ECLI:NL:GHARL:2018:10863

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
200.248.448
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van een bijzondere curator in een omgangszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Tijken, verzocht om een bijzondere curator aan te stellen ter behartiging van de belangen van haar minderjarige zoon, [naam minderjarige 2]. De moeder stelde dat er een belangenconflict was met de vader, die zich verzette tegen uitbreiding van de omgangsregeling. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de relevante feiten uiteengezet, waaronder eerdere beschikkingen van de rechtbank Overijssel en de gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling op 22 november 2018.

Het hof overweegt dat volgens artikel 1:250 BW een bijzondere curator kan worden benoemd wanneer de belangen van de met het gezag belaste ouder in strijd zijn met die van de minderjarige. De moeder betoogde dat de vader zich verzet tegen de uitbreiding van de omgangsregeling, terwijl [naam minderjarige 2] zelf meer contact met haar wenst. Het hof concludeert echter dat er geen wezenlijk conflict is aangetoond tussen de vader en de minderjarige, en dat de vader zijn verantwoordelijkheden nakomt. De moeder heeft niet kunnen aantonen dat de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk is in het belang van [naam minderjarige 2].

Uiteindelijk wijst het hof het verzoek van de moeder af, omdat er geen bewijs is van een wezenlijk conflict dat de benoeming van een bijzondere curator rechtvaardigt. De beslissing is genomen door de rechters A. Smeeïng-van Hees, J.H. Lieber en M.J. Stolwerk, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.248.448
(zaaknummer rechtbank Overijssel 219068)
beschikking van 13 december 2018
inzake het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ),
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Tijken te Oldenzaal,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende sub 1],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de vader,
en
[belanghebbende sub 2] ,
wonende te [woonplaats]
verder te noemen: de partner van de vader.

1.Het geding in de hoofdzaak in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in de hoofdzaak in eerste aanleg naar de twee beschikkingen van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 19 juli 2018, schriftelijk vastgelegd op 20 juli 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer en zaaknummer 217352.
2. Het geding in de hoofdzaak in hoger beroep
(zaaknummers 200.248.215 en 200.248.429)
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties in de zaak met nummer 200.248.215, tevens houdende
een verzoek tot benoeming van een bijzondere curator, ingekomen op 17 oktober 2018;
- een brief van de GI van 1 november 2018;
- een brief van de raad van 1 november 2018;
- een journaalbericht van mr. Tijken van 19 november 2018 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling ter zake van het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator heeft op 22 november 2018 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld van een persoonlijk begeleider,
[naam begeleider] . De vader en de partner van de vader zijn eveneens in persoon verschenen. Namens de GI is met bericht vooraf niemand verschenen. Ook namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is met bericht vooraf niemand verschenen.
2.3
Na de mondelinge behandeling is de minderjarige [naam minderjarige 2] uitgenodigd voor een kindgesprek op 3 december 2018. Bij “formulier bij kindgesprek”, door [naam minderjarige 2] ondertekend op 28 november 2018 en ingekomen bij het hof op 3 december 2018, heeft [naam minderjarige 2] aangekruist dat hij niet wil komen bij het hof maar heeft hij wel zijn mening met betrekking tot het verzoek gegeven.

3.De vaststaande feiten

3.1
De moeder is de ouder van:
- [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Het ouderlijk gezag over [naam minderjarige 1] werd tot [datum] uitgeoefend door de moeder. Sinds
[datum] is de GI voogd van [naam minderjarige 1] .
Het ouderlijk gezag over [naam minderjarige 2] werd tot [datum] uitgeoefend door de beide ouders en sinds [datum] alleen door de vader.
3.2
[naam minderjarige 2] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vader.
3.3
Bij -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking van [datum] (zaaknummer 200.248.429), schriftelijk vastgelegd op [datum] , heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op verzoek van de GI een omgangsregeling tussen de moeder en [naam minderjarige 2] vastgesteld.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de hoofdzaak is in geschil de omgangsregeling tussen de moeder en [naam minderjarige 2] .
4.2
De moeder verzoekt een bijzondere curator te benoemen ter behartiging van de belangen van [naam minderjarige 2] in die procedure.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) benoemt de rechter bij wie de zaak aanhangig is, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator om de minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen, wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen dan wel van de voogd of de beide voogden in strijd zijn met die van de minderjarige.
5.2
Uit de wetsgeschiedenis valt af te leiden dat het bij de herziening van dit wetsartikel in 1995 niet de bedoeling van de wetgever is geweest algemene opvoedingsproblemen met de hulp van een bijzondere curator tot een oplossing te brengen. Beoogd is te voorzien in de mogelijkheid van benoeming van een bijzondere curator wanneer met betrekking tot de verzorging en opvoeding een wezenlijk conflict is ontstaan tussen de minderjarige en degene die als wettelijke vertegenwoordiger met zijn verzorging en opvoeding is belast (vgl. Hoge Raad 4 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR4850). Blijkens de wetsgeschiedenis treedt de bijzondere curator slechts ter oplossing van een bepaald concreet probleem ten behoeve van de minderjarige op, en niet, zoals een mentor, in het algemeen ter behartiging van de immateriële belangen van een minderjarige. Bij de beantwoording van de vraag of benoeming van een bijzondere curator is aangewezen, zal het belang van de minderjarige de eerste overweging voor de rechter moeten vormen. De rechter heeft bij de beantwoording van de vraag of een bijzondere curator nodig is, een grote mate van beoordelingsvrijheid.
5.3
De moeder stelt dat zich in onderhavige kwestie een belangenstrijd voordoet omdat de vader zich verweert tegen haar verzoek tot uitbreiding van de omgangsregeling. [naam minderjarige 2] heeft het naar zijn zin als hij bij haar is, geniet van het contact met haar en wil zelf ook graag meer contact met haar. De vader en zij communiceren onderling zeer moeizaam en zij kunnen onderling geen beslissing nemen over uitbreiding van de omgangsregeling. Er was sprake van begeleiding door de jeugdbeschermer maar die is nu komen te vervallen door de gezagsbeëindiging en doordat de GI geen verlenging van de ondertoezichtstelling zal vragen.
Een bijzondere curator heeft in dit geval meerwaarde omdat [naam minderjarige 2] zelf wil dat de omgangsregeling wordt uitgebreid en sprake is van een conflict hierover tussen zijn ouders, terwijl de bescherming van de belangen van [naam minderjarige 2] door de jeugdbeschermer zijn komen te vervallen, aldus de moeder.
5.4
Het hof stelt voorop dat uit artikel 1:250 BW volgt dat de rechter slechts tot benoeming van een bijzondere curator overgaat, indien de belangen van de met het gezag belaste ouder, in dit geval de vader, in strijd zijn met die van de minderjarige. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat sprake is van een wezenlijk conflict tussen [naam minderjarige 2] en de vader of dat de belangen van de vader in strijd zijn met de belangen van [naam minderjarige 2] . De vader heeft weliswaar verklaard dat hij het op dit moment niet verstandig vindt om de omgangsregeling uit te breiden omdat het op dit moment niet zo goed gaat met [naam minderjarige 2] en [naam minderjarige 2] het niet fijn vindt dat de moeder telkens tegen hem zegt dat zij uitbreiding van de omgangsregeling wil, maar dat is geen wezenlijk conflict tussen de minderjarige en degene die als wettelijke vertegenwoordiger met zijn verzorging en opvoeding is belast als bedoeld in voornoemde uitspraak van de Hoge Raad. Ook [naam minderjarige 2] heeft in het ‘formulier kindgesprek’ geschreven dat hij al met heel veel mensen heeft moeten praten en dat zijn ouders het ook zonder voogd via de mail kunnen regelen. Van bijzondere feiten en/of omstandigheden die meebrengen dat de benoeming van een bijzondere curator in deze zaak desalniettemin noodzakelijk is in het belang van [naam minderjarige 2] , is evenmin gebleken. De vader werkt mee aan de uitvoering van de omgangsregeling en komt ook de informatieplicht na. Onduidelijk is ten slotte wat de toegevoegde waarde van een bijzondere curator in dit geval zou zijn. Dit alles leidt tot het oordeel dat het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator moet worden afgewezen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen wijst het hof het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator af.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende op het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, J.H. Lieber en M.J. Stolwerk, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 13 december 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.