Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 december 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de aftrekbaarheid van rente op leningen die door belanghebbende zijn aangegaan voor de eigen woning. De Inspecteur van de Belastingdienst had de verzoeken om ambtshalve vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2011, 2012 en 2013 afgewezen. Belanghebbende had in beroep bij de rechtbank Gelderland de uitspraak van de Inspecteur betwist, maar de rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond.
Belanghebbende heeft in 2006 een woning gekocht en een hypothecaire lening afgesloten. De Inspecteur heeft deze lening als eigenwoningschuld aangemerkt en de rente daarop als aftrekbare kosten geaccepteerd. Echter, belanghebbende heeft ook andere leningen aangevoerd die hij zou hebben gebruikt voor de eigen woning, maar de Inspecteur heeft deze niet als eigenwoningschuld erkend. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de leningen van zijn ouders en een bv als eigenwoningschuld kunnen worden aangemerkt. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering bij het aantonen van de bestemming van geleend geld in relatie tot de eigen woning. Het Hof concludeert dat de Inspecteur terecht alleen de hypothecaire lening als eigenwoningschuld heeft aangemerkt en dat de rente op de andere leningen niet aftrekbaar is. De beslissing van het Hof houdt in dat belanghebbende geen recht heeft op de door hem gevraagde aftrekken en dat de eerdere beslissingen van de Inspecteur worden bevestigd.