring van [beklaagde 1] , heeft hij verklaard dat hij zelf de foto via Whatsapp naar [beklaagde 1] heeft verstuurd.
Beklaagde [beklaagde 3] is op 9 maart 2017 nogmaals door de politie als verdachte gehoord. Verbalisanten hebben [beklaagde 3] tijdens dit verhoor de resultaten van het onderzoek van zijn telefoon medegedeeld. Verbalisanten hebben [beklaagde 3] voorgehouden dat uit het onderzoek is gebleken dat het Snapchataccount [accountnaam] is gekoppeld aan het e-mailadres van [beklaagde 3] . Na enige tijd heeft [beklaagde 3] verklaard dat hij het Snapchataccount onder de naam [alias beklaagde 3] al best lang had. [slachtoffer] had de naaktfoto vrijwillig naar dit account verstuurd. [slachtoffer] wist niet dat [beklaagde 3] zich daarbij voordeed als [alias beklaagde 3] .

Oordeel van het hof

Het oordeel van het hof ten aanzien van het feit 'dood door schuld'
Het hof is van oordeel dat het beklag ten aanzien van dit feit ongegrond is en overweegt daartoe als volgt. Voor schuld als bedoeld in artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht moet sprake zijn van een min of meer grove of aanmerkelijke schuld/ aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid. Onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van schuld te kunnen komen. Voor een bewezenverklaring van schuld is voorts van belang dat de verdachte moest kunnen voorzien dat bepaald gedrag, bestaande uit handelen of nalaten onvoorzichtig zou zijn en tot bepaalde gevolgen zou kunnen leiden.
Naar het oordeel van het hof is er wel sprake van dat beklaagden moesten kunnen voorzien dat hun handelen onvoorzichtig was. Maar het hof is ook van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat zij moesten kunnen voorzien dat de dood van [slachtoffer] daarvan het gevolg zou kunnen zijn. De dood van [slachtoffer] is een te ver verwijderd en redelijkerwijs niet te voorzien gevolg van het handelen van beklaagden, zodat hen dit mogelijke gevolg naar het oordeel van het hof niet kan worden toegerekend. Het hof verwacht derhalve niet dat een later oordelende strafrechter op basis van het huidige dossier tot een veroordeling van beklaagden ter zake van het in artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht neergelegde strafbare feit zal kunnen komen.
Het hof zal het beklag ten aanzien dit feit en ten aanzien van alle beklaagden ongegrond verklaren.
Het oordeel van het hof ten aanzien van het feit 'verspreiden van kinderporno'
Ten aanzien van beklaagde [beklaagde 2]
Het is van oordeel dat het beklag ten aanzien van beklaagde [beklaagde 2] ongegrond is en overweegt daartoe als volgt.
Beklaagde [beklaagde 2] heeft verklaard dat zij de naaktfoto van [slachtoffer] voor de eerste keer heeft gezien, nadat beklaagde [beklaagde 1] de foto op haar Instagram account had geplaatst. [beklaagde 2] heeft vervolgens van het bericht van [beklaagde 1] een screenshot gemaakt en deze screenshot, waarop ook de desbetreffende foto van [slachtoffer] te zien was, op haar Instagram account geplaatst. Naar eigen zeggen heeft zij de foto na ongeveer vijf tot tien minuten weer verwijderd. Gezien de (relatief summiere) rol van [beklaagde 2] in het geheel, is het hof van oordeel dat het beklag ten aanzien van haar ongegrond verklaard dient te worden. [beklaagde 2] heeft de foto op een later tijdstip dan [beklaagde 1] geplaatst. Dit was op een moment dat de foto van [slachtoffer] al op social media was verspreid en feitelijk het kwaad al was geschied. Ook heeft zij korte tijd later de foto op eigen initiatief weer verwijderd. Gezien haar (summiere) rol in het geheel, haar jonge leeftijd en een reactie van het openbaar ministerie niet geheel is uitgebleven, acht het hof het niet opportuun om de strafvervolging van [beklaagde 2] te bevelen. Door het voorwaardelijk sepot is aan [beklaagde 2] immers de waarschuwing afgegeven dat haar gedrag strafbaar is en is aan haar de voorwaarde opgelegd dat zij gedurende twee jaren niet opnieuw tot het plegen van strafbare feiten dient over te gaan. Indien [beklaagde 2] zich niet aan deze voorwaarde houdt, kan zij alsnog voor onderhavige zaak worden vervolgd.
Ten aanzien van beklaagde [beklaagde 3]
Het hof is van oordeel dat het beklag ten aanzien van [beklaagde 3] gegrond is en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier is gebleken dat [beklaagde 3] een Snapchat account onder een valse meisjesnaam heeft aangemaakt en via dit account contact heeft gehad met [slachtoffer] . Toen [slachtoffer] een naaktfoto naar [beklaagde 3] -in diens hoedanigheid van [alias beklaagde 3] - had verstuurd, heeft [beklaagde 3] de foto naar een persoon doorgestuurd. Diezelfde avond heeft hij met [slachtoffer] over de foto gesproken en niet verteld dat hij [alias beklaagde 3] is en de desbetreffende foto had verspreid. [slachtoffer] gaf hem daarbij te kennen dat indien zijn ouders van de foto zouden komen te weten, zij hem zouden 'killen'. Ook zegt [slachtoffer] tegen [beklaagde 3] : 'Je snapt dat dit kanker moeilijk is toch?', waarop [beklaagde 3] met 'Ja' antwoordt. Ondanks deze informatie heeft [beklaagde 3] de foto de volgende dag opnieuw verspreid. Ditmaal heeft hij de foto naar [beklaagde 1] verstuurd. Zij heeft de foto vervolgens op haar Instagram account geplaatst.
Uit dit handelen blijkt naar het oordeel van het hof dat [beklaagde 3] niet heeft gehandeld in een opwelling. Hij heeft in een tijdsbestek van één dag de foto meerdere malen bewust verspreid, en dit alles nadat hij de foto bij [slachtoffer] had ontfutseld door het gebruik van een nep account met de naam ' [alias beklaagde 3] '. Het hof acht deze handelwijze van [beklaagde 3] kwalijk. Het hof is van oordeel dat [beklaagde 3] in dit tijdsbestek tot inkeer had moeten komen en de foto niet meerdere malen had moeten verspreiden. Dit temeer nu uit het gesprek dat heeft plaatsgevonden tussen [beklaagde 3] en [slachtoffer] blijkt dat [slachtoffer] het zeer moeilijk had met de omstandigheid dat er een naaktfoto van hem was verspreid en hij [beklaagde 3] hier ook van op de hoogte had gesteld. Gezien deze omstandigheden is het hof van oordeel dat een voorwaardelijk sepot geen recht doet aan de ernst van het feit. Het hof daarbij eveneens de ernst van de gevolgen in ogenschouw genomen.
Ten aanzien van beklaagde [beklaagde 1]
Het hof is van oordeel dat het beklag ten aanzien van [beklaagde 1] gegrond is en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier is gebleken dat [beklaagde 3] de naaktfoto van [slachtoffer] naar [beklaagde 1] heeft verstuurd, nadat zij hem om deze foto had gevraagd. [beklaagde 1] heeft vervolgens, in het bijzijn van onder andere [beklaagde 3] , de foto op haar Instagram account geplaatst. [beklaagde 1] is de eerste persoon geweest die de naaktfoto van [slachtoffer] op social media heeft geplaatst en daarmee heeft verspreid. Zij heeft [slachtoffer] in deze foto getagd, zodat de foto niet alleen zichtbaar werd voor de contactpersonen op de Instagram van [beklaagde 1] , maar ook zichtbaar werd voor de contactpersonen op de Instagram van [slachtoffer] zelf. Door deze handeling heeft zij zich naar het oordeel van het hof schuldig gemaakt aan het verspreiden van kinderporno.
Pas nadat vier personen, waaronder [slachtoffer] zelf, persoonlijk door middel van een privé bericht, aan haar hadden gevraagd om de foto de verwijderen, heeft zij uiteindelijk de foto na een kwartier van haar pagina verwijderd. Gezien deze omstandigheden is het hof van oordeel dat een voorwaardelijk sepot geen recht doet aan de ernst van het feit. Het hof heeft daarbij eveneens de ernst van de gevolgen in ogenschouw genomen.
Uit het voorgaande volgt dat het beklag (deels) gegrond is. Er wordt beslist als volgt.

Beslissing

Het hof:
Beveelt dat door de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland een strafvervolging tegen
[beklaagde 1] en [beklaagde 3]zal worden ingesteld ter zake van het misdrijf dan wel de misdrijven omschreven in de artikelen 240a en/of 240b en/of 261 en/of 262 en/of 266 van het Wetboek van Strafrecht;
Wijst het beklag voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Mintjes, voorzitter,
mr. A. van Maanen en mr. A.W.M. Elders, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.C. Peters, griffier,
op 13 december 2018 en ondertekend door de voorzitter en de griffier.