Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Tijken, verzocht om een bijzondere curator aan te stellen ter behartiging van de belangen van haar minderjarige zoon, [naam minderjarige 2]. De moeder stelde dat er een belangenconflict was met de vader, die zich verzette tegen uitbreiding van de omgangsregeling. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de relevante feiten uiteengezet, waaronder eerdere beschikkingen van de rechtbank Overijssel en de gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling op 22 november 2018.
Het hof overweegt dat volgens artikel 1:250 BW een bijzondere curator kan worden benoemd wanneer de belangen van de met het gezag belaste ouder in strijd zijn met die van de minderjarige. De moeder betoogde dat de vader zich verzet tegen de uitbreiding van de omgangsregeling, terwijl [naam minderjarige 2] zelf meer contact met haar wenst. Het hof concludeert echter dat er geen wezenlijk conflict is aangetoond tussen de vader en de minderjarige, en dat de vader zijn verantwoordelijkheden nakomt. De moeder heeft niet kunnen aantonen dat de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk is in het belang van [naam minderjarige 2].
Uiteindelijk wijst het hof het verzoek van de moeder af, omdat er geen bewijs is van een wezenlijk conflict dat de benoeming van een bijzondere curator rechtvaardigt. De beslissing is genomen door de rechters A. Smeeïng-van Hees, J.H. Lieber en M.J. Stolwerk, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.