Uitspraak
[appellant],
SOOB,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende een premievordering van het Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en de Verhuur van Mobiele Kranen (SOOB) tegen H. Baas. Het hof heeft op 11 december 2018 uitspraak gedaan. De appellant, H. Baas, betoogde dat de premienota's over de jaren 2007 tot en met 2009 waren verjaard, omdat de inleidende dagvaarding pas op 19 februari 2016 was uitgebracht, wat later was dan de verjaringstermijn van vijf jaar na de datum van de relevante facturen. SOOB had echter een aanmaning verzonden op 28 december 2010, die de verjaring stuitte. Het hof oordeelde dat de dagvaarding tijdig was en dat het beroep op verjaring faalde.
Daarnaast werd de premienota over 2010 besproken. SOOB had geen eindnota verzonden omdat de appellant geen loongegevens op de juiste digitale wijze had aangeleverd. Het hof oordeelde dat het niet aanleveren van gegevens op de voorgeschreven wijze niet rechtvaardigde dat de ambtshalve nota's werden gehandhaafd. Het hof kwam tot de conclusie dat de appellant wel degelijk recht had op een lagere premie over 2010, maar dat de gevorderde rente en kosten wel toewijsbaar waren. Uiteindelijk werd de hoofdsom vastgesteld op € 6.256,45, met een totaalbedrag van € 7.708,85 inclusief rente en kosten.
Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de appellant om het vastgestelde bedrag aan SOOB te betalen, met wettelijke rente vanaf 9 februari 2016. De kosten van de procedure in hoger beroep werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten droeg.