ECLI:NL:GHARL:2018:10877

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
WAHV 200.190.883
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Kuiper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens appelverbod en gebrek aan proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene, vertegenwoordigd door [A], niet-ontvankelijk verklaard. De betrokkene had hoger beroep ingesteld en verzocht om een proceskostenvergoeding. De advocaat-generaal diende een verweerschrift in en [A] heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.

Het hof heeft beoordeeld of het appelverbod, zoals vastgelegd in artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, buiten toepassing kon worden gelaten. Dit kan alleen als de sanctie hoger is dan € 70,- of als de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet tijdig stellen van zekerheid. Geen van deze situaties was hier van toepassing. [A] stelde dat hij niet de gelegenheid had gekregen om op een vervolgzitting te reageren op vermeende gebreken in de machtiging, wat volgens hem een schending van het recht op toegang tot de rechter zou zijn.

Het hof concludeerde echter dat [A] en/of de betrokkene toegang tot de rechter had en dat er geen aanleiding was om het appelverbod buiten toepassing te laten. Het verzoek om een proceskostenvergoeding werd afgewezen. Het hof verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek tot vergoeding van kosten af. Deze beslissing werd genomen in het licht van de vaststelling dat de kantonrechter de zaak op een openbare zitting had behandeld en dat [A] niet was verschenen, waardoor hij niet in de gelegenheid was gesteld zijn standpunt naar voren te brengen.

Uitspraak

WAHV 200.190.883
13 december 2018
CJIB 186876551
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 29 april 2016
betreffende
[A] (hierna: [A] ),
kantoorhoudende te [B] ,
beweerdelijk optredend voor [betrokkene] (hierna: de betrokkene),
wonende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

[A] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
[A] heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft daarop gereageerd.

Beoordeling

1. Artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften bepaalt dat in twee situaties hoger beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter:
- wanneer de sanctie bij de beslissing van de kantonrechter hoger is dan € 70,-
- wanneer de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat geen (of niet op tijd) zekerheid is gesteld.
Van geen van deze situaties is hier sprake.
2. [A] stelt dat hij niet de gelegenheid heeft gekregen om op een vervolgzitting van de kantonrechter te reageren op de vermeende gebreken in de machtiging. Daardoor zou het recht op toegang tot de rechter als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zijn geschonden en dient het appelverbod buiten toepassing te worden gelaten.
3. Wanneer blijkt dat het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op toegang tot de rechter is geschonden en de betrokkene daar een beroep op doet, kan het wettelijk appelverbod buiten toepassing worden gelaten (vgl. het arrest van het hof van 12 juli 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2018:6402).
4. Het hof stelt vast dat [A] en/of de betrokkene toegang had tot de rechter en er derhalve geen aanleiding bestaat om het appelverbod buiten toepassing te laten.
De kantonrechter heeft het beroep op de openbare zitting van 30 maart 2016 behandeld. Voor deze zitting is [A] uitgenodigd, maar niet verschenen. Op die zitting heeft de kantonrechter - wat hier ook van zij - vastgesteld dat de overgelegde machtiging niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed en had [A] - mits hij was verschenen - daarover zijn standpunt naar voren kunnen brengen.
Uitgangspunt is weliswaar dat indien de behandeling ter zitting is aangehouden, een vervolgzitting dient plaats te vinden, maar het hof ziet in dit geval geen aanleiding gevolgen te verbinden aan de omstandigheid dat de kantonrechter dat heeft nagelaten. De enkele vaststelling van de kantonrechter dat het verzuim een geldige machtiging over te leggen niet was hersteld door het nogmaals overleggen van die machtiging, brengt niet mee dat de rechtens te erkennen belangen van [A] zijn geschaad door het niet houden van een vervolgzitting.
Het hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.
5. Gegeven deze beslissing wordt het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Kuiper als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.